gepubliceerd op 28 november 2001
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 oktober 2000, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, betreffende bloementeelt : bijkomend vakantiegeld, technische modaliteiten
24 OKTOBER 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 oktober 2000, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, betreffende bloementeelt : bijkomend vakantiegeld, technische modaliteiten (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 april 1991 tot toekenning van een bijkomend vakantiegeld aan de werklieden en werksters tewerkgesteld in de ondernemingen van de bloementeelt, algemeen verbindend verklaard bij het koninklijk besluit van 15 april 1992;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 9 oktober 2000, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, betreffende de bloementeelt : bijkomend vakantiegeld, technische modaliteiten.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 24 oktober 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Koninklijk besluit van 15 april 1992, Belgisch Staatsblad van 19 juni 1992.
Bijlage Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 9 oktober 2000 Bloementeelt : bijkomend vakantiegeld, technische modaliteiten (Overeenkomst geregistreerd op 14 november 2000 onder het nummer 55846/CO/145)
Artikel 1.Huidige collectieve arbeidsovereenkomst heeft tot doel enkele technische modaliteiten aan te brengen aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 april 1991 tot toekenning van een bijkomend vakantiegeld aan de werklieden en werksters tewerkgesteld in de ondernemingen van de bloementeelt, algemeen verbindend verklaard bij het koninklijk besluit van 15 april 1992 (Belgisch Staatsblad van 19 juni 1992).
Commentaar De sociale partners in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf hebben in de onderhandelingsronde 1999-2000 er voor geopteerd om de geldende bepalingen inzake de toekenning van een bijkomend vakantiegeld aan de werklieden en werksters onverkort en ongewijzigd te behouden.
Zij hebben ervoor gekozen om inzake de betaling van dit bijkomend vakantiegeld aan de werklieden en werksters een maximale rechtszekerheid te garanderen.
Vandaar dat, vanaf het betalingsjaar 2000, het bijkomend vakantiegeld uitbetaald wordt door het Waarborg- en Sociaal Fonds voor het tuinbouwbedrijf.
Huidige collectieve arbeidsovereenkomst heeft tot doel de continuïteit te garanderen inzake de betaling van het bijkomend vakantiegeld. Er worden, gelet op de betaling door het Waarborg- en Sociaal Fonds en rekening houdende met de gegevensinput die komt vanwege de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en met de wens van de sociale partners om zoveel mogelijk gebruik te maken van reeds bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid beschikbare informatie, uitsluitend enkele technische modaliteiten aangebracht aan de bestaande regeling. Het bedrag van het bijkomend vakantiegeld blijft ongewijzigd.
De ondertekenende partijen van huidige corrigerende collectieve arbeidsovereenkomst wensen te benadrukken dat zij inzake alle deelaspecten van het bijkomend vakantiegeld opteren voor het continue behoud van de sinds 1991 laatst aangepaste regeling inzake dit bijkomend vakantiegeld.
Zij dringen er op aan dat ook de bijzondere behandeling inzake de sociale zekerheid zou kunnen gecontinueerd worden. Zij wijzen er in dit verband op dat de regeling inzake het bijkomend vakantiegeld zonder onderbreking bestaat sinds 31 december 1974.
Art. 2.In artikel 2 van hoger genoemde collectieve arbeidsovereenkomst van 4 april 1991 wordt het volgende lid toegevoegd : « Met ingang van het jaar 2000 wordt het bijkomend vakantiegeld toegekend door het Waarborg- en Sociaal Fonds voor het tuinbouwbedrijf aan de werklieden en werksters die in het refertejaar prestaties in de sector bloemisterij hebben geleverd. »
Art. 3.Artikel 3 van hoger genoemde collectieve arbeidsovereenkomst van 4 april 1991 wordt als volgt aangepast : « Het bijkomend vakantiegeld wordt berekend op het brutoloon dat de betrokken werkman of werkster verdiend heeft in het refertejaar. Het bijkomend vakantiegeld bedraagt 6,25 pct. van het brutoloon.
Met "refertejaar" wordt de periode bedoeld lopende van 1 juli van het vorig jaar tot en met 30 juni van het jaar waarin het bijkomend vakantiegeld wordt uitbetaald.
Het eerste refertejaar is ten uitzonderlijken titel, en dit omwille van de toe te passen techniek van financiering, de periode lopende van 1 januari 2000 tot en met 30 juni 2000. »
Art. 4.Artikel 4 en artikel 5 van hogergenoemde collectieve arbeidsovereenkomst van 4 april 1991 worden als volgt vervangen : «
Art. 4.Het bijkomend vakantiegeld wordt voor de eerste keer uitbetaald door het Waarborg- en Sociaal Fonds voor het tuinbouwbedrijf in het kalenderjaar 2000.
Art. 5.Het bijkomend vakantiegeld wordt aan de rechthebbenden uitbetaald in de maand december volgend op het refertejaar waarop bijkomend vakantiegeld berekend wordt. ».
Art. 5.Artikel 6 van hogergenoemde collectieve arbeidsovereenkomst van 4 april 1991wordt als volgt vervangen : « Aan de volgende personen wordt eveneens een bijkomend vakantiegeld uitbetaald volgens de modaliteiten bedoeld onder artikel 3 : - de werklieden en werksters die in de loop van het refertejaar met brugpensioen gegaan zijn of die in het refertejaar gepensioneerd zijn; - de rechtverkrijgenden van werklieden en werksters die in de loop van het refertejaar overleden zijn; - de werklieden en werksters van wie de arbeidsovereenkomst in de loop van het refertejaar door de werkgever werd beëindigd met een opzeggingstermijn of met een verbreking van de arbeidsovereenkomst en uitbetaling van een verbrekingsvergoeding of van wie de arbeidsovereenkomst in onderling akkoord werd beëindigd; - de werklieden en werksters verbonden met een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde duur of voor een bepaald werk die een einde neemt in de loop van de referteperiode. ».
Art. 6.De artikelen 7 en 8 van hogergenoemde collectieve arbeidsovereenkomst van 4 april 1991 worden vervangen door de volgende tekst : «
Art. 7.Hebben geen recht op een bijkomend vakantiegeld, de werklieden en werksters : - die in de loop van de referteperiode zelf ontslag nemen; - die in de loop van de referteperiode worden ontslagen omwille van een dringende reden.
Wat het bijkomend vakantiegeld betreft dat betaald wordt in december 2000, hebben ook de werknemers die zelf ontslag genomen hebben eveneens ten uitzonderlijken titel recht op een bijkomend vakantiegeld.
Art. 8.De raad van beheer van het Waarborg- en Sociaal Fonds voor het tuinbouwbedrijf regelt de praktische toepassingsmodaliteiten in verband met huidige collectieve arbeidsovereenkomst. »
Art. 7.Artikel 9 van hoger genoemde collectieve arbeidsovereenkomst van 4 april 1991 wordt als volgt vervangen : « Huidige collectieve arbeidsovereenkomst doet geen afbreuk aan eventuele meer gunstige regelingen die inzake de toekenning van een bijkomend vakantiegeld in de in het toepassingsgebied bedoelde tuinbouwondernemingen van toepassing zijn. Deze ondernemingsregelingen blijven behouden voor het gedeelte dat de in artikel 3 bedoelde sectorale premie overschrijdt. »
Art. 8.Artikel 10 van hoger genoemde collectieve arbeidsovereenkomst van 4 april 1991 wordt als volgt vervangen : « Huidige collectieve arbeidsovereenkomst treedt in voege op 1 januari 2000. Zij geldt voor een onbepaalde duur.Zij kan door elk van de ondertekenende partijen worden opgezegd met een opzeggingstermijn van drie maanden die per aangetekend schrijven wordt verstuurd aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf. » Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 24 oktober 2001.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX