Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 24 oktober 1997
gepubliceerd op 05 december 1997

Koninklijk besluit betreffende het opzetten en de exploitatie van DCS-1800-mobilofonienetten

bron
ministerie van verkeer en infrastructuur
numac
1997014245
pub.
05/12/1997
prom.
24/10/1997
ELI
eli/besluit/1997/10/24/1997014245/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

24 OKTOBER 1997. Koninklijk besluit betreffende het opzetten en de exploitatie van DCS-1800-mobilofonienetten


VERSLAG AAN DE KONING Sire, De sector van de mobiele radioberichtgeving te land, in het bijzonder van de mobilofoondienst, kent de jongste jaren een bijzonder spectaculaire evolutie.

Na het op de markt brengen van het op de NMT-450-norm gebaseerde, analoge systeem MOB2 door de R.T.T. in 1987, heeft BELGACOM op één januari 1994 onder de handelsnaam PROXIMUS, een eerste op de paneuropese GSM-norm ("Global System for Mobile Communications") gebaseerde digitaal mobilofonienet geopend in de 900 MHz-frequentieband. Het PROXIMUS-netwerk telt thans reeds ongeveer een half miljoen abonnees terwijl het aantal abonnees van het MOB2-netwerk snel afneemt.

De wet van 12 december 1994 welke de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven wijzigt heeft de mobilofonie geschrapt uit de lijst van de diensten die voor het autonome overheidsbedrijf gereserveerd zijn. Daarenboven werd een artikel 89, § 2bis, toegevoegd om als grondslag te dienen voor het opstellen van lastenboeken specifiek voor de mobilofonie. Op deze nieuwe grondslag heeft het koninklijk besluit van 7 maart 1995 betreffende het opzetten en de exploitatie van GSM-mobilofonienetten, het lastenboek bepaald dat toepasselijk is op de operatoren van GSM-mobilofonienetten en de selectieprocedure voor een tweede dergelijke operator.

Die procedure werd in 1995 georganiseerd en heeft tot de selectie van MOBISTAR als tweede GSM-operator in België geleid : dit nieuwe net is op 27 augustus 1996 opengesteld en telt al meer dan 200.000 abonnees.

De inherente beperkingen van het radio-elektrisch frequentie-spectrum laten redelijkerwijs niet toe meer dan twee concurrerende operatoren te overwegen in de 900 MHz-band. Daarom werd door het E.T.S.I. ("European Telecommunications Standards Institute") een variante van het GSM-systeem ontwikkeld in een hogere frequentieband, rond 1800 MHz (DCS-1800 = "Digital Cellular System"). Verscheidene Europese landen hebben reeds netwerken van dat type ingevoerd.

De ontwikkeling van dit nieuwe systeem wordt sterk aangemoedigd door de Europese Commissie in richtlijn 96/2/EG van 16 januari 1996 met betrekking tot de mobiele en persoonlijke communicatie : deze richtlijn vraagt de toeken-ning van dergelijke vergunningen niet te weigeren voor 1 januari 1998. Daarenboven vraagt de Beslissing ERC/DEC/(95)03 van de C.E.P.T. van 1 december 1995 betreffende de toe te wijzen frequentiebanden voor de invoering van DCS-1800 aan de Lid-Staten de vereiste frequenties voor het systeem DCS-1800 vrij te maken : er moet aan herinnerd worden dat krachtens de Resolutie van de Raad van 19 november 1992 betreffende de toepassing in de Gemeenschap van de beslissingen van het Europese Comité voor radiocommunicatie, de beslissingen van het ERC van de C.E.P.T. voor de Lid-Staten van de Europese Unie gelijk zijn aan richtlijnen van de Commissie op het gebied van het toekennen van frequenties.

De ontwikkeling van mobilofonie-diensten van hoge kwaliteit is voorbestemd om een belangrijke troef te worden voor onze economie die op diensten en de uitvoer is gericht. Het sociaal-economische belang van deze diensten is onbetwistbaar zowel op gebied van het scheppen van nieuwe banen als wat de financiële inkomsten van de Overheid betreft. Deze diensten zullen er bovendien toe bijdragen dat ons land zijn intrede doet in de Informatiemaatschappij.

Het commerciële succes van het GSM-systeem zowel in België als in het buitenland en het liberaliseringsbeleid van de Europese Commissie terzake, hebben de Regering ertoe gebracht de invoering van een derde mobilofonieoperator in concurrentie met de twee bestaande GSM-operatoren in ons land, goed te keuren.

Het doel van het koninklijk besluit dat U wordt voorgelegd, bestaat er net in het lastenboek voor de openbare dienst op te stellen, op basis van artikel 10 van de wet van 12 december 1994 tot invoering van een artikel 89, § 2bis in de wet van 21 maart 1991, toepasselijk op de operatoren van mobilofoonnetten gebaseerd op de digitale paneuropese DCS-1800-norm, alsook de procedure inzake de toekenning van de vergunning om een eerste DCS-1800-net te exploiteren. Dit besluit bevat dan ook drie hoofdstukken : - hoofdstuk I : lastenboek voor operator; - hoofdstuk II : Procedure inzake de toekenning van de vergunning om een eerste DCS-1800-net te exploiteren; - hoofdstuk III : Slotbepalingen.

Er wordt op gewezen dat gelijklopend met dit besluit, een ander besluit het koninklijk besluit van 7 maart 1995 betreffende het opzetten en de exploitatie van GSM-mobilofonienetten zal wijzigen : deze gelijktijdige wijziging van de voorwaarden aangaande GSM-netten op 900 MHz maakt het mogelijk de drie concurrerende operatoren op gelijke voet te plaatsen en zal een zekere samenwerking aanmoedigen tussen de betroffen operatoren voor een aantal specifieke aspecten van de mobilofonie-activiteiten zodat een optimale ontwikkeling van deze markt in ons land wordt gegarandeerd.

Artikelsgewijze commentaar Artikel 1 definieert de verschillende termen nodig voor een goed begrip van de bepalingen van dit koninklijk besluit.

Artikel 2 beschrijft de aard van de dienst die door de operator over het nationale grondgebied moet worden aangeboden : het net van de operator moet bestemd zijn voor het aanbieden van telecom-municatiediensten met mobiele gebruikers.

Het spreekt vanzelf dat de verleende vergunning in geen geval afbreuk doet aan de rechten van de operator om elke andere telecommunicatiedienst aan te bieden overeenkomstig en binnen de grenzen bepaald door het toepasselijke reglementaire kader.

Artikel 3 beschrijft de draagwijdte van de vergunning en met name de geldigheidsduur ervan : zoals voor de GSM-operatoren is deze aanvankelijk vastgelegd op vijftien jaar, met de mogelijkheid tot verlenging teneinde de operator in staat te stellen de aanzienlijke investeringen te recupereren die nodig zijn voor de ontplooiing van een DCS-1800-mobilofoonnet, terwijl de overheid bij machte blijft het beleid inzake mobilofonie te bepalen, rekening houdend met de evolutie in de sector.

Artikel 3 bepaalt bovendien dat het Instituut in kennis moet worden gesteld van eventuele wijzigingen in de structuur van of in de controle over het kapitaal van de operator. Indien de Minister dan van oordeel is dat de nieuwe structuur van die aard is dat de voorwaarden waaronder de vergunning is uitgereikt ernstig in het gedrang komen, kan hij aan de Ministerraad voorstellen de vergunning in te trekken.

De vergunning die op basis van dit besluit wordt uitgereikt stelt de operator niet vrij van de overige wettelijke bepalingen die op zijn werkzaamheden van toepassing zijn, met name de wetgeving inzake ruimtelijke ordening, de diverse belastingen, bijdragen en taksen en de wetgeving inzake het taalgebruik.

De operator moet eveneens de verplichtingen en regels naleven die op hem van toepassing zijn krachtens de Internationale Tele-communicatie Conventie ("Convention internationale des Télécom-munications"), door het Reglement van de Radioverbindingen, door de internationale overeenkomsten en door de reglementering van de Europese Gemeenschap.

Artikel 4 omschrijft de doelstellingen inzake kwaliteit en beschikbaarheid van de dienst waaraan de operator moet beantwoorden, met name wat betreft de dimensionering van het net en het opheffen van storingen : deze doelstellingen zijn gelijkaardig aan degene die werden opgelegd aan de GSM-operatoren in het koninklijk besluit van 7 maart 1995.

Deze criteria die als handelsreglementeringen moeten worden gezien in de geest van het Europese Gemeenschapsrecht, moeten het mogelijk maken de gebruikers een goed presterende dienst te garanderen rekening houdend met het feit dat de mobilofonie moet worden beschouwd als een openbare dienst en dat de concurrentie beperkt zal blijven tot een beperkt aantal operatoren.

Het net moet voor iedereen toegankelijk zijn op een niet-discriminerende basis : deze vereiste wordt uitgebreid tot eventuele service providers door artikel 14, § 1.

De mogelijkheid die artikel 4, § 4, de operatoren geeft om de dienst te schorsen in geval er een vermoeden van niet-betaling bestaat, is bestemd om hen in staat te stellen fraude te bestrijden. Operatoren die van deze mogelijkheid gebruik maken doen dit op eigen verantwoordelijkheid en dragen in geval van misbruik de gevolgen daarvan.

Artikel 5 betreft het afsluiten van internationale "roaming"-akkoorden tussen de operator en buitenlandse GSM- of DCS-1800-operatoren.

Artikel 6 legt het tijdschema op voor de dekking van het nationale grondgebied door het netwerk van de operator : dat tijdschema houdt zowel rekening met de com-plexiteit die eigen is aan de ontplooiing van zo'n netwerk als met de vereisten inzake openbare dienst die verbonden zijn aan de exploitatie van een mobilofonie-dienst.

De opgelegde waarden zijn coherent met het door artikel 15 vastgelegde bedrag van het concessierecht om een niet-discriminerende behandeling te waarborgen van de twee GSM900-operatoren die een vergunningsrecht van negen miljard aan de Staat hebben betaald.

Artikel 7 behandelt de normen waaraan de uitrusting van het netwerk moet voldoen. De wettelijke grondslag voor de goedkeuring van de radio-elektrische uitrustingen van het netwerk van de operator wordt gevormd door artikel 7 van de wet van 30 juli 1979 betreffende de radioberichtgeving en door het ministerieel besluit van 19 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen.

Artikel 8 behandelt de radio-elektrische frequenties onontbeerlijk voor het uitbaten van het DCS-1800-netwerk : de operator krijgt de beschikking over een groter aantal kanalen dan de GSM-operatoren op 900 MHz, wat als een gerechtvaardigd tegengewicht moet worden beschouwd voortspruitend uit het gebruik van hogere frequenties.

De DCS-1800-netwerken zullen in werking worden gesteld in een frequentieband die momenteel wordt gebruikt door het Ministerie van Landsverdediging dat de frequenties nodig voor het systeem moet vrijmaken : het is absoluut noodzakelijk voor het commerciële succes van deze netwerken dat Landsverdediging strikt het tijdschema voor het vrijmaken van de frequenties naleeft. Het spreekt vanzelf dat dit Ministerie een billijke schadeloosstelling zal ontvangen van de nieuwe operator, zoals dit gebeurde voor de Civiele Bescherming in het geval van het GSM-systeem op 900 MHz.

Artikel 8, § 6, verleent de operatoren een prioritaire toegang tot de uitbreidingsbanden van de GSM op 900 MHz, te weten de banden 880 - 890 MHz en 925 - 935 MHz, zodra deze frequenties voor het GSM zullen kunnen worden gebruikt. Die mogelijkheid om bepaalde fre-quenties op 900 MHz te gebruiken zal op het gegeven ogenblik onderworpen worden aan specifieke voorwaarden wat de schadeloos-stelling betreft van de huidige gebruiker van de betroffen band. Tegenover die toegang van de DCS-1800-operator tot de GSM900-technologie staat dat de GSM-operatoren op 900 MHz ook het DCS-1800-systeem zullen mogen gebruiken.

Artikel 9 betreft de antennesites van het DCS-1800-netwerk. Indien een mobilofonieoperator er niet in slaagt de vereiste vergunningen te bekomen voor het oprichten van een antennestation in een bepaalde zone, wordt aan de andere mobilofonieoperatoren, met inbegrip van hun aandeelhouders, de verplichting tot gezamenlijk gebruik opgelegd. Deze verplichting tot gezamenlijk gebruik betreft zowel de DCS-1800-operatoren die krachtens dit besluit gemachtigd worden als de GSM-mobilofonieoperatoren die op grond van het koninklijk besluit van 7 maart 1995 gemachtigd zijn.

In dit artikel slaat het begrip eigendom op de steun van de antennes zelf (toren, antennemast, enz.), zelfs in het geval dat de operator het terrein huurt waarop deze steun is geplaatst.

De huur die de mobilofonieoperator als eigenaar van de antennesteun vraagt, moet gebaseerd zijn op werkelijke en objectieve kosten, die de materiële investeringen, onderhouds- en huurkosten (bijvoorbeeld van het terrein), dekken. De kosten verbonden met het opsporen en aankopen van de sites zijn uitgesloten.

Indien sommige redelijke aanpassingswerken nodig zijn voor het gezamenlijke gebruik van de site, kan de operator-eigenaar ervan, zich niet verzetten tegen het gezamenlijke gebruik maar heeft hij vanzelfsprekend het recht zich te laten vergoeden voor de kosten van deze werken.

Artikel 10 houdt verband met de verantwoordelijkheden van de operator in geval van radio-elektrische storingen.

Artikel 11 betreft de integratie van de DCS-1800-mobilofoonnetten in het nationale nummeringsplan.

Artikel 12 behandelt de nadere regels inzake interconnectie tussen het DCS-1800-mobilofoonnet en andere telecommunicatienetten, in het bijzonder het openbaar geschakeld telefoonnet van BELGACOM, wat betreft de interconnectiepunten, de technische interfaces en de verdeling van de ontvangsten in verband met het verkeer tussen de twee netten.

Over de inhoud van een interconnectieovereenkomst moet er door beide betrokken partijen worden onderhandeld, maar het Instituut is bevoegd om de inhoud van de betrokken akkoorden te verifiëren en de naleving op te leggen van bepaalde principes in geval er moeilijkheden zijn om tot een bevredigend akkoord te komen. De lijst van de interconnectiepunten met die andere netten wordt door het Instituut opgesteld.

Artikel 12, § 3, is specifiek voor de interconnectie tussen het DCS-1800-netwerk en de netwerken van operatoren die geacht worden een aanmerkelijke macht op de markt te hebben met name BELGACOM. Het begrip van aanmerkelijke macht op de markt zal door het Instituut worden bepaald op grond van de ervaring in België en het buitenland.

Alle bepalingen van artikel 12 voldoen aan de voorschriften van de Europese interconnectierichtlijn.

De verbindingen die bestemd zijn om de verschillende bestanddelen van het mobilofonienet van de operator onderling op elkaar aan te sluiten en die enkel gebruikt worden om het verkeer van zijn DCS-1800-mobilofonienet en de andere inlichtingen nodig voor de uitbating van zijn net over te brengen zijn van rechtswege bij dit besluit toegestaan.

De aansluitingsverbindingen die gedeeltelijk worden gebruikt met het oog op het leveren van andere aan het publiek aangeboden telecommunicatiediensten zijn onderworpen aan het koninklijk besluit van 28 oktober 1996 betreffende de voorwaarden waaronder mag worden afgeweken van artikel 92, § 1, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven.

De aansluiting van de verschillende delen van het DCS-1800-net kan naar keuze door de operator op verschillende manieren worden verwezenlijkt : - door middel van transmissielijnen die BELGACOM levert; - door middel van transmissielijnen die ter beschikking worden gesteld door een andere exploitant van openbare telecommunicatie-infrastructuur die behoorlijk gemachtigd is op grond van het koninklijk besluit van 28 oktober 1996 betreffende de voorwaarden waaronder mag worden afgeweken van artikel 92, § 1, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven; - door middel van een eigen infrastructuur die door de operator zelf is aangelegd.

Artikel 13, § 1, is van toepassing op de levering van transmissielijnen door elke operator die aangemerkt is als beschikkende over een aanmerkelijke macht op de markt : de vastgelegde bepalingen zijn erop gericht de operator een dienst met een gepaste kwaliteit te bieden, met name wat betreft de realisatietermijnen, terwijl erover gewaakt wordt dat de operator die de huurlijnendienst aanbiedt in staat is om de levering van de gevraagde lijnen behoorlijk te plannen. De bepalingen met betrekking tot de leveringstermijn houden rekening met het beheerscontract van BELGACOM. Het begrip van aanmerkelijke macht op de markt zal door het Instituut worden bepaald op grond van de ervaring in België en het buitenland.

Artikel 14 gaat over de commercialisering van de diensten en van de tarieven. Met naleving van de toepasselijke wetgeving mag de operator de commercialisering van de langs zijn net aangeboden diensten vrij en naar eigen goeddunken organiseren. De operator is vrij zijn diensten te commercialiseren via aparte maatschappijen. In voorkomend geval gaat het Instituut na of de contracten die met die ondernemingen zijn gesloten niet discriminerend zijn en een zekere bescherming van de gebruikers garanderen door de toepassing van een "gedragscode".

Wat de toegepaste tarieven betreft, zal het Instituut toezicht uitoefenen om na te gaan dat deze in de loop van de tijd niet te snel verhogen, rekening houdend met het feit dat de tariefstructuur een van de bestanddelen was die tijdens de selectieprocedure voor de operator in aanmerking is genomen (zie artikel 32).

De toegepaste tarieven zijn onderworpen aan de wetgeving terzake die onder de bevoegdheid van de Minister van Economische Zaken valt.

De eventuele publicatie bepaald in artikel 14, § 4, kan geschieden overeenkomstig het koninklijk besluit betreffende de universele telefoongids en de andere telefoongidsen.

Artikel 15 legt de begrenzingen van het bedrag vast van het eenmalige concessierecht dat aan de Staat moet worden betaald en dat de operator machtigt om een radio-elektrisch mobilofonienet tot stand te brengen en in België de mobilofoondienst op basis van de DCS-1800-norm aan te bieden. Het minimumbedrag wordt vastgelegd rekening houdende met het concessierecht dat reeds is betaald door de twee eerste mobilofonieoperatoren in België, de technologische verschillen tussen het GSM-systeem op 900 MHz en het DCS-1800-systeem op 1800 MHz en de in het artikel 6 van dit besluit vastgelegde doelstellingen inzake dekking.

Het bedrag van het concessierecht moet gestort worden aan het Instituut dat voor rekening van de Staat optreedt. Een deel van het gestorte bedrag zal worden besteed aan de financiering van taken van algemeen belang in de telecommunicatiesector waarin de in ontwerp zijnde nieuwe wetgeving voorziet en het saldo zal door het Instituut gestort worden in de Openbare Schatkist.

Artikel 16 bepaalt de periodieke rechten die de operator jaarlijks aan het Instituut zal moeten betalen om de kosten te dekken in verband met het beheer van de vergunning en voor de terbeschikkingstelling van de frequenties. De abonnees van het netwerk van de operator zijn niet onderworpen aan de betaling van een recht aan het Instituut.

Artikel 17 betreft de deelname van de operator aan internationale organisaties.

Artikel 18 betreft de bijdrage van de operator in het fonds voor de universele dienstverlening inzake telecommunicatie in het kader van de wettelijke en reglementaire van kracht zijnde bepalingen op het nationale en Europese vlak.

Artikel 19 behandelt de vragen in verband met de bescherming van de gebruikers en meer bepaald van de privacy en de medewerking met de gerechtelijke overheden. De operator moet de van kracht zijnde wetsbepalingen naleven inzake de bescherming van het privé-leven. De bepalingen van dit artikel met betrekking tot de bescherming van de persoonlijke levenssfeer vormen geen hindernis voor het sluiten van de nodige overeenkomsten tussen de operator en de hulpdiensten in België om deze laatste in staat te stellen met een zo groot mogelijke doeltreffendheid tussen te komen.

Artikel 20 betreft de betrekkingen tussen de operator en zijn cliënteel. Het is belangrijk dat de gebruikers, in geval van betwisting, in staat worden gesteld zich tot een dienst te wenden die belast is met het onderzoeken van elke klacht en met het vinden van een minnelijke schikking tussen de gebruikers en de betrokken operator. In het licht daarvan is het geraden die opdracht toe te vertrouwen aan de ombudsdienst die is ingesteld door de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische over-heidsbedrijven en die in een paar jaar tijd reeds een ruime ervaring heeft opgebouwd met het behandelen van klachten op het gebied van telecommunicatie. Deze wijze van aanduiding van de bemiddelaars garandeert de onafhankelijkheid van die laatsten ten opzichte van de operatoren en de geloofwaardigheid van die dienst in de ogen van de gebruikers, terwijl de eenvormigheid van de behandeling der klachten gewaarborgd wordt.

Artikel 21 betreft de eventuele opeisingen die door de openbare overheid worden opgelegd, in het bijzonder door de Minister van Landsverdediging, in het kader van de geldende wetgeving. Dit artikel heeft niet tot doel een nieuw stelsel van opeising te scheppen, maar verduidelijkt de draagwijdte van artikel 13 van de wet van 30 juli 1979 betreffende de radioberichtgeving.

Artikel 22 omschrijft de betrekkingen tussen de operator en het Instituut om deze laatste in staat te stellen zijn opdracht te vervullen van controle op de naleving van de voorwaarden van het lastenboek. Het Instituut is in het bijzonder bevoegd om een advies te formuleren in geval van een geschil in verband met de toepassing van het lastenboek.

Artikel 23 behandelt de verslagen welke de operator dient over te maken aan het Instituut, in het bijzonder gedurende de ontplooi-ingsfase van zijn netwerk.

Artikel 24 heeft betrekking op de sancties die aan de operator kunnen worden opgelegd in geval de in het lastenboek voorgeschreven voorwaarden niet worden nageleefd. Die sancties kunnen leiden tot een geldboete, maar de operator zal over een termijn beschikken om toch nog aan de voorwaarden te voldoen.

Artikel 25 voert de toekenningsprocedure in van de vergunning om een eerste DCS-1800-net in België te exploiteren. Er wordt een exclusieve gebruiksperiode voor de DCS-1800-technologie toegekend aan de nieuwe operator, om voor deze laatste een optimale start van zijn activiteiten in de sector mogelijk te maken.

Artikel 26 legt de operator een Europese verankering op : onvermin-derd de akkoorden en overeenkomsten ondertekend door de Belgische Staat of de Europese Unie, mogen de kandidaturen worden ingediend door elke onderneming waarvan de maatschappelijke zetel in een Lid-Staat van de Europese Economische Ruimte gevestigd is en waarvan ten hoogste 49% van het kapitaal rechtstreeks of onrechtstreeks in handen is van derde landen buiten de Europese Economische Ruimte.

De twee bestaande GSM-operatoren worden uitgesloten van elke deelname in de onderneming die het derde netwerk uitbaat, dit om redenen van het garanderen van gezonde concurrentievoorwaarden op deze markt. De verschillende aandeelhouders en partners van de betrokken operatoren mogen slechts voor ten hoogste 10 % deelnemen aan die derde operator.

Artikel 27 legt de data en termijnen vast in verband met de kandidatuurdossiers.

Artikel 28 legt de vergoeding vast voor de dekking van de kosten van het onderzoek van de kandidatuurdossiers die het Instituut moet dragen voor de toepassing van die procedure en behandelt de kosten die de kandidaten moeten dragen. Elke kandidaat draagt zelf de kosten die uit zijn kandidatuur voortvloeien. In geen enkel geval kan hij aanspraak maken op enige vorm van terugbetaling van de opgelopen kosten.

Artikel 29 beschrijft de structuur van het kandidatuurdossier en de inlichtingen die erin moeten voorkomen. De gedetailleerde voorstel-ling van het dossier zal op zo'n manier door het Instituut worden vastgelegd dat een objectieve vergelijking van de verschillende ingediende dossiers zal worden vergemakkelijkt. Er dient opgemerkt dat wanneer de operator zich ertoe verbindt voor bepaalde bijzondere criteria de in het lastenboek opgelegde doelstellingen te overschrijden, die punten zullen worden aangeduid in de vergunning zelf : de eventuele niet-naleving ervan kan dan leiden tot de toepassing van geldboetes, overeenkomstig artikel 24 van het lastenboek.

Artikel 30 heeft betrekking op het aantal exemplaren van het kandidatuurdossier en op de authentificatie ervan. Overeenkomstig de Belgische wetgeving met betrekking tot het gebruik der talen in bestuurszaken, moeten de kandidatuurdossiers ingediend worden in de Franse of de Nederlandse taal.

Artikel 31 gaat over de eventuele procedure voor het horen van de kandidaten en over de verduidelijkingen die de kandidaten eventueel zouden vragen.

Artikel 32 somt de criteria op die het Instituut in aanmerking zal nemen om de verschillende offertes van de kandidaten te vergelijken.

Zoals bij de procedure betreffende de tweede GSM-operator, zal de selectie geschieden op grond van drie criteria : de tariefstructuur, de kwaliteit van de dienst, wat in het bijzonder de ontplooiingssnelheid van het netwerk betreft, en het voorgestelde bedrag voor het concessierecht.

Het gedetailleerde beoordelingsysteem van de kandidatuurdossiers zal door het Instituut voltooid zijn vóór de datum waarop de dossiers worden ingediend, en dit om elke betwisting te vermijden.

Artikel 33 gaat over het verslag dat het Instituut aan de bevoegde Minister zal voorleggen.

Artikel 34 handelt over de beslissing van de Ministerraad over de keuze van de operator en over de nadere regels aangaande de uitreiking en notificatie van de vergunning.

Er moet opgemerkt worden dat sommige aspecten van de vergunnin-gen voor de operatoren strategisch gevoelige inlichtingen zullen bevatten, met name wat de tariefstructuur van de diensten betreft. Het zal bijgevolg onmogelijk zijn alle voorwaarden met betrekking tot de vergunningen openbaar te maken.

Artikel 35 bepaalt dat de geselecteerde operator de kosten voor extern advies zal moeten betalen die het Instituut gebeurlijk zal hebben moeten dragen voor de organisatie van de selectieprocedure.

Artikel 36 betreft de nadere regels inzake de inwerkingtreding van dit besluit, terwijl artikel 37 betrekking heeft op de uitvoering ervan.

Antwoord en commentaar op het advies van de Raad van State De gevraagde aanpassingen in de inleiding zijn uitgevoerd.

In artikel 1 zijn, wegens het ontbreken van precieze opmerkingen over de definities, geen wijzigingen aangebracht.

In artikel 3 werd het persoonlijke en onoverdraagbare karakter van de vergunning behouden daar de vergunning toegekend overeen-komstig de bepalingen van dit besluit niet alleen slaat op het exploiteren van de mobilofoondienst maar ook op het opzetten van het radio-elektrische netwerk dat nodig is om de dienst aan te bieden. Deze twee elementen zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden.

Artikel 4, § 2 betreffende de eventuele toepassing van halfdebietcodecs is gewijzigd zoals de Raad van State dat gevraagd heeft.

Artikel 4, § 4, tweede lid is behouden, rekening houdend met de commentaar die reeds geformuleerd is in het bovenstaande Verslag aan de Koning.

Artikel 8, § 5, derde lid is aangepast : de schadeloosstelling van het Ministerie van Landsverdediging door de operator maakt het voorwerp uit van een bijzonder bestanddeel in het recht voor de terbeschikkingstelling van de frequenties (artikel 16).

De paragrafen 2, 3, 4 en 5 van artikel 9 met betrekking tot de antennesites zijn gewijzigd : het recht van de DCS-1800-operator om de antennesites met andere mobilofoonoperatoren te delen is vervangen door een verplichting ten aanzien van andere mobilofoonoperatoren.

In verband met de schijnbare tegenstrijdigheid in hetzelfde artikel waarop de Raad van State gewezen heeft, moet worden bevestigd dat de verplichting tot gezamenlijk gebruik van de antennesites enkel maar wordt opgelegd indien een mobilofoonoperator er niet in slaagt de vereiste vergunningen in een bepaalde zone te bekomen om een basisstation op te richten dat nodig is voor zijn net.

De verwijzing naar het koninklijk besluit voor de regeling van de termijnen en principes die van toepassing zijn op de commerciële onderhandelingen met het oog op het sluiten van interconnectieak-koorden slaat enkel op artikel 12 en niet op artikel 13, dat betrekking heeft op huurlijnen.

In artikel 14, § 2 is de tariefovereenkomst, overeenkomstig het Verslag aan de Koning, nodig om de overheid de mogelijkheid te bieden na te gaan of de geselecteerde operator wel degelijk algemeen zijn verbintenissen inzake tarieven nakomt en dit rekening houdend met het feit dat het daarbij gaat om een criterium op grond waarvan de operator gekozen is. Die overeenkomst maakt deel uit van de beginselen inzake vaststelling van tarieven in de zin van punt j) van artikel 89, § 2bis van de wet van 21 maart 1991.

Aangaande het opleggen van een concessierecht is de Belgische overheid van mening dat de gelijke behandeling van de verschillende operatoren die op de Belgische mobilofoniemarkt met elkaar concurreren de voorkeur geniet. Om een niet-discriminerende behandeling van de betrokken operatoren te garanderen is het derhalve nodig dat van de DCS-1800-operator een concessierecht wordt geëist dat vergelijkbaar is met datgene wat reeds door de twee GSM-operatoren is betaald, aangezien de Europese Commissie het principe van een concessierecht voor dergelijke vergunningen heeft toegestaan en een gelijke behandeling heeft geëist van de twee eerste operatoren die een vergunning hebben gekregen (Belgacom Mobile en Mobistar).

In artikel 16, is § 5 geschrapt en is § 1 aangevuld met een uniek en ondeelbaar, bijzonder bestanddeel van het recht voor de terbeschik-kingstelling van de frequenties : dat bijzondere bestanddeel stemt overeen met de schadeloosstelling van het Ministerie van Landsverde-diging, de vorige gebruiker van de frequenties die nodig zijn voor het DCS-1800-systeem.

De waarborg waarvan sprake in artikel 24, § 4, moet worden beschouwd als een noodzakelijke voorwaarde om zich te vergewissen van de correcte toepassing van het vastgestelde strafstelsel.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Telecommunicatie, E. DI RUPO ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, vierde kamer, op 16 september 1997 door de Minister van Telecommunicatie verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste drie dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « betreffende het opzetten en de exploitatie van DCS-1800-mobilofonienetten », heeft op 19 september 1997 het volgende advies gegeven : Overeenkomstig artikel 84, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State heeft de afdeling wetgeving zich beperkt tot het maken van de volgende opmerkingen.

Voorafgaande opmerking In artikel 8 van richtlijn 97/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 april 1997 betreffende een gemeenschappelijk kader voor algemene machtigingen en individuele vergunningen op het gebied van telecommunicatiediensten en in de bijlage bij die richtlijn worden de voorwaarden gedefinieerd die kunnen worden gesteld aan de toekenning van individuele vergunningen zoals die welke in het onderhavige ontwerp worden bedoeld.

Binnen de korte tijd die haar is toegemeten, heeft de afdeling wetgeving niet kunnen nagaan of alle voorwaarden die het ontworpen bestek vormen aan de eisen van die richtlijn voldoen.

Onderzoek van het ontwerp Aanhef Vijfde lid Dit lid behoort te vervallen. Het koninklijk besluit van 7 maart 1995 vormt immers geenszins de rechtsgrond van het ontworpen besluit en wordt er evenmin door gewijzigd.

Zesde, zevende en achtste lid Deze leden behoren te worden aangevuld met de datums van de adviezen en de akkoordbevinding waarnaar daarin wordt verwezen. Men schrijve : « Gelet op het advies van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, gegeven op 2 september 1997;

Gelet op het advies van de inspecteur van financiën, gegeven op 2 september 1997;

Gelet op het akkoord van de minister van Begroting van 15 september 1997; ».

Negende lid De bijzondere motivering van de dringende noodzakelijkheid zoals ze voorkomt in de aan de Raad van State gezonden brief met de adviesaanvraag dient letterlijk te worden overgenomen.

Men schrijve derhalve : « Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door... ».

Tiende lid Dit lid behoort te worden aangevuld met de datum van het advies van de Raad van State.

Bepalend gedeelte Artikel 1 Aangezien het onderzochte ontwerp-besluit tot doel heeft Europese richtlijnen in het interne recht om te zetten, is het strikt noodzakelijk om, inzonderheid voor de definities, dezelfde terminologie te gebruiken als in de voormelde richtlijnen.

Artikel 3 Paragraaf 1 bepaalt dat de vergunning persoonlijk is en niet kan worden overgedragen. Zulk een regel is in tegenspraak met artikel 89, § 7, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven dat bepaalt dat de overdracht van een niet-gereserveerde dienst vrij is voor zover ze bij het Instituut wordt aangegeven (1).

Artikel 4 1. In paragraaf 2 moeten de woorden « eventuele » en « in het gebeurlijke geval » worden geschrapt.2. Het is onaanvaardbaar dat krachtens paragraaf 4, tweede lid, de operator die een DCS-1800 mobilofonienet exploiteert zelf de toegang tot de dienst kan weigeren of schorsen op basis van het loutere vermoeden dat de abonnee zou frauderen of de aan hem gerichte facturen niet zou betalen. Artikel 8 Krachtens paragraaf 5, derde lid, dient een « recht van eerste ter beschikking stelling van de frequenties » te worden betaald om de kosten te dekken die het Ministerie van Landsverdediging heeft opgelopen bij het vrijmaken van de frequenties die nodig zijn voor het in werking stellen van de DCS-1800-netten.

Artikel 89, § 2bis, van de wet van 21 maart 1991 voorziet alleen in, enerzijds, een « uniek concessierecht voor het recht om een netwerk aan te leggen en de dienst in kwestie aan te bieden » en, anderzijds, « de periodieke rechten onder meer voor het gebruik van het radio-elektrisch spectrum, en de financiële voorwaarden van het beheer van de vergunning en van het toezicht op de frequenties ».

Het « recht van eerste terbeschikkingstelling van de frequenties » vormt noch het enig concessierecht waarvan het minimumbedrag wordt bepaald in artikel 15, § 1, van het ontwerp, noch een periodiek recht dat verband houdt met het gebruik van de frequenties of met het beheer van de vergunning en van het toezicht op de frequenties. Dat recht van eerste terbeschikkingstelling van de frequenties heeft dus geen rechtsgrond.

Artikel 9 Die bepaling legt verplichtingen op aan de andere mobilofonie-operatoren door onder bepaalde voorwaarden aan de vergunninghouder een recht van toegang tot hun antenne-sites te verlenen.

Het ontwerp stelt de voorwaarden vast voor de vergunning voor het exploiteren van een telecommunicatiedienst. De niet-inachtneming van die voorwaarden wordt bestraft met het intrekken van de vergunning.

Het ontwerp kan niet tot doel hebben verplichtingen op te leggen aan derden.

De Koning kan echter die verplichting toegang te verlenen tot de antenne-sites opleggen aan de overige mobilofonie-operatoren aangezien zij eveneens een vergunning moeten hebben. Dezelfde bepalingen zijn overigens opgenomen in het ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 maart 1995 betreffende het opzetten en exploiteren van GSM-mobilofoonnetten, waarover de afdeling wetgeving eveneens geraadpleegd is (L. 26.924/4).

Derhalve dienen die bepalingen te worden herschreven om het verplichte gezamenlijk gebruik van de antenne-sites niet als een recht van de vergunninghouder te omschrijven maar als een verplichting ten aanzien van de overige operatoren.

Buitendien is er een tegenspraak tussen de paragrafen 1 en 2 en de paragrafen 3 en 4 van het onderzochte artikel. Volgens de aan de Raad van State verstrekte uitleg is het opzet van de stellers van het ontwerp, zoals het blijkt uit het verslag aan de Koning, de verschillende operatoren ertoe te verplichten sites gezamenlijk te gebruiken; de DCS-1800-operator zou slechts zijn eigen sites kunnen hebben indien zulks zou vereist zijn door dwingende technische redenen. Daaruit vloeit voort dat het artikel grondig moet worden herzien om die tegenstrijdigheid weg te werken en de bedoeling van de stellers op juiste wijze weer te geven.

Artikelen 12 en 13 Er wordt verwezen naar advies L. 26.590/4 dat zal worden gegeven op 22 september 1997 over een ontwerp van koninklijk besluit « ter regeling van de termijnen en de principes van toepassing op de gevoerde commerciële onderhandelingen met het oog op het afsluiten van interconnectie-akkoorden ».

Artikel 14 Naar luid van paragraaf 2, tweede lid, wordt tussen de DCS-1800-operator en de Minister van Telecommunicatie een overeenkomst gesloten « betreffende de evolutie van de tarieven ».

Zulk een overeenkomst is verstoken van elke rechtsgrond. Artikel 89, § 2bis, van de wet van 21 maart 1991 bepaalt enkel dat in het bestek « de beginselen inzake de vastlegging van de tarieven » worden vastgesteld.

Daarenboven is de draagwijdte van die « overeenkomst » onduidelijk aangezien naar luid van de andere bepalingen van dezelfde paragraaf 2 het Instituut een index vaststelt die de totale gemiddelde prijs weergeeft van de diensten die de operator aanbiedt, dat die index niet sneller mag stijgen dan het indexcijfer van de consumptieprijzen, behalve indien de minister afwijkingen toestaat, en dat elke aanpassing van de prijzen van de diensten die door de operator worden aangeboden vooraf dient te worden gemeld aan het Instituut, dat over één maand beschikt om zijn bezwaren kenbaar te maken.

Zulk een systeem van permanente controle van de tarieven die worden gehanteerd door de operator doet afbreuk aan de algemene regeling inzake prijzen en ontleent geen enkele rechtsgrond aan het voormelde artikel 89, § 2bis.

Artikel 15 Het unieke concessierecht waarvan in dit artikel sprake is, is het recht dat is bedoeld in artikel 89, § 2bis, tweede lid, g), van de wet van 21 maart 1991, naar luid waarvan het bestek onder meer zal slaan op « het minimumbedrag van het unieke concessierecht voor het recht om een netwerk aan te leggen en de dienst in kwestie aan te bieden ».

Ingevolge artikel 11 van de voormelde richtlijn 97/13/EG mogen alleen vergoedingen die aan de ondernemingen worden opgelegd als onderdeel van machtigingsprocedures en die er uitsluitend toe strekken de administratiekosten te dekken die voortvloeien uit de afgifte van, het beheer van, de controle van en het toezicht op de naleving van de individuele vergunningen, en heffingen die worden ingevoerd om een optimaal gebruik van schaarse hulpbronnen te waarborgen, worden geïnd.

In dezen heeft het in artikel 15 van het ontwerp bedoelde concessierecht niets van doen met die retributies.

Volgens de gemachtigde ambtenaar wordt dit recht gerechtvaardigd door de verplichting die aan de Lid-Staten wordt opgelegd om zonder discriminatie vergunningen te verlenen en, concreet, door het feit dat de twee eerste operatoren van mobilofonienetwerken een concessierecht van negen miljard frank hebben moeten betalen.

Het verslag aan de Koning dat aan het ontworpen besluit voorafgaat, is duidelijker : « Het minimumbedrag is vastgelegd geworden rekening houdende met het concessie-recht dat reeds is betaald geworden door de twee eerste mobilofonie-operatoren in België, de technologische verschillen tussen het GSM-systeem op 900 MHz en het DCS-1800-systeem op 1800 MHz en de in artikel 6 van huidig besluit vastgelegde doelstellingen voor bedekking. ».

Binnen de korte termijn van drie dagen die hem is toegemeten, heeft de Raad van State niet kunnen nagaan of het vorderen van dit recht nog bestaanbaar is met de huidige wetgeving van de Europese Unie, en evenmin of het bedrag van minimum acht miljard gerechtvaardigd is gelet op het beoogde doel.

Artikel 16 Over het in paragraaf 5 van het onderzochte artikel bedoelde recht dient dezelfde opmerking te worden gemaakt als voor artikel 8.

Artikel 24 Die borgstelling ontleent geen rechtsgrond aan de wet omdat ze bestemd is om de betaling te waarborgen van de boetes die zouden kunnen worden opgelegd aan de DCS-1800-operator.

Derhalve dient paragraaf 4 te vervallen.

De kamer was samengesteld uit : De heren : R. Andersen, kamervoorzitter;

C. Wettinck, P. Lienardy, staatsraden;

Mevr. M. Proost, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de H. L. Detroux, adjunct-auditeur.

De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door Mevr. F. Carlier, adjunct-referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de H. R. Andersen.

De griffier, M. Proost.

De voorzitter, R. Andersen. 24 OKTOBER 1997. Koninklijk besluit betreffende het opzetten en de exploitatie van DCS-1800-mobilofonienetten ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op richtlijn 90/388/EEG van de Commissie van 28 juni 1990 betreffende de mededinging op de markten voor telecommunicatie-diensten, gewijzigd door de richtlijnen 94/56/EG van 13 oktober 1994, 95/51/EG van 18 oktober 1995, 96/2/EG van 16 januari 1996 en 96/19/EG van 13 maart 1996;

Gelet op richtlijn 97/13/EG van het Europese Parlement en de Raad van 10 april 1997 betreffende een gemeenschappelijk kader voor algemene machtigingen en individuele vergunningen op het gebied van telecommunicatiediensten;

Gelet op de wet van 30 juli 1979 betreffende de radioberichtgeving inzonderheid op artikel 7 gewijzigd door het koninklijk besluit van 15 maart 1994, artikel 11, vervangen door de wet van 22 december 1989, ten dele vernietigd door arrest nr. 7/90 van het Arbitragehof van 25 januari 1990 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 maart 1994, en artikel 13;

Gelet op de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, inzonderheid op artikel 70, artikel 75, § 8, vervangen door de wet van 20 december 1995, artikel 89, § 2bis, ingevoegd door de wet van 12 december 1994 en gewijzigd door het koninklijk besluit van 28 oktober 1996, en artikel 109ter, ingevoegd door de wet van 20 december 1995;

Gelet op het advies van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, gegeven op 2 september 1997;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 2 september 1997;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 15 september 1997;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door de noodzaak om zo spoedig mogelijk te zorgen voor de volledige omzetting van richtlijn 96/2/EG van de Commissie van 16 januari tot wijziging van richtlijn 90/388/EEG met betrekking tot mobiele en persoonlijke communicatie en inzonderheid van artikel 2 ervan dat voorschrijft dat de toewijzing van dergelijke vergunningen voor 1 januari 1998 niet mag worden geweigerd;

Gelet op het advies van de Raad van State gegeven op 29 september 1997 op grond van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Telecommunicatie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Lastenboek voor DCS-1800-operator Afdeling I. - Terminologie en definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder : 1° Minister : de Minister of Staatseccretaris die de telecommunicatie onder zijn bevoegdheid heeft; 2° Instituut : het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, afgekort "B.I.P.T.", bedoeld in artikel 71 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven; 3° mobilofonienet : door een operator opgezet geheel van schakelaars, controletoestellen ("controllers") en basisstations die nodig zijn om een mobilofonie-dienst aan te bieden;4° basisstation : radio-elektrisch station van een mobilofonienet bestemd om een gegeven geografische zone te bedekken; 5° C.E.P.T. : "Conférence Européenne des Administrations des Postes et Télécommunications" (Europese Conferentie van Post en Telecommunicatie Administraties); 6° E.T.S.I. : "European Telecommunications Standards Institute" (Europees Instituut voor telecommunicatienormen); 7° GSM : "Global System for Mobile communications", paneuropees digitaal openbaar systeem voor radiocommunicatie in de 900 MHz-frequentieband, genormaliseerd door het E.T.S.I., vaak GSM900 genoemd; 8° DCS-1800 : "Digital Cellular System", variant van het GSM-systeem dat in de 1800 MHz-frequentieband werkt en genormaliseerd is door het E.T.S.I.; 9° protocol bij de overeenkomst ("Memorandum of Understanding") : protocol bij de overeenkomst die op 7 september 1987 werd gesloten tussen operatoren van de lidstaten van de C.E.P.T. in verband met het opzetten van een paneuropees digitaal systeem voor openbare radiocommunicatie dat in de 900 MHz-band werkt, alsmede de latere toevoegingen aan de overeenkomst, inzonderheid deze betreffende het DCS-1800-systeem; 10° ITU-T : sector voor de normalisatie van de telecommunicatie van de Internationale Telecommunicatie-Unie, voorheen de C.C.I.T.T. ("Comité Consultatif International Télégraphique et Téléphonique" - Internationaal Raadgevend Comité voor Telegrafie en Telefonie); 11° ITU-R : sector van de radioverbindingen van de Internationale Telecommunicatie-Unie, voorheen de C.C.I.R. ("Comité Consultatif International des Radiocommunications" - Internationaal Raadgevend Comité voor Radioverbindingen); 12° mobilofonieoperator : houder van een vergunning die bedoeld is om een mobilofonienet en een mobilofoniedienst in België op te zetten en te exploiteren;13° operator GSM1 : naamloze vennootschap BELGACOM MOBILE welke het eerste GSM-net op 900 MHz in België exploiteert onder de handelsnaam PROXIMUS;14° operator GSM2 : naamloze vennootschap MOBISTAR welke het tweede GSM-net op 900 MHz in België exploiteert;15° DCS-1800-operator : operator gemachtigd uit hoofde van dit besluit een mobilofonienet volgens de DCS-1800-norm op te zetten en uit te baten;16° service provider : maatschappij die met een mobilofonie-operator een contract heeft gesloten voor de verkoop van diensten die gebruik maken van het net van deze operator;17° dienstabonnees : klanten die een abonnement hebben genomen op de dienst van een mobilofonie-operator of van een service provider waarmee deze operator een contract heeft gesloten;18° reizende gebruikers : klanten, andere dan de dienstabonnees, die geabonneerd zijn op mobilofonienetten die door andere operatoren, in België of in het buitenland, worden geëxploiteerd en die zich hebben aangesloten bij het protocol bij de overeenkomst, die voorzien zijn van compatibele eindtoestellen en die het netwerk van deze operator wensen te gebruiken;19° "roaming" : gebruiksmogelijkheid welke aan de abonnees van een mobilofonieoperator wordt geboden om het net van een andere operator te gebruiken;20° lastenboek : geheel van voorwaarden met betrekking tot het opzetten en de exploitatie van een mobilofonienet volgens de DCS-1800-norm dat het voorwerp uitmaakt van hoofdstuk I van dit koninklijk besluit;21° vergunning : vergunning om in België een mobilofonienet en een mobilofoniedienst op te zetten en te exploiteren overeenkomstig de voorwaarden van dit besluit en eventueel aangevuld met bijkomende voorwaarden;22° PSTN ("Public Switched Telephone network") : openbaar geschakeld telefoonnet;23° ISDN ("Integrated Services Digital Network") : digitaal netwerk met integratie van diensten;24° BEMILCOM : nationaal vast netwerk met straalverbindingen, opgezet door het Ministerie van Landsverdediging welk ook telecom-municatiediensten levert aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken;25° piekuur : klokuur waarin het volume van het verkeer dat via het netwerk van de operator moet worden getransporteerd het grootst is;26° blokkeringskans van de oproepen ("call blocking") : waar-schijnlijkheid dat een oproep tijdens het piekuur niet terechtkomt;27° verbrekingskans van de oproepen ("call drop") : waarschijn-lijkheid dat een verbinding voortijdig wordt afgebroken; onder afbreking moet worden verstaan elke verslechtering van de verbinding waardoor de verbinding onmogelijk wordt voor een periode van meer dan tien seconden, met uitsluiting van de onderbrekingen die het gevolg zijn van de verplaatsing van een mobiel station buiten de dienstzone van het netwerk van de operator; 28° frequentieplan : lijst van alle basisstations van een mobilofonienet met de gebruikte frequenties, het maximale schijnbaar uitgestraalde vermogen, het stralingsdiagram van de antenne en de antennehoogte gemeten vanop de grond;29° interconnectie : geheel van fysische en logische verbindingen tussen twee telecommunicatienetten welk de gebruikers van het ene net in staat stelt te communiceren met de gebruikers van het andere net of gebruik te maken van diensten aangeboden op het andere net;30° NIS : Nationaal Instituut voor de Statistiek;31° DECT : "Digital Enhanced Cordless Telecommunications", paneuropees systeem voor draadloze communicatie; 32°interconnectieoperator : elke behoorlijk gemachtigde operator van een telecommunicatienetwerk waarmee een operator van een mobilofonienet zijn net, rechtstreeks of onrechtstreeks, verbindt; 33° huurlijnenoperator : elke behoorlijk gemachtigde operator die de huurlijnendienst aanbiedt. Afdeling II. - Doel van de dienst en reikwijdte van de vergunning

Art. 2.§ 1. De vergunning die op basis van dit besluit wordt verleend, dekt het opzetten en de exploitatie van een mobilofonienet en een mobilofoniedienst in België dat werkt op basis van de Europese norm voor digitale openbare radioverbinding DCS-1800, in de 1800 MHz-band. § 2. Het netwerk van de DCS-1800-operator moet het mogelijk maken, vanuit of naar mobiele eindstations, de volgende verbindingen tot stand te brengen : a) met elke abonnee van het PSTN- of het ISDN-net, in België of in het buitenland;b) met elke abonnee op een ander mobilofonienet, in België of in het buitenland;c) tussen abonnees van het netwerk van de DCS-1800-operator. Die verschillende mogelijkheden mogen geen afbreuk doen aan eventuele beperkingen van de toegang die op aanvraag van de gebruikers, in een van de betrokken netten van toepassing zijn. § 3. De DCS-1800-operator stelt alles in het werk om de verschillende bijkomende diensten aan te bieden die in de DCS-1800-norm van het E.T.S.I. zijn opgenomen.

Art. 3.§ 1. De vergunning is persoonlijk en onoverdraagbaar. Het Instituut wordt ten minste een maand van tevoren in kennis gesteld van elke wijziging in de structuur van of de controle op het kapitaal van de DCS-1800-operator. Het Instituut deelt de Minister de wijzigingen in kwestie mee. § 2. De vergunning die krachtens dit besluit wordt verleend, is geldig gedurende een periode van vijftien jaar, te rekenen vanaf de datum waarop die vergunning is uitgereikt.

Na het verstrijken van die eerste periode kan de vergunning stilzwijgend worden verlengd voor opeenvolgende termijnen van vijf jaar.

De Minister of de DCS-1800-operator mogen afzien van de stilzwijgende verlenging, op grond van een opzegging van twee jaar betekend met een ter post aangetekende brief. De beslissing de vergunning niet te verlengen houdt met name rekening met de mate waarin de DCS-1800-operator voldaan heeft aan de voorwaarden van zijn vergunning en van het lastenboek, alsook met de algemene ontwikkeling van de sector van de mobiele diensten. Afdeling III. - Kwaliteit en beschikbaarheid van de dienst

Art. 4.§ 1. De dienst die de DCS-1800-operator aanbiedt, moet op zijn minst beantwoorden aan de volgende voorwaarden : 1° blokkeringskans van de oproepen : ten hoogste 5 %;2° verbrekingskans van de oproepen : ten hoogste 2 %; 3° luisterkwaliteit ten minste conform de E.T.S.I.-norm; 4° het automatische doorsturen van oproepen ("hand-over") tussen alle aangrenzende cellen in het netwerk. Het doel inzake kwaliteit voor de blokkeringskans van de oproepen moet zowel voor het binnenkomende als voor het uitgaande verkeer worden bereikt.

De praktische methoden en de precieze procedures met betrekking tot de meting van die kwaliteitsparameters worden door het Instituut vastgelegd in overleg met de DCS-1800-operator. § 2. De DCS-1800-operator past op verzoek van het Instituut de transmissietechniek per halfdebietcodecs toe zoals gedefinieerd door het E.T.S.I.. Deze verplichting wordt op een redelijke en niet-discriminatoire wijze door het Instituut opgelegd. § 3. De dienst is alle dagen van het jaar, 24 uur op 24 beschikbaar, met inbegrip van de dienst voor inlichtingen en voor bijstand aan de abonnees. De DCS-1800-operator treft alle nodige maatregelen om storingen in zijn netwerk binnen een tijdsduur van niet meer dan zes uren op te heffen. Deze termijn wordt verlengd tot twaalf uur voor de nachtelijke periodes en voor de weekends. § 4. De dienstvoorwaarden zijn identiek voor gebruikers die zich in gelijkaardige omstandigheden bevinden, en dat voor wat betreft : 1° de tarieven en eventuele kortingen;2° de nadere regels inzake aansluiting;3° het onderhoud;4° de kwaliteit, de beschikbaarheid en de betrouwbaarheid van de dienst. De DCS-1800-operator mag, overeenkomstig de van kracht zijnde wettelijke en reglementaire bepalingen, de toegang tot de dienst niet weigeren, noch schorsen, behalve in geval van fraude of wanneer blijkt of vermoed wordt dat de abonnee niet betaalt, of op grond van de volgende essentiële vereisten : 1° de werkzekerheid van het netwerk;2° de handhaving van de integriteit van het netwerk;3° de interoperabiliteit van de diensten en van de netten in gerechtvaardigde gevallen;4° de bescherming van de overgebrachte gegevens in gerechtvaardigde gevallen.

Art. 5.De DCS-1800-operator sluit zich aan bij het protocol bij de overeenkomst en stelt alles in het werk om de nodige overeenkomsten te sluiten met andere operatoren van mobilofonienetten in het buitenland om internationale roaming mogelijk te maken. Afdeling IV. - Radio-elektrische aspecten

Art. 6.§ 1. De mobilofoniedienst van de DCS-1800-operator moet commercieel worden geopend binnen een termijn van ten hoogste een jaar te rekenen vanaf de in artikel 34, § 3, vermelde dag van notificatie van de vergunning door de Minister. § 2. De ontplooiing door de DCS-1800-operator van zijn netwerk moet, te rekenen vanaf de datum van notificatie van de vergunning door de Minister, beantwoorden aan de dekkingsgraden die voor de verschillende tijdstippen werden vastgelegd in de tabel van deze paragraaf : de vermelde percentages komen overeen met de delen van het oppervlak van het grondgebied en van de bevolking die in België bediend moeten worden. Op elk van de in de tabel vastgelegde tijdstippen moet elk van beide doelstellingen inzake dekking bereikt zijn.

De dekking van de bevolking wordt door het Instituut bepaald op grond van de demografische spreiding van de bevolking, die wordt bepaald door de onderverdeling van België in statistische sectoren door het NIS, welke rekening houdt met de residentiële bevolking.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 3. Deze dekkingsdoelstellingen zijn bepaald voor het gebruik door een voetganger die zich buiten een gebouw bevindt, van een draagbaar toestel met een vermogen van 1 W zoals door het E.T.S.I. wordt gespecifieerd.

Tijdens de dekkingscontroles zal een gegeven gebied door het Instituut als gedekt worden beschouwd als ten minste 95 % van de uitgevoerde metingen een ontvangen vermogen groter dan -92 dBm (decibel in verhouding tot een milliWatt) en een voldoende transmissiekwaliteit aantonen. § 4. Alle autowegen, dit wil zeggen de verkeersaders met de letters E, A en R, moeten volledig gedekt zijn voor draagbare posten met een vermogen van 1 W verbonden met een uitwendige antenne gemon-teerd op het dak van een wagen in de toerismeklasse, binnen een termijn van twee jaar die begint te lopen vanaf de datum waarop de vergunning wordt uitgereikt. § 5. Afwijkingen kunnen, op voorstel van het Instituut, door de Minister worden toegestaan in geval van overmacht. § 6. Wat de bediening van wegtunnels betreft, stelt de DCS-1800-operator alles in het werk om een overeenkomst af te sluiten met de operatoren GSM1 en/of GSM2 in de gevallen dat deze reeds de vereiste infrastructuur geïnstalleerd heeft/hebben om de mobilofoondienst in de wegtunnels door te zenden.

Elk geschil rond dat type van overeenkomst wordt aan het Instituut voorgelegd overeenkomstig de bepalingen van artikel 75, § 8, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven.

Art. 7.Het systeem dat door de DCS-1800-operator wordt toegepast, moet conform de relevante normen van het E.T.S.I. zijn.

Vooraleer ze wordt geïnstalleerd, moet al de radioapparatuur van de basisstations goedgekeurd zijn door het Instituut of door een andere instelling voor de reglementering van telecommunicatie in een land van de C.E.P.T. De DCS-1800-operator mag voor geen enkel apparaat dat behoorlijk is goedgekeurd overeenkomstig de E.T.S.I.-normen, de toegang tot zijn netwerk weigeren.

Art. 8.§ 1. Het radio-elektrisch net moet worden geïnstalleerd in de frequentiebanden van 1710 - 1785 MHz en 1805 - 1880 MHz, gescheiden met een duplexafstand van 95 MHz.

De hoge band is voorbehouden voor het uitzenden door basisstations en de lage band voor het uitzenden door mobiele posten.

De radio-elektrische kanalen liggen telkens 200 kHz uiteen. § 2. Het Instituut wijst aanvankelijk vijfenzeventig radio-elektrische kanalen toe aan de DCS-1800-operator. Het net van de eerste DCS-1800-operator die geselecteerd is op grond van de procedure beschreven in hoofdstuk II van dit besluit wordt de kanalen gelegen in de banden 1765 - 1780 MHz en 1860 - 1875 MHz toegewezen.

Na de commerciële opening van zijn dienst kan de DCS-1800-opera-tor op zijn verzoek uitbreidingsbanden toegewezen krijgen welke grenzen aan de aanvankelijk toegekende band en die ten hoogste gelijkwaardig zijn met vijfendertig bijkomende radio-elektrische kanalen. Deze uitbreidingen worden door het Instituut toegekend op basis van een objectieve evaluatie van de werkelijke noden van de DCS-1800-operator en de gebruiksbeperkingen van het radio-elektrisch spectrum.

Al die kanalen worden ter beschikking van de DCS-1800-operator gesteld zodra het Ministerie van Landsverdediging deze vrijgemaakt heeft overeenkomstig de bepalingen van § 5 van dit artikel. Een ingebruikname van een gedeelte van de kanalen kan door het Instituut worden toegestaan nog voor de betroffen frequenties volledig zijn vrijgemaakt door het Ministerie van Landsverdediging. § 3. Alle aan de DCS-1800-operator toegewezen kanalen zijn over het gehele nationale grondgebied beschikbaar onder voorbehoud van verplichtingen als gevolg van grensoverschrijdende coördinatie in het kader van internationale, door het Instituut afgesloten akkoorden.

Deze verplichtingen kunnen op eenvoudige schriftelijke vraag bij het Instituut worden verkregen. Elk voornemen van de DCS-1800-operator een frequentie te gebruiken waarbij de betrokken internationale overeenkomsten die België heeft afgesloten, niet worden nageleefd, wordt verplicht, voor de ingebruikname van de betrokken frequenties, aan het Instituut voorgelegd met het oog op een eventuele coördinatie met de Administraties van de buurlanden.

De toewijzing van een frequentie aan de DCS-1800-operator vervalt automatisch wanneer ze niet in gebruik werd genomen binnen een termijn van drie jaar te rekenen vanaf het akkoord van het Instituut.

De DCS-1800-operator deelt aan het Instituut, op diens aanvraag, het volledige frequentieplan van zijn netwerk mee. § 4. Elk geschil in verband met eventuele compatibiliteitsproblemen tussen de gebruikte frequenties van de verschillende DCS-1800-netten wordt aan het Instituut voorgelegd overeenkomstig de bepalingen van artikel 75, § 8, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige overheidsbedrijven. § 5. Op verzoek van het Instituut neemt het Ministerie van Landsverdediging alle nodige maatregelen om de frequenties nodig voor het inwerkingstellen van DCS-1800-mobilofonienetten, vrij te maken.

Het vrijmaken van de frequenties gebeurt binnen een termijn die niet langer is dan een jaar te rekenen vanaf het verzoek van het Instituut.

Voor de frequentiebanden aangehaald in de eerste alinea van § 2 van dit artikel gaat de termijn van een jaar automatisch in op de datum waarop dit besluit in werking treedt.

De DCS-1800-operator stelt het Ministerie van Landsverdediging schadeloos voor de opgelopen kosten door een bijzonder bestanddeel te vereffenen in het eerste recht voor de beschikbaarstelling van de frequenties overeenkomstig de bepalingen van artikel 16, § 2.

Voor de berekening van dit bijzonder bestanddeel deelt de Minister van Landsverdediging aan de Minister de kosten mee die veroorzaakt zijn door de reorganisatie van zijn radiocommunicatie-uitrustingen van het BEMILCOM-net dat in de betrokken frequentieband werkt. Te dien einde stelt de Minister van Landsverdediging een gedetailleerd verslag op dat het gevorderde bedrag met redenen omkleedt : het Instituut onderzoekt dit verslag en bepaalt de gegrondheid van het gevorderde bedrag waarbij de Minister van Landsverdediging elke bijkomende inlichting verstrekt nuttig voor een volledige en objectieve beoordeling ervan.

De Minister van Landsverdediging kan in zijn terugbetalings-aanvraag bestemd voor de eerste DCS-1800-operator de kosten voor de reeds vroeger aanvaarde reorganisatie van het BEMILCOM-net voor het vrijmaken van de frequenties noodzakelijk voor het DECT-systeem insluiten. Deze kosten worden dan naar rato van de toegewezen bandbreedte aan de betrokken operator in rekening gebracht. § 6. Zodra de uitbreidingsbanden, d.i. 880 - 890 MHz & 925 - 935 MHz, van het GSM-systeem op 900 MHz beschikbaar zijn en gebruikt kunnen worden, kan de DCS-1800-operator vergund worden vijfen-twintig radio-elektrische kanalen in die banden te gebruiken.

Deze vergunning is onderworpen aan de voorwaarden van het eerste hoofdstuk van het koninklijk besluit van 7 maart 1995 betreffende het opzetten en de exploitatie van GSM-mobilofonienetwerken, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 24 oktober 1997, met uitzondering van de artikelen 5, 7, §§ 1 en 4, 13, § 2, en 14.

Art. 9.§ 1. De DCS-1800-operator stelt in de mate van het mogelijke, alles in het werk om zijn antennes op reeds bestaande steunen zoals daken van gebouwen, pylonen, gevels, te bevestigen. § 2. Indien bewezen is dat een andere behoorlijk vergunde mobilofonieoperator in België er niet in geslaagd is om de nodige vergunningen te verkrijgen die nodig zijn voor het opzetten van een basisstation in een bepaalde zone, verleent de DCS-1800-operator die andere mobilofoonoperator toegang tot zijn eigen antennesites in die zone, overeenkomstig de voorwaarden van dit artikel.

In geval van betwisting van het werkelijke karakter van de onmogelijkheid de nodige vergunningen te verkrijgen, oordeelt het Instituut over dat werkelijke karakter. De beslissing van het Instituut is dwingend voor de verschillende betroffen operatoren. § 3. Indien een antennesite niet het eigendom is van de DCS-1800-operator die deze site uitbaat, verzet deze zich niet tegen het afsluiten van een akkoord tussen de eigenaar van de site en de andere mobilofonieoperator, waardoor deze laatste de mogelijkheid wordt geboden de betroffen site te gebruiken niettegenstaande elke andersluidende clausule tussen de eigenaar en de DCS-1800-operator die deze site reeds gebruikt. § 4. In het geval dat een antennesite het eigendom is van de DCS-1800-operator zal deze niet weigeren te onderhandelen over het afsluiten van een akkoord met de andere mobilofonieoperator waar-door deze de mogelijkheid wordt geboden zijn eigen antennes op de bestaande steun te bevestigen. Deze verplichting tot gezamenlijk gebruik strekt zich uit over de installatie in de aanverwante lokalen, van elektronische uitrustingen van het basisstation in die mate dat het beschikbare gebouw het toelaat de uitrustingen van verschillende operatoren in verschillende lokalen te installeren.

De bepalingen van het akkoord moeten redelijk, proportioneel en niet-discriminerend zijn : de huur wordt bepaald door de aankoopsom van het terrein, de bouw- en onderhoudskosten.

De DCS-1800-operator kan het gezamenlijke gebruik van zijn antennesite maar weigeren op grond van technische redenen welke behoorlijk gerechtvaardigd worden en als dusdanig door het Instituut worden erkend. Indien de bijkomende plaatsing van antennes aanzienlijke verstevigingswerken aan de bestaande structuur vereist, heeft de operator, eigenaar van de site, het recht zich tegen het gezamenlijke gebruik te verzetten. § 5. De bepalingen van § 4 van dit artikel worden uitgebreid tot de antennesites uitgebaat door de DCS-1800-operator en welke het eigendom zijn van een persoon die rechtstreeks of onrechtstreeks met deze operator is verbonden. § 6. Elke betwisting betreffende het gezamenlijke gebruik van antennesites wordt aan het Instituut voorgelegd, met inbegrip van het geval van de onmogelijkheid tot een akkoord te komen overeen-komstig de bepalingen van artikel 75, § 8, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheids-bedrijven.

Art. 10.De DCS-1800-operator is als enige verantwoordelijk voor de goede werking van zijn net. Hij is verantwoordelijk voor eventuele radio-elektrische storingen tegenover andere gebruikers van het radio-elektrisch spectrum, die worden veroorzaakt door basisstations van zijn netwerk.

In geval van storingen bedoeld in de voorgaande alinea, verleent het Instituut, op verzoek van de DCS-1800-operator, technische bijstand om het probleem op te lossen, voor zover de prestaties die aan het Instituut worden gevraagd, redelijk blijven. Afdeling V. - Aspecten in verband met de interconnectie

Art. 11.§ 1. Het Instituut kent aan de DCS-1800-operator op basis van zijn gerechtvaardigde, commerciële behoeften een gepaste capaciteit in het nationale nummeringsplan toe.

De DCS-1800-operator krijgt aanvankelijk een toegangscode tot de dienst toegewezen die overeenkomt met een capaciteit van een miljoen nummers : deze toegangscode wordt aan de DCS-1800-operator medegedeeld na het afgeven van de vergunning.

De DCS-1800-operator kwijt zich van het jaarlijks recht tegenover het Instituut dat overeenstemt met de nummeringscapaciteit die hem ter beschikking wordt gesteld, zelfs wanneer hij een beroep doet op service providers.

De DCS-1800-operator beheert de hem toegekende nummeringscapa-citeit op een efficiënte manier, in het bijzonder wanneer hij een beroep doet op service providers. § 2. De DCS-1800-operator garandeert de toegang tot de internationale dienst door middel van het prefix 00 en de toegang tot de nooddiensten door middel van het nummer 112.

De DCS-1800-operator moet zijn abonnees in staat stellen gratis noodoproepen te doen naar de nummers met drie cijfers die hem door het Instituut worden meegedeeld. De procedure voor de toegang van de gebruikers tot die diensten moet op dezelfde manier verlopen als vanuit het PSTN- of ISDN-net.

Art. 12.§ 1. De DCS-1800-operator kan zijn DCS-1800-mobilofonienet, rechtstreeks of onrechtstreeks, op elk ander behoorlijk gemachtigd telecommunicatienet aansluiten, interconnectieoperator genoemd.

Het geheel van de technische en commerciële interconnectie-voorwaarden maakt het voorwerp uit van een interconnectieovereenkomst tussen de betrokken partijen. De DCS-1800-operator deelt aan het Instituut de interconnectieovereenkomsten mee die hij afsluit met elke andere telecommunicatieoperator. De onderhandelingen met betrekking tot het verwezenlijken van interconnectieakkoorden worden geregeld door het koninklijk besluit tot regeling van de termijnen en principes die van toepassing zijn op de commerciële onderhandelingen die worden gevoerd om interconnectieakkoorden te sluiten. § 2. De DCS-1800-operator kan de interconnectie verkrijgen tussen zijn DCS-1800-mobilofonienet en elk PSTN- of ISDN-net of elk vergund mobilofonienet in België, overeenkomstig de bepalingen van deze paragraaf.

De DCS-1800-operator maakt elke behoefte inzake interconnectie ten minste zes maanden vóór de gewenste datum van indienstneming aan de interconnectieoperator bekend.

De interconnectie met de schakelaars van de interconnec-tieoperatoren gebeurt overeenkomstig signalisatieprotocol nr. 7 van het C.C.I.T.T., en aangevuld door het E.T.S.I.. De interface voor de verbinding van de schakelaar(s) van het mobilofonienet met deze netten moet zijn goedgekeurd door het Instituut vooraleer het net in dienst wordt gesteld.

De interconnectieoperator licht zijn eigen abonnees volledig en duidelijk in over de commerciële toegangsvoorwaarden vanaf zijn eigen net tot het mobilofonienet van de DCS-1800-operator. § 3. De bepalingen van deze para-graaf zijn van toepassing op de operatoren bedoeld in het eerste lid van § 2 van dit artikel, die aangemerkt zijn als beschikkende over een aanmerkelijke macht op de markt.

De DCS-1800-operator die om interconnectie verzoekt, kan vanwege de interconnectieoperator aan wie dit verzoek is gericht voldoening krijgen voor elke redelijke eis inzake de gevraagde capaciteit, de kwaliteit en de technische karakteristieken voor de interconnectie van zijn DCS-1800-mobilofonienet.

De DCS-1800-operator kan naar gelang van zijn behoeften, de interconnectieoperator interconnectie vragen op de plaatsen welke vermeld zijn in de lijst opgesteld door het Instituut.

Zodra het technisch mogelijk is, moeten de DCS-1800-operator en de interconnectieoperator wederzijds toegang verlenen tot hun dynamische gegevensbanken die automatisch het doorsturen van de oproepen behandelen, om het de andere partij mogelijk te maken zijn transmissie-infrastructuur en zijn interconnectiepunten te optimaliseren.

De tarieven die door interconnectieoperatoren worden toegepast op hun eigen abonnees voor de toegang tot de verschillende mobilofonienetten vanaf hun eigen netten zijn niet discriminerend en gebaseerd op objectieve criteria.

Wat de financiële vergoeding betreft voor de doorstroming van het verkeer tussen het mobilofonienet van de DCS-1800-operator naar het net van de interconnectieoperator, moeten de door deze laatste gevraagde interconnectielasten steunen op criteria die objectief en niet-discriminerend zijn en bepaald worden op basis van de kosten. § 4. Voor de interconnectie van het mobilofonienet van de DCS-1800-operator op zijn PSTN of zijn ISDN, past BELGACOM ten minste gelijke voorwaarden toe in gelijke omstandigheden, als die welke toegepast zijn voor de interconnectie van het GSM1-net uitgebaat door haar dochteronderneming BELGACOM MOBILE. De in het vorige lid bedoelde voorwaarden zijn de technische kwaliteit van de prestaties, de financiële voorwaarden en de termijnen waarbinnen deze prestaties ter beschikking worden gesteld, in die mate dat de noden van de DCS-1800-operator behoorlijk aan BELGACOM werden gemeld.

BELGACOM levert de synchronisatie van het mobilofonienet van de DCS-1800-operator die om interconnectie verzocht. § 5. De interconnectielasten door de DCS-1800-operator aangerekend zullen op objectieve, doorzichtige en niet-discriminerende criteria moeten steunen en bepaald worden op grond van de kosten wanneer het Instituut verklaart dat de operator een aanmerkelijke macht op de markt heeft. § 6. Elk geschil betreffende de interconnectieovereenkomsten wordt aan het Instituut voorgelegd, overeenkomstig de bepalingen van artikel 75, § 8, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven.

Art. 13.§ 1. Elke huurlijnenoperator die aangemerkt wordt als beschikkende over een aanmerkelijke macht op de markt, is gehouden de operator de gevraagde transmissielijnen ter beschikking te stellen die de nodige technische karakteristieken bieden overeenkomstig de bepalingen van deze paragraaf.

Binnen de drie maanden volgend op de toekenning van de vergunning stelt de DCS-1800-operator alles in het werk om de huurlijnenoperator de relevante planninggegevens over te zenden in verband met zijn transmissiebehoeften die hij verwacht te bestellen bij deze operator, volgens het formaat dat deze laatste voorstelt. De DCS-1800-operator en de huurlijnen-operator stellen in onderlinge samenspraak de planning en de voorwaarden op voor het ter beschikking stellen van de aan te sluiten sites van de DCS-1800-operator en het ter beschikking stellen van de bijhorende transmissielijnen. Die planning houdt rekening met de eisen inzake ontplooiing van de DCS-1800-operator en de omvang van de vraag welke de DCS-1800-operator aan de huurlijnenoperatoren richt.

De huurlijnenoperator stelt de bestelde transmissielijnen ter beschikking van de DCS-1800-operator binnen een redelijke termijn van drie maanden, te rekenen vanaf de datum van bevestigde bestelling.

Deze termijn moet worden nageleefd voor zover de sites van de DCS-1800-operator die moeten worden aangesloten op een redelijk in de tijd gespreide manier aan de huurlijnenoperator worden ter beschikking gesteld, volgens de nadere regels die in samenspraak tussen de DCS-1800-operator en de huurlijnenoperator zijn overeengekomen. § 2. De interfaces van de uitrusting die door de DCS-1800-operator wordt gebruikt en die aangesloten is op de transmissielijnen die door elke behoorlijk vergunde exploitant ter beschikking zijn gesteld, moeten door het Instituut zijn goedgekeurd en in perfecte staat van werking zijn. § 3. De terbeschikkingstelling van transmissielijnen aan de DCS-1800-operator door elke behoorlijk vergunde operator wordt tussen beide partijen geregeld in een overeenkomst, die aan het Instituut moet worden bezorgd.

Alle geschillen betreffende de terbeschikkingstelling van trans-missielijnen voor de aansluiting van de infrastructuur worden aan het Instituut voorgelegd, overeenkomstig de bepalingen van artikel 75, § 8, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. § 4. De DCS-1800-operator die een deel van zijn transmissie-infra-structuur wenst te verwezenlijken door middel van eigen straalver-bindingen, richt zijn vergunningsaanvragen aan het Instituut op basis van het koninklijk besluit van 15 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen.

Binnen de beperkingen van het beschikbare radio-elektrische spectrum, wordt de DCS-1800-operator een specifieke frequentieband toegewezen met gepaste breedte, waarin hij ministeriële vergunningen kan krijgen voor het verwezenlijken van zijn straalverbindingen : de voorkeur gaat uit naar frequenties boven de 10 GHz. Afdeling VI. - Commercialisering van de diensten

Art. 14.§ 1. De DCS-1800-operator mag contracten afsluiten met elke service provider, die bij het Instituut behoorlijk geregistreerd is.

Alle geschillen omtrent die contracten worden aan het Instituut voorgelegd overeenkomstig de bepalingen van artikel 75, § 8, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven.

Bij het afsluiten van de voormelde contracten, verbindt de DCS-1800-operator er zich toe dat zijn contractant de volgende voorwaarden naleeft : 1° de gelijke toegang en behandeling van de gebruikers overeenkomstig artikel 4, § 4, van dit besluit;2° de globale eerbiediging van de tariefstructuur van de DCS-1800-operator;3° de verplichting het Instituut in te lichten over de tariefwijzigingen overeenkomstig § 2 van dit artikel;4° de naleving van de wettelijke bepalingen inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;5° de nodige samenwerking met de gerechtelijke overheden en de hulpdiensten overeenkomstig artikel 19, § 3, van dit besluit;6° de bepalingen met betrekking tot de contracten en de factuur van de abonnees overeenkomstig artikel 20, § 1, van dit besluit;7° het sluiten van een overeenkomst tussen die service providers en de ombudsdienst bedoeld in artikel 20, § 2, van dit besluit;8° de inlichtingen voor de gebruikers over bepaalde gevaren verbonden met het gebruik van een mobilofonie-eindtoestel overeenkomstig artikel 20, § 3, van dit besluit. De DCS-1800-operator zendt aan het Instituut de lijst van de service providers waarmee hij contracten heeft afgesloten : die contracten worden, op aanvraag, aan het Instituut meegedeeld. § 2. De DCS-1800-operator stelt de tarieven vast van de diensten die hij aan de dienstabonnees verstrekt.

Voor de notificatie van de vergunning van artikel 34 van dit besluit, wordt tussen de operator en de Minister een overeenkomst gesloten betreffende de evolutie van de tarieven van de DCS-1800-operator. Die tariefovereenkomst is bestemd om de ontwikkeling in de loop van de tijd te meten van de tarieven die de DCS-1800-operator toepast en is gebaseerd op een indexformule die door het Instituut, in overleg met de DCS-1800-operator, wordt opgesteld en die de globale gemiddelde prijs weergeeft van de diensten die de DCS-1800-operator aanbiedt. De eventuele levering van eindapparaten aan abonnees valt buiten die prijsindexeringsformule van de operator.

Elke aanpassing van de prijs van de diensten aangeboden door de DCS-1800-operator, wordt aan het Instituut meegedeeld binnen de maand volgend op het in voege treden van de betrokken aanpassing. Bij ontstentenis van bezwaren vanwege het Instituut, binnen een termijn van een maand te rekenen vanaf de mededeling van de betrokken tariefaanpassing, wordt deze als stilzwijgend aanvaard beschouwd.

Het indexcijfer bedoeld in deze paragraaf, mag niet sneller stijgen dan het indexcijfer van de consumptieprijzen. De Minister kan op verzoek van de operator en op advies van het Instituut, eventuele afwijkingen van die regel toestaan. § 3. De tarieven worden door middel van een gratis blad ter kennis gebracht van het publiek. Bij elke bijwerking wordt een exemplaar van dat blad aan het Instituut overgezonden. § 4. De DCS-1800-operator kan in de universele telefoongidsen vermel-dingen doen plaatsen van de abonnees van zijn dienst, die zich niet verzetten tegen die publicatie. Afdeling VII. - Financiële lasten

Art. 15.§ 1. Het recht om een mobilofonienet tot stand te brengen en in België de mobilofoniedienst aan te bieden op basis van de DCS-1800-norm houdt de verplichting in, aan het Instituut een enig concessierecht te betalen waarvan het bedrag is vastgesteld op minstens acht miljard Belgische frank, en dat, binnen een maand, te rekenen vanaf de datum van notificatie van de vergunning overeenkomstig artikel 34, § 3, van dit besluit. § 2. Dat concessierecht wordt in geen enkel geval, zelfs niet gedeeltelijk, terugbetaald.

Art. 16.§ 1. Onverminderd de rechten die aan het Instituut dienen betaald voor het verwerven van nummeringscapaciteit in het nationaal nummeringsplan, is de DCS-1800-operator het Instituut jaarlijks de volgende retributies verschuldigd.

Om de kosten te dekken van het beheer van de vergunning, met inbegrip van de daarbij horende kosten inzake controle, betaalt de DCS-1800-operator jaarlijks aan het Instituut een recht van 10 miljoen Belgische frank, genoemd "recht voor het beheer van de vergunning".

De DCS-1800-operator kwijt zich van een jaarlijks recht van 1.000.000 Belgische frank per radio-elektrisch duplexkanaal, ongeacht het aantal toewijzingen die dat kanaal exploiteren, om de kosten van de terbeschikkingstelling van de frequenties te dekken, de coördinatie ervan en de bijhorende controlekosten. Dit recht wordt "recht voor de terbeschikkingstelling van de frequenties" genoemd.

Bij elke eerste beschikbaarstelling van een frequentieband, wordt dit recht voor de terbeschikkingstelling van de frequenties verhoogd met een bijzonder bestanddeel, dat uniek en ondeelbaar is en bestemd om het Ministerie van Landsverdediging schadeloos te stellen, overeenkomstig de bepalingen van artikel 8, § 5. § 2. Die rechten zijn vooraf betaalbaar op het rekeningnummer dat door het Instituut wordt meegedeeld.

De eerste betaling van het recht voor het beheer van de vergunning wordt verricht binnen een termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de notificatie van de vergunning. Het recht wordt berekend naar rato van het aantal maanden dat nog overblijft tot 31 december van het lopende jaar.

Het recht voor de terbeschikkingstelling van elk bijkomend kanaal wordt betaald binnen dertig dagen volgend op de indienststelling van dat kanaal naar rato van het aantal maanden dat nog overblijft tot 31 december van het lopende jaar.

Voor de toepassing van de bepalingen van de twee voorgaande leden moet elke onvolledige maand voor een volle maand worden aangerekend. § 3. Onverminderd de bepalingen van de voorgaande paragrafen, worden het recht voor het beheer van de vergunning en het recht voor de terbeschikkingstelling van de frequenties uiterlijk op 31 januari van het jaar waarop de rechten in kwestie betrekking hebben, betaald.

Rechten die niet zijn betaald op de vastgestelde vervaldatum geven, van rechtswege en zonder ingebrekestelling, aanleiding tot een intrest tegen het wettelijke tarief verhoogd met 2 %. Die intrest wordt berekend naar rato van het aantal kalenderdagen achterstand.

Bovendien kan de Minister in geval van niet-betaling van de rechten binnen de toegestane termijn, overeenkomstig artikel 24 van dit besluit de DCS-1800-operator een boete opleggen. § 4. De in paragraaf 1 van dit artikel vermelde bedragen van de rechten worden elk jaar op 1 januari aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen.

De aanpassing gebeurt met behulp van de coëfficiënt die bekomen wordt door het indexcijfer van de maand december die voorafgaat aan de maand januari in de loop waarvan de aanpassing zal plaatsvinden, te delen door het indexcijfer van de maand december 1994. Bij de berekening van die coëfficiënt wordt deze afgerond tot het hogere of lagere tienduizendste naargelang het cijfer van de eenheden al of niet vijf bereikt. Na de toepassing van de coëfficiënt worden de bekomen bedragen afgerond tot het hogere duizendtal franken.

Uiterlijk 10 dagen voor de vervaldatum deelt het Instituut aan de DCS-1800-operator het geïndexeerde bedrag mee van de verschuldigde rechten. Bij uitblijven van een mededeling van het geïndexeerde bedrag, is de DCS-1800-operator verplicht het niet-geïndexeerde bedrag van de rechten te betalen. Het Instituut laat hem het verschil weten.

De eventuele betwisting van de berekening van de indexering schorst geenszins de verplichting het bedrag te betalen dat door het Instituut is meegedeeld.

Art. 17.De DCS-1800-operator wordt lid van alle door het Instituut aangewezen internationale organisaties, die belast zijn met vragen in verband met de normalisatie en de exploitatie van het DCS-1800-mobilofoniesysteem. Hij neemt op eigen kosten deel aan de werkzaamheden van de betrokken organisaties wat de DCS-1800 betreft.

Binnen een termijn van drie maanden volgend op de toekenning van de vergunning stelt de DCS-1800-operator alles in het werk om zich aan te sluiten bij het protocol bij de overeenkomst. Het Instituut legt de verdeling vast van de stemmen en van de financiële bijdragen van de Belgische deelnemers aan het protocol bij de overeenkomst.

Art. 18.De DCS-1800-operator is gehouden financieel bij te dragen in het fonds voor de universele dienstverlening inzake telecommunicatie overeenkomstig de van kracht zijnde wettelijke en reglementaire bepalingen.

Op verzoek van het Instituut, verstrekt de DCS-1800-operator alle noodzakelijke informatie om zijn bijdrage in het fonds voor de universele dienstverlening inzake telecommunicatie te berekenen. Afdeling VIII. - Diverse bepalingen

Art. 19.§ 1. De DCS-1800-operator treft alle redelijke maatregelen teneinde de vertrouwelijkheid van de berichten die via zijn netwerk worden uitgewisseld en de bescherming van de inlichtingen over zijn abonnees te garanderen, met name wat hun lokalisatie betreft.

De DCS-1800-operator neemt alle vereiste maatregelen om onwettig gebruik van zijn netwerk te voorkomen. § 2. De DCS-1800-operator is verplicht aan zijn personeelsleden in het kader van hun arbeidsovereenkomst, bepalingen op te leggen inzake de verplichting tot vertrouwelijkheid bij de behandeling van informatie over de gebruikers van zijn netwerk. § 3. De DCS-1800-operator is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de gerechtelijke instanties en aan de hulpdiensten volgens de van kracht zijnde wettelijke en reglementaire bepalingen.

De DCS-1800-operator werkt met de hulpdiensten in België mee om hen in staat te stellen met een zo groot mogelijke doeltreffendheid in te grijpen.

Art. 20.§ 1. De DCS-1800-operator bezorgt aan het Instituut de type-overeenkomst die hij met zijn abonnees afsluit.

De DCS-1800-operator biedt zijn abonnees de mogelijkheid een gedetailleerde en duidelijke factuur te ontvangen voor de diensten die hij hen levert. § 2. De DCS-1800-operator stelt op eigen kosten een dienst in die belast is met het behandelen van klachten vanwege de klanten.

Indien het geschil blijft bestaan, kunnen de gebruikers zich wenden tot de ombudsdienst, waarvan sprake in de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven.

Daartoe wordt er een overeenkomst gesloten tussen de DCS-1800-operator en deze ombudsdienst : die overeenkomst bepaalt de nadere regels inzake de behandeling van de klachten, alsook de tegemoetkoming van de DCS-1800-operator in de werkingskosten van de ombudsdienst. Die overeenkomst wordt aan het Instituut overgezonden. § 3. De DCS-1800-operator licht zijn abonnees op correcte en volledige wijze in over de risico's die inherent zijn aan het gebruik van mobilofonie-eindapparatuur, in het bijzonder wat de gevaren betreft die kunnen ontstaan door het gebruik van die uitrusting bij het besturen van een voertuig enerzijds, en de storingen die deze uitrusting kan veroorzaken op medische apparatuur anderzijds.

Art. 21.De dienst van de DCS-1800-operator kan geheel of gedeeltelijk worden onderbroken op bevel van de openbare overheid die de schorsing oplegt van de radio-elektrische uitzendingen.

Het netwerk kan eventueel opgeëist worden door de openbare overheid.

Voor de maatregelen bedoeld in voorgaande leden wordt geen enkele vergoeding toegekend. Afdeling IX. - Toezicht en sancties

Art. 22.§ 1. Het Instituut controleert de naleving door de DCS-1800-operator van de voorwaarden van dit besluit en van zijn vergunning. § 2. De DCS-1800-operator is ertoe gehouden op verzoek van het Instituut alle informatie te verstrekken over de staat van de aanleg van zijn netwerk, de commercialisering van de diensten en zijn financiële toestand.

De DCS-1800-operator verleent gratis zijn medewerking bij elk met redenen omkleed verzoek van het Instituut dat bedoeld is om na te gaan of de bepalingen van dit besluit en van zijn vergunning worden nageleefd.

De DCS-1800-operator verleent toegang tot zijn kantoren en installaties aan de behoorlijk geaccrediteerde vertegenwoordigers van het Instituut om het hun mogelijk te maken de vereiste controles uit te voeren. § 3. De DCS-1800-operator stelt het Instituut gratis tien dienstaansluitingen op zijn DCS-1800-net ter beschikking om het de ambtenaren mogelijk te maken na te gaan of de bepalingen van dit besluit en de voorwaarden van de vergunning worden nageleefd. Die aansluitingen kunnen worden onderworpen aan sommige beperkingen inzake het verkeer, welke tussen de DCS-1800-operator en het Instituut zullen moeten worden overeengekomen. § 4. Alle inlichtingen die de ambtenaren van het Instituut vanwege de operator krijgen om de naleving van de bepalingen van dit besluit en van zijn vergunning na te gaan, zijn gedekt door de verplichting van het beroepsgeheim. Die bepaling belet echter niet dat het Instituut de voorwaarden van de toekenning van de licentie bekendmaakt die geen informatie van vertrouwelijke aard bevatten.

Art. 23.§ 1. Vanaf de uitreiking van de vergunning tot de commerciële opening van de dienst maakt de DCS-1800-operator op de eerste werkdag van elke maand aan het Instituut een rapport over dat de noodzakelijke inlichtingen bevat welke het Instituut in staat stellen de vooruitgang en de inwerkingstelling van het net van de DCS-1800-operator te beoordelen. Het formaat waaronder dit rapport door de DCS-1800-operator dient overgezonden wordt door het Instituut medegedeeld. § 2. De DCS-1800-operator publiceert halfjaarlijks een verslag over de volgende verschillende kwaliteitsindiciën van de aangeboden dienst : 1° dekking van het grondgebied;2° "roaming"-akkoorden die met andere mobilofonieoperatoren zijn gesloten;3° blokkeringskans van de oproepen in beide verkeersrichtingen;4° verbrekingskans van de oproepen;5° luisterkwaliteit;6° aanbod van bijkomende diensten;7° termijn voor de aansluiting van de nieuwe abonnees;8° frequentie en duur van de storingen;9° antwoordtijd van zijn dienst voor bijstand aan de abonnees. De praktische regels inzake de presentatie van dat verslag worden door het Instituut vastgelegd in overleg met de DCS-1800-operator. § 3. De DCS-1800-operator moet uiterlijk voor 30 juni van elk jaar, aan het Instituut een rapport zenden over zijn activiteiten gedurende het voorgaande jaar : dit rapport vermeldt onder meer de evolutie, maand per maand, van het totale aantal abonnees van zijn diensten.

Art. 24.§ 1. De Ministerraad kan op ieder ogenblik, op voorstel van de Minister en na advies van het Instituut, de vergunning schorsen of intrekken indien de DCS-1800-operator zich niet houdt aan de bepalingen van dit besluit of aan de voorwaarden van zijn vergunning. § 2. De schorsing of intrekking wordt steeds voorafgegaan door een ingebrekestelling vanwege het Instituut welke de DCS-1800-operator de kans biedt zich in regel te stellen. De DCS-1800-operator beschikt over ten minste een maand tijd om zijn toestand te regulariseren. Die termijn kan worden verlengd naar gelang van de aard van de vastgestelde inbreuk.

Op zijn verzoek wordt de DCS-1800-operator door het Instituut gehoord.

Geen enkele schorsing of intrekking geeft aanleiding tot enige vergoeding, noch tot een terugbetaling van het geheel of van een deel van het concessierecht betaald overeenkomstig artikel 15, noch tot de terugbetaling van de rechten die eventueel overeenkomstig de artikelen 11, § 1, en 16 van dit besluit zijn betaald. § 3. De Minister kan, op voorstel van het Instituut, een boete opleggen aan de DCS-1800-operator, in geval van niet-naleving van de bepalingen van dit besluit of van de voorwaarden van zijn vergunning gedurende meer dan drie maanden te rekenen vanaf de datum van de ingebrekestelling. Deze boete mag niet meer bedragen dan twintig maal het bedrag van de jaarlijkse rechten van artikel 16 van dit besluit.

De praktische regels met betrekking tot de toepassing van deze boetes worden door de Minister vastgelegd : de procedure bevat de mogelijkheid voor de DCS-1800-operator zich te rechtvaardigen voor de vastgestelde tekortkomingen. § 4. De DCS-1800-operator legt, voor de commerciële opening van zijn dienst, aan het Instituut een schriftelijke borgstelling bij een financiële instelling voor ten belope van het maximumbedrag van de boetes die hem eventueel overeenkomstig dit artikel kunnen worden opgelegd.

De Minister kan een beroep doen op de borgstelling in geval van niet-betaling binnen de dertig dagen na het geldig gemotiveerde verzoek om betaling van de uit hoofde van dit artikel opgelegde boetes.

De borgstelling vervalt van rechtswege uiterlijk een jaar na de commerciële opening van de dienst, zoals bepaald in de vergunning. Dit zal, van rechtswege, vroeger gebeuren zodra door een controle van het Instituut bepaald is dat de DCS-1800-operator aan de verplichtingen vastgelegd in zijn vergunning voor de commerciële opening van zijn dienst heeft voldaan. HOOFDSTUK II. - Procedure voor de toekenning van de vergunning om een eerste DCS-1800-net op te zetten en te exploiteren Afdeling I

Doel van de procedure en vestiging van de kandidaturen

Art. 25.§ 1. Iedere persoon die een vergunning wenst te krijgen om het eerste mobilofonienet volgens de DCS-1800-norm aan te leggen en te exploiteren dient zijn kandidatuur in, in de vorm en overeenkomstig de voorwaarden die in dit hoofdstuk zijn vastgelegd. § 2. Geen enkele andere vergunning voor een nationaal DCS-1800-mobilofonienet zal worden gegund voor 1 januari 2001. Deze bepaling doet geen afbreuk aan de voorwaarden waaronder de GSM900-operatoren gemachtigd kunnen worden bijkomende netwerken met de DCS-1800-technologie in werking te stellen overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 24 oktober 1997 dat het koninklijk besluit van 7 maart 1995 betreffende het GSM wijzigt. § 3. De Minister beslist, op voorstel van het Instituut, uiterlijk op 1 januari 2000 of het gepast is nieuwe vergunningen te verlenen in de mobilofoniesector op basis van de ontwikkeling van de markt en de technologie.

Art. 26.§ 1. Onverminderd de akkoorden en overeenkomsten die de Belgische Staat of de Europese Unie hebben ondertekend, mogen de kandidaturen worden ingediend door alle ondernemingen die hun maatschappelijke zetel hebben in een Lid-Staat van de Europese Economische Ruimte en waarvan ten hoogste 49 % van het kapitaal in handen is van ondernemingen uit derde landen buiten de Europese Economische Ruimte. § 2. Op straffe van nietigheid van de betrokken kandidatuur mogen beide GSM-mobilofonieoperatoren geen deel uitmaken van een kandidatuur voor de eerste DCS-1800-mobilofonievergunning. Dit verbod wordt uitgebreid tot elke maatschappij die, rechtstreeks of onrechtstreeks, deel heeft aan het kapitaal van deze operatoren alsook hun mogelijke dochtermaatschappijen, alsook de service providers van de GSM-operatoren, voor zover de bedoelde graad van deelname de 10 % overschrijdt. § 3. De leden van elke kandidaat verbinden er zich toe een rechtspersoon op te richten afgescheiden van hun andere activiteiten overeenkomstig §§ 1 en 2 van dit artikel indien de vergunning aan hen wordt toegekend. § 4. De kandidaten verbinden zich ertoe in voorkomend geval de nodige toestemmingen te verkrijgen bij de instellingen van de Europese Commissie voor de oprichting van de rechtspersoon waaraan de vergunning zal zijn verleend. § 5. Niemand mag rechtstreeks of onrechtstreeks, meer dan één kandidatuur indienen. Afdeling II. - Indienen van de kandidaturen

Art. 27.§ 1. De kandidaten dienen hun kandidatuurdossier in volgens de in artikel 29 van dit besluit beschreven vorm, bij de Administrateur-generaal van het Instituut of bij zijn afgevaardigde, op 16 februari 1998 om elf uur. Er zal geen enkele verlenging van de termijn worden toegestaan.

De kandidatuurdossiers zullen dezelfde dag om twaalf uur 's middags worden geopend in bijzijn van een gerechtsdeurwaarder die een proces-verbaal zal opstellen. § 2. Binnen veertien dagen na de datum waarop de kandidaturen zijn ingediend, stuurt het Instituut aan elke kandidaat een schriftelijke bevestiging van de goede ontvangst van zijn kandidatuurdossier en maakt het een lijst bekend van de geldig ingediende kandidaturen. § 3. De kandidaten blijven door hun offerte zes maanden gebonden vanaf de datum waarop de kandidaturen zijn ingediend.

Art. 28.§ 1. Elke kandidaat betaalt, vooraleer zijn kandidatuurdossier op te sturen, een som van 500.000 frank op PCR 000-1658068-47 van het Instituut om de kosten te dekken in verband met het onderzoek van zijn dossier. § 2. In geen geval kunnen de Staat of het Instituut door de kandidaten aansprakelijk worden gesteld voor de rechtstreeks of onrechtstreeks opgelopen kosten in het kader van deze procedure voor het toekennen van vergunning.

Art. 29.§ 1. Het kandidatuurdossier bevat op zijn minst de volgende elementen : 1° samenvatting : algemene voorstelling van de offerte met zijn voornaamste karakteristieken en het bewijs van de betaling van het in artikel 28, § 1, van dit besluit bepaalde recht.De kandidaat voegt eveneens een getuigschrift toe getekend door alle personen op wier naam hij handelt, dat zijn verbintenis bevestigt om het concessierecht van artikel 15 van dit besluit te vereffenen in het geval hij de vergunning verkrijgt; 2° juridische aspecten : inlichtingen over de kandidaat, in het bijzonder zijn rechtspositie en zijn financiële structuur;wat de kandidaturen betreft die zijn ingediend door verenigingen, de rechtsvorm van de toekomstige maatschappij en de toekomstige samenstelling van het kapitaal, alsook een beschrijving van het besluitvormingsproces; 3° commerciële aspecten : gedetailleerde beschrijving van de vooruitzichten inzake commerciële ontwikkeling, van de aspecten in verband met de concurrentie op de mobilofoniemarkt en van de overige daarmee samenhangende markten, van het voorgestelde tariefbeleid en van de strategie voor de dienstverlening;4° financiële aspecten : gedetailleerde studie van de financiële verwachtingen en beschrijving van het financieel vermogen van de kandidaat wat betreft solvabiliteit, externe financieringsbronnen en de aard van de financiële waarborgen;5° technische aspecten : gedetailleerde studie op technisch vlak met in het bijzonder het tijdschema van de aanleg, de beoogde opbouw van het netwerk, de dekking van het grondgebied, de dimensionering van het net, de eventuele bijkomende diensten, de aspecten in verband met de radiofrequenties en de uitrusting die wordt gebruikt;6° organisatorische aspecten : organisatie van de onderneming op het stuk van het beheer van human resources, alsook management en organisatie inzake commercialisering, planning, technisch onderhoud en facturatie;7° aspecten in verband met ervaring : referenties inzake nuttige ervaring en bekwaamheid voor de ontwikkeling van een mobilofoniedienst in België, met name op het gebied van mobiele communicatie. Het Instituut legt de manier vast waarop het kandidatuurdossier moet worden voorgelegd. § 2. De kandidatuur houdt een verbintenis in, zich te houden aan alle clausules en voorwaarden van het lastenboek. De kandidaat mag in zijn dossier voorstellen formuleren die verder gaan dan de minimumvoorwaarden die in het lastenboek zijn vermeld : indien de kandidaat wordt gekozen, zullen die voorstellen in de vergunning worden aangeduid en zullen zij een dwingend karakter krijgen.

De kandidaten moeten de inlichtingen aanduiden die zij gedekt achten door het zakengeheim en welke niet mogen worden gepubliceerd in de bekendgemaakte consideransen van de beslissing tot toekenning van de vergunningen.

De kandidaten mogen geen enkele wijziging aanbrengen in hun dossier nadat het is neergelegd.

Art. 30.§ 1. Het dossier moet in zes exemplaren zijn opgesteld. § 2. Slechts één van de exemplaren van het kandidatuurdossier wordt door de kandidaat aangeduid als het originele exemplaar. Dat exemplaar wordt medeondertekend door alle personen in wiens naam de kandidaat optreedt.

Art. 31.§ 1. Het Instituut behoudt zich het recht voor elke kandidaat in zijn kantoren te Brussel uit te nodigen om zijn kandidatuurdossier te komen voorstellen. Die voorstelling duurt niet langer dan een werkdag.

Alle kosten die daarmee gepaard gaan voor de kandidaat, alsook alle overige kosten als gevolg van een vraag om bijkomende inlichtingen vanwege het Instituut, moeten integraal ten laste worden genomen door de kandidaat. § 2. Elk verzoek om inlichtingen of om verduidelijking moet, uiterlijk een maand voor de einddatum voor het neerleggen van de kandidaturen, zoals vastgelegd in artikel 27, § 1, van dit besluit, aangetekend worden gericht aan het Instituut, dat de overige kandidaten op de hoogte brengt van de eventueel gegeven verduidelijkingen. De identiteit van de kandidaat die verduidelijking heeft gevraagd wordt niet openbaar gemaakt.

Met het oog op de toepassing van deze procedure, wordt elke mogelijke kandidaat verzocht zich zo vlug mogelijk na het verschijnen van dit besluit, kenbaar te maken door middel van een aangetekende brief, gericht aan het Instituut.

Adeling III. - Onderzoek van de kandidaturen

Art. 32.§ 1. De kandidatuurdossiers worden door het Instituut onderzocht op grond van de kwalificatie- en selectiecriteria vermeld in het tweede lid van dit artikel.

De kwalificatiecriteria zijn : 1° financiële basis van de kandidaat en waarborg voor de goede financiële afwikkeling van het project;2° de technische en operationele expertise van de kandidaat;3° de financiële en commerciële vooruitzichten;4° het beheer van het project op het technische, financiële, commerciële en organisatievlak en vanuit het standpunt van de human resources. De selectiecriteria zijn : 1° de voorgestelde tariefstructuur;2° de dekking van het nationale grondgebied, het tijdschema van de ontplooiing van het netwerk en de kwaliteit van de aangeboden dienst;3° het voorgestelde bedrag van het concessierecht. De drie selectiecriteria hebben hetzelfde gewicht. § 2. De gedetailleerde methode voor de beoordeling van de kandidaturen wordt door de Minister vastgelegd, op voorstel van het Instituut. Dat vertrouwelijke document wordt uiterlijk daags voor de in artikel 27, § 1, van dit besluit vermelde datum bij een gerechtsdeurwaarder neergelegd. § 3. Het Instituut kan aan de kandidaat, naast de in artikel 29 van dit besluit vermelde elementen, alle bijkomende inlichtingen vragen, die het nodig acht om de waarde van de ingediende kandidatuur te kunnen beoordelen.

Art. 33.Het Instituut stelt aan de Minister een met redenen omkleed verslag voor, waarin de verdiensten van de verschillende kandidaturen worden uiteengezet.

In dat verslag worden de verschillende kandidaten die aan de kwalificatiecriteria van artikel 32 van dit besluit hebben voldaan, gerangschikt op basis van de resultaten die verkregen zijn door de combinatie van de in dezelfde artikel 32 vastgelegde selectiecriteria. Afdeling IV. - Toekenning van de vergunning

Art. 34.§ 1. De Minister legt aan de Ministerraad de lijst van kandidaten voor met de resultaten van het vergelijkend onderzoek dat door het Instituut is uitgevoerd. De Ministerraad kiest de operator en kent de vergunningen toe binnen een termijn van zes maanden te rekenen vanaf de datum waarop de kandidaturen zijn neergelegd. § 2. De vergunning neemt onder meer de eventuele verbintenissen van de kandidaat over om de in het lastenboek vastgelegde minimum-voorwaarden te overtreffen. § 3. De Minister notificeert de vergunning aan de geselecteerde operator. Binnen de maand, te rekenen vanaf de datum van die notificatie, maakt de operator zijn aanvaarding van de voorwaarden van de vergunning bekend aan de Minister.

In geval van verzaking kan de Ministerraad, op basis van de criteria in artikel 32 van dit besluit, de vergunning toekennen aan een kandidaat die aanvankelijk niet geselecteerd was. § 4. Elke kandidaat ontvangt een kopie van de met redenen omklede beslissing van de Ministerraad tot toekenning van de vergunningen.

Art. 35.Binnen de dertig dagen volgend op de beslissing van de Ministerraad betaalt de geselecteerde operator aan het Instituut de advieskosten die het eventueel heeft gedragen voor aan hem verleende bijstand in de selectieprocedure van dit hoofdstuk. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen

Art. 36.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 37.Onze Minister van Telecommunicatie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 24 oktober 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Telecommunicatie, E. DI RUPO Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld

^