gepubliceerd op 21 oktober 2000
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 april 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het vervaardigen van en de handel in zakken in jute of in vervangingsmaterialen, betreffende de instelling van het halftijds brugpensioen op 55 jaar
24 JUNI 2000. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 april 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het vervaardigen van en de handel in zakken in jute of in vervangingsmaterialen, betreffende de instelling van het halftijds brugpensioen op 55 jaar (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het vervaardigen van en de handel in zakken in jute of in vervangingsmaterialen;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 13 april 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het vervaardigen van en de handel in zakken in jute of in vervangingsmaterialen, betreffende de instelling van het halftijds brugpensioen op 55 jaar.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 24 juni 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het vervaardigen van en de handel in zakken in jute of in vervangingsmaterialen Collectieve arbeidsovereenkomst van 13 april 1999 Instelling van het halftijds brugpensioen op 55 jaar (Overeenkomst geregistreerd op 11 juni 1999 onder het nummer 50954/CO/138) I. Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werklieden en werksters, hierna « werklieden » genaamd, die in een voltijdse arbeidsregeling zijn tewerkgesteld ter uitvoering van een arbeidsovereenkomst, alsook op de werkgevers die hen tewerkstellen en die onder de bevoegdheid vallen van het Paritair Comité voor het vervaardigen van en de handel in zakken in jute of in vervangingsmaterialen.
Onder voltijdse arbeidsregeling moet worden verstaan, de arbeidsregeling bedoeld in hoofdstuk III, arbeids- en rusttijden, van de arbeidswet van 16 maart 1971.
II. Draagwijdte van de overeenkomst
Art. 2.De aanvullende vergoeding ingesteld door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 van de Nationale Arbeidsraad wordt toegekend aan de in artikel 1 bedoelde werklieden op voorwaarde dat zij op het ogenblik van de vermindering van hun arbeidsprestaties de leeftijd bereikt hebben van 55 jaar op 1 januari 1999 of die 55 jaar worden in 1999 of in 2000.
Voor deze regeling komen in aanmerking de werklieden die met hun werkgever een akkoord bereiken om hun arbeidsprestaties te halveren.
Dit akkoord wordt schriftelijk vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 11bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
III. Voorwaarden om recht te hebben op de aanvullende vergoeding
Art. 3.De in artikel 2 van deze overeenkomst genoemde werklieden hebben recht op de aanvullende vergoeding op voorwaarde dat : - zij de werkloosheidsuitkering genieten waarin de reglementering inzake werkloosheidsverzekering voor deze categorie van werknemers voorziet; - zij tijdens de 12 maanden - te rekenen van datum tot datum - die onmiddellijk voorafgaan aan de vermindering van hun arbeidsprestaties, bij dezelfde onderneming hebben gewerkt in een voltijdse arbeidsregeling, zoals bepaald in artikel 1 van deze overeenkomst; - het aantal arbeidsuren van de deeltijds arbeidsregeling, na vermindering, per arbeidscyclus gemiddeld gelijk is aan de helft van het aantal arbeidsuren van een normale voltijdse arbeidsregeling in de onderneming.
IV. Bedrag en betaling van de aanvullende vergoeding
Art. 4.De aanvullende vergoeding wordt berekend en aangepast zoals bepaald in de artikelen 5 tot en met 10 van voormelde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 van de Nationale Arbeidsraad.
Art. 5.De betaling van de aanvullende vergoeding en van de eventuele kapitatieve bijdrage valt ten laste van het Fonds voor bestaanszekerheid voor het vervaardigen van en de handel in zakken in jute of in vervangingsmaterialen. De administratieve richtlijnen van de raad van beheer van het fonds moeten nageleefd worden.
De administratieve formaliteiten nodig voor de uitvoering van onderhavige overeenkomst worden door de raad van beheer van het fonds vastgesteld.
V. Overgang naar het voltijds brugpensioen
Art. 6.De betrokken werklieden hebben recht op de aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers indien zij worden ontslagen, onder de voorwaarden die zijn vastgesteld door de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 april 1999 betreffende de toekenning van een aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werklieden indien zij worden ontslagen.
Indien zij op het ogenblik van het ontslag de leeftijd van het voltijds brugpensioen niet hebben bereikt, kan de opzegging pas ingaan op de eerste dag van de maand volgend op die tijdens dewelke zij die leeftijd hebben bereikt.
Art. 7.Ingeval de werklieden de bepalingen van artikel 6 kunnen genieten, wordt de aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers indien zij worden ontslagen, berekend alsof zij hun arbeidsprestaties niet hebben verminderd.
Daartoe wordt het brutoloon dat de werklieden voor hun halftijdse prestaties ontvangen, vermenigvuldigd met twee.
VI. Eindbepalingen
Art. 8.De algemene interpretatie moeilijkheden van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst worden door de raad van beheer van het fonds beslecht in de geest van en refererend naar de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 van de Nationale Arbeidsraad in het kader van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen.
Art. 9.Deze overeenkomst is gesloten in het kader van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen. Ze treedt in werking op 1 januari 1999 en is gesloten voor de periode van 1 januari 1999 tot 31 december 2000.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 24 juni 2000.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX