gepubliceerd op 28 maart 2002
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 april 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, betreffende de deeltijdse arbeid
24 OKTOBER 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 april 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, betreffende de deeltijdse arbeid (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op de programmawet van 22 december 1989, inzonderheid op artikel 159;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 30 april 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, betreffende de deeltijdse arbeid.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 24 oktober 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Programmawet van 22 december 1989, Belgisch Staatsblad van 30 december 1989.
Bijlage Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 30 april 1999 Deeltijdse arbeid (Overeenkomst geregistreerd op 9 juli 1999 onder het nummer 51368/CO/145)
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf die minder dan 20 werknemers tewerkstellen en op de door hen tewerkgestelde werknemers met een deeltijdse arbeidsovereenkomst.
Voor wat de berekening van de norm van de 20 werklieden betreft, wordt verwezen naar de berekeningstechniek voor de sociale verkiezingen.
Zij is niet van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf en die als hoofdactiviteit de champignonteelt hebben en op wie de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 juni 1993, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, betreffende de aanplakking van een variabel werkrooster in de champignonteelt, van toepassing is (koninklijk besluit van 30 juli 1994, Belgisch Staatsblad van 19 oktober 1994).
Art. 2.De ondertekenende partijen stellen vast dat in de sector tuinbouw deeltijdse arbeid nogal frequent voorkomt en dat het, voor zover met de deeltijdse werknemer een variabel werkrooster schriftelijk is overeengekomen, vaak onmogelijk is onder meer rekening houdende met de soms snel wijzigende weersomstandigheden en de sterke afhankelijkheid van de vraag op de markt, vijf werkdagen vooraf de toe te passen dagelijkse werkroosters aan de deeltijds tewerkgestelde werknemers mee te delen.
Art. 3.In toepassing van het artikel 159 van de programmawet van 22 december 1989 (Belgisch Staatsblad van 30 december 1989) kan de hierboven in artikel 2 bedoelde termijn van vijf werkdagen aangepast worden door een in een paritair comité gesloten collectieve arbeidsovereenkomst die bij koninklijk besluit algemeen verbindend verklaard wordt.
De ondertekenende partijen komen overeen om de termijn van vijf werkdagen te vervangen door 48 uren.
Commentaar Deze bepaling houdt in dat er bijvoorbeeld dinsdag moet verwittigd worden hoe er op donderdag kan gewerkt worden.
De termijn van 48 uren is ingegeven rekening houdende met de problemen inzake arbeidsorganisatie waarmee de werkgever vaak geconfronteerd wordt en rekening houdende met de mogelijkheden voor de werknemer om familiaal de nodige regelingen te kunnen treffen.
Art. 4.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 1999 en houdt op van kracht te zijn op 1 juli 2001.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 24 oktober 2001.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX