Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 24 juni 1998
gepubliceerd op 02 september 1998

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juli 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de non-ferro metalen, betreffende het sectoraal stelsel van de bestaanszekerheid

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
1998012474
pub.
02/09/1998
prom.
24/06/1998
ELI
eli/besluit/1998/06/24/1998012474/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

24 JUNI 1998. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juli 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de non-ferro metalen, betreffende het sectoraal stelsel van de bestaanszekerheid (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de non-ferro metalen;

Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juli 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de non-ferro metalen, betreffende het sectoraal stelsel van de bestaanszekerheid.

Art. 2.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 24 juni 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de non-ferro metalen Collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juli 1997 Sectoraal stelsel van de bestaanszekerheid (Overeenkomst geregistreerd op 18 november 1997 onder het nummer 46022/CO/105) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied, voorwerp

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de ondernemingen die afhangen van het Paritair Comité voor de non-ferro metalen, evenals op de arbeiders die zij tewerkstellen.

Onder "arbeiders" wordt verstaan : de mannelijke en vrouwelijke arbeiders.

Art. 2.Zij regelt het paritair beheer van het stelsel, de schalen en toekenningsmodaliteiten van de voordelen van bestaanszekerheid, onder het enige voorbehoud van de op ondernemingsvlak verworven gunstiger toestanden, evenals de waarborg van betaling. HOOFDSTUK II. - Paritair beheer

Art. 3.Er wordt een "raad van toezicht" opgericht op sectoraal vlak, samengesteld uit 10 leden. Zij worden aangeduid door het paritair comité onder zijn leden, voor de helft op voordracht van de werkgeversorganisatie en voor de helft op voordracht van de werknemersorganisaties die in genoemd comité zijn vertegenwoordigd.

Art. 4.De "raad van toezicht" kiest elk jaar onder zijn leden een voorzitter en een ondervoorzitter afwisselend tussen de werkgevers- en de werknemersafgevaardigden. Hij duidt eveneens de persoon of personen aan belast met het secretariaat.

Bij belet van de voorzitter, wordt de vergadering van de "raad van toezicht" voorgezeten door de ondervoorzitter.

Art. 5.De "raad van toezicht" vergadert minstens eens per jaar, op uitnodiging van zijn voorzitter. Deze is gehouden de raad samen te roepen binnen de tien dagen, zo de helft van de leden of indien één van de vertegenwoordigde organisaties het vraagt.

Behoudens eenparige instemming, kan de raad slechts geldig beraadslagen over de punten ingeschreven op de agenda, die gevoegd wordt bij de oproeping.

De beslissingen van de raad worden opgetekend in een proces-verbaal, ondertekend door de voorzitter en de secretaris, waarvan de leden een kopie krijgen toegestuurd.

Wanneer tot een stemming moet worden overgegaan, neemt een gelijk aantal leden van elke afvaardiging eraan deel. Om de pariteit te verwezenlijken, onthoudt (onthouden) het jongste lid (de jongste leden) zich.

De beslissingen worden genomen met een meerderheid van twee derden van de stemmen.

Art. 6.De "raad van toezicht" onderzoekt jaarlijks de gegevens over de voordelen van bestaanszekerheid, toegekend door de ondernemingen in toepassing van de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 7.Een informatie over de staat van de uitgaven gedaan door de ondernemingen krachtens deze collectieve arbeidsovereenkomst zal aan de ondernemingsraad of, bij gebreke daarvan, aan de syndicale afvaardiging worden verstrekt, ter gelegenheid van de mededeling van de inlichtingen over de tewerkstelling.

Art. 8.De "raad van toezicht" onderzoekt de praktische toepassingsmodaliteiten van deze collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK III. - Schalen en toekenningsmodaliteiten Afdeling 1. - Ziekte

Art. 9.De voltijds tewerkgestelde arbeiders die ten minste één maand anciënniteit tellen en gedurende minstens twee maanden arbeidsongeschikt zijn ingevolge ziekte, bevalling of ongeval, zullen een toelage voor arbeidsongeschiktheid bekomen van 1.800 F per volledige maand arbeidsongeschiktheid van de tweede tot en met de twaalfde maand, voor zover deze arbeiders gerechtigd zijn op primaire ziekte-uitkeringen bij toepassing van de wetgeving op de ziekte- en invaliditeitsverzekering.

Voor de deeltijds tewerkgestelde arbeiders wordt de maandelijkse toelage van 1.800 F aangepast in verhouding tot hun prestaties.

Art. 10.De voltijds tewerkgestelde arbeiders die op de leeftijd van 60 jaar of meer arbeidsongeschikt worden ingevolge ziekte of ongeval, genieten na afloop van de door het gewaarborgd maandloon gedekte periode en dit tot de normale pensioengerechtigde leeftijd, een toelage van 140 F per ziektedag gedekt door de ziekte- en invaliditeitsverzekering ten belope van maximum zes dagelijkse toelagen per week, voor zover zij ten minste gedurende zes al dan niet opeenvolgende maanden gewerkt hebben tussen de datum van hun 59e verjaardag en deze van het begin van hun ziekte.

Voor de deeltijds tewerkgestelde werklieden wordt de dagelijkse toelage van 140 F aangepast in verhouding tot hun prestaties.

Het voordeel dat voortvloeit uit de toepassing van dit artikel, wordt niet gecumuleerd met datgene voorzien in artikel 9.

Art. 11.Het totaal van de conventionele vergoeding voorzien in de artikelen 9 of 10 en van de wettelijke ziektetoelagen mag 90 pct. van de nettobezoldiging van de betrokkene niet overschrijden. Indien dit percentage wordt overschreden, wordt het bedrag van de conventionele vergoeding met de vereiste hoeveelheid verminderd.

De toepassing van deze regel mag niet voor gevolg hebben de in artikelen 9 en 10 voorziene conventionele vergoeding tot minder dan 500 F per maand te herleiden. Afdeling 2. - Werkloosheid

A. Aanvullende werkloosheidstoeslag bij tijdelijke werkloosheid

Art. 12.Bij toepassing van de hierna opgesomde artikelen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, hebben de arbeiders die op het ogenblik dat zij tijdelijk werkloos worden gesteld minstens vijftien dagen dienst tellen in de onderneming, recht op de in de artikelen 13 en 14 voorziene aanvullende werkloosheidstoeslagen voor elke werkloosheidsdag waarvoor de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening een volledige of een halve werkloosheidsuitkering toekent : 1. artikel 51 : tijdelijke werkloosheid ingevolge economische oorzaken;2. artikel 49 : tijdelijke werkloosheid ingevolge een technische stoornis;3. artikel 50 : tijdelijke werkloosheid ingevolge slecht weer;4. artikel 28, 1° : tijdelijke werkloosheid ingevolge sluiting van de onderneming wegens jaarlijkse vakantie;5. artikel 26, eerste lid : tijdelijke werkloosheid ingevolge tijdelijke overmacht, inclusief ingeval van staking.

Art. 13.Bij toepassing van artikel 12, punt 1 (economische redenen) en punt 2 (technische stoornis) bedraagt de aanvullende werkloosheidstoeslag het bedrag vermeld in onderstaande tabel voor elke werkloosheidsdag waarvoor de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening een volledige werkloosheidsuitkering toekent : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Onder arbeiders in ploegendienst worden verstaan de arbeiders die in vermeld arbeidsregime ten minste 50 pct. van hun arbeidstijd hebben gepresteerd tijdens de laatste zes maanden effectieve tewerkstelling die de datum van de tijdelijke werkloosheid voorafgaan.

Art. 14.Bij toepassing van artikel 12, punt 3 (slecht weer), punt 4 (sluiting wegens jaarlijkse vakantie) en punt 5 (overmacht) bedraagt de aanvullende werkloosheidstoeslag 160 F voor elke werkloosheidsdag waarvoor de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening een volledige werkloosheidsuitkering toekent met een maximum van 4 weken per geval.

Art. 15.De bedragen vermeld bij de artikelen 13 en 14 worden met de helft verminderd voor de dagen waarop de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening een halve werkloosheidsuitkering toekent.

Het totaal van de aanvullende werkloosheidstoeslagen voorzien bij de artikelen 13 en 14 en van de wettelijke werkloosheidsuitkeringen mag 95 pct. van de nettobezoldiging van de betrokken arbeider niet overschrijden. Indien dit percentage wordt overschreden, wordt het bedrag van de aanvullende werkloosheidstoeslag met de vereiste hoeveelheid verminderd.

B. Aanvullende werkloosheidstoeslag bij volledige werkloosheid

Art. 16.De arbeiders die worden ontslagen om economische of technische redenen of wiens arbeidsovereenkomst ten einde komt wegens definitieve overmacht wegens een medische reden en die op het ogenblik dat de arbeidsovereenkomst een einde neemt minstens vijftien dagen dienst tellen in de onderneming, hebben recht op de in artikel 17 voorziene aanvullende werkloosheidstoeslagen voor elke werkloosheidsdag waarvoor de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening een volledige of een halve werkloosheidsuitkering toekent.

Art. 17.De duur van de uitkeringen bepaald bij artikel 16 bedraagt : 1. voor de arbeiders die op het ogenblik van het einde van de arbeidsovereenkomst minder dan 45 jaar zijn, 160 dagen;2. voor de arbeiders die op het ogenblik van het einde van de arbeidsovereenkomst 45 jaar of meer zijn, 260 dagen;3. voor de arbeiders die op het ogenblik van het einde van de arbeidsovereenkomst 60 jaar of meer zijn en niet van het brugpensioen genieten, tot zij het pensioen nemen. Het bedrag van de aanvullende werkloosheidsuitkering bedraagt 160 F voor elke werkloosheidsdag waarvoor de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening een volledige werkloosheidsuitkering toekent en 80 F voor elke werkloosheidsdag waarvoor de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening een halve werkloosheidsuitkering toekent.

Het totaal van de aanvullende werkloosheidstoeslagen voorzien bij dit artikel en van de wettelijke werkloosheidsuitkeringen mag 90 pct. van de nettobezoldiging van de betrokken arbeider niet overschrijden.

Indien dit percentage wordt overschreden, wordt het bedrag van de aanvullende werkloosheidstoeslag met de vereiste hoeveelheid verminderd. Afdeling 3. - Declassering, mutaties en oude of gehandicapte arbeiders

Art. 18.Deze afdeling 3 is enkel van toepassing op de ondernemingen die de productie van non-ferro metalen als hoofdactiviteit hebben, evenals op de arbeiders die zij tewerkstellen.

Definitief gedeclasseerde arbeiders ten gevolge van rationalisatie

Art. 19.Het loon van de arbeiders die definitief gedeclasseerd worden ten gevolge van een rationalisatie- of modernisatiemaatregel wordt, als overgangsmaatregel, behouden in de hiernavolgende verhoudingen en tijdspannen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2. Andere mutaties Art.20. Het loon van de arbeiders die tijdelijk verplaatst worden naar een andere functie ingevolge een beslissing van de onderneming (behoudens de gevallen bedoeld bij artikel 22) wordt behouden gedurende een periode van drie maanden.

De refertefunctie, die het in aanmerking te nemen loon bepaalt, is deze die door de werknemer werd uitgeoefend gedurende ten minste de helft van de laatste zes maanden effectieve tewerkstelling die de datum van de verplaatsing voorafgaat.

Art. 21.Aan de arbeiders die minstens 25 jaar dienst hebben op het ogenblik van de overplaatsing naar een minder betaalde functie ingevolge een beslissing van de onderneming, zal een individueel loon gewaarborgd worden volgens de berekeningswijze van toepassing in de onderneming of, bij gebreke hiervan, volgens nog te bepalen modaliteiten.

Deze modaliteiten zullen in alle gevallen rekening houden met de specifieke toestanden in de onderneming.

De refertefunctie, die het in aanmerking te nemen loon bepaalt, is deze die door de werknemer werd uitgeoefend gedurende ten minste 12 van de laatste 24 maanden effectieve tewerkstelling die de datum van de overplaatsing voorafgaat. 3. Oude of gehandicapte werknemers Art.22. Wanneer een gespecialiseerde of gekwalificeerde arbeider door de werkgever, na advies van de medische dienst der onderneming, ongeschikt wordt verklaard, uit hoofde van zijn leeftijd of van zijn fysische toestand, zijn gewone functies voort te zetten en hij bekwaam blijft om een licht werk uit te oefenen, heeft de werkgever de mogelijkheid: 1. hetzij, indien een licht werk beschikbaar is rekening gehouden met de mogelijkheden van tewerkstelling, de arbeider aan dit werk te stellen en hem het loon van de nieuwe functie toe te kennen vermeerderd met een compensatievergoeding overeenstemmend met 7, 8, 9, 10 of 11 pct.van dit loon naargelang de belanghebbende respectievelijk minstens 1, 5, 10, 15 of 20 jaren anciënniteit telt op het ogenblik van zijn overplaatsing, zonder nochtans 97,5 pct. van het vorig loon te mogen overschrijden; 2. hetzij, in het tegengesteld geval, de belanghebbende vroegtijdig af te danken mits toepassing van het stelsel voorzien in de artikelen 16 en 17. De arbeiders die genieten van de hierboven voorziene vergoedingen hebben, in functie van de anciënniteit die zij werkelijk verwerven na hun declassering of fictief na hun inwerkloosheidstelling, recht op de verhogingen gebonden aan de anciënniteitsschijven.

Art. 23.In het bijzonder geval van de arbeiders die tewerkgesteld zijn aan een licht werk en die, op het ogenblik van hun declassering, 57 jaar of ouder zijn en ten minste 25 jaar anciënniteit tellen, zal het oude loon behouden blijven aan 100 pct.

Art. 24.De voordelen voorzien in de artikelen 22 en 23 mogen niet gecumuleerd worden met de vergoedingen welke anderzijds aan de belanghebbenden zouden toegekend worden, voor de ziekte of het ongeval die de oorzaak van de declassering waren. Afdeling 4 Algemene bepalingen

Art. 25.Het begrip "anciënniteit" waarvan sprake in dit "sectoraal stelsel" dient verstaan te worden in de zin die in de ondernemingen volgens de bestaande gebruiken aan dat begrip gegeven wordt.

Art. 26.Het begrip "loon" dat in aanmerking moet genomen worden voor de toepassing van de artikelen 19 tot 23 van dit "sectoraal stelsel", wordt uitgebreid tot de anciënniteits-, productie- en rendementspremies in de gevallen waar zij bestaan, met uitsluiting van de andere premies, zoals deze gebonden aan het arbeidstelsel.

Art. 27.De voordelen die uit de toepassing van dit "sectoraal stelsel" voortvloeien, kunnen niet gecumuleerd worden met gebeurlijke wettelijke of interprofessionele maatregelen enerzijds, noch met reeds voorziene of bestaande verwezenlijkingen in de ondernemingen. Wat dit laatste punt betreft, wordt nader bepaald dat de gelijkwaardigheid van de voordelen voortspruitend, voor een zelfde reeks gevallen, uit de sectorale formule en uit de gebeurlijke lokale formule, globaal dient gewaardeerd te worden. HOOFDSTUK IV. - Waarborg van betaling

Art. 28.§ 1. Wanneer een werkgever niet in staat zou zijn de verplichtingen na te komen, die voor hem voortvloeien uit de toepassing van hoofdstuk III van deze collectieve arbeidsovereenkomst, zullen de partijen gezamenlijk op sectoraal vlak de maatregelen nemen om te vermijden dat de betrokken werknemers benadeeld worden. § 2. Behoudens in het geval van bedrijfssluiting, zal dit eveneens gebeuren wanneer de werkgever niet in staat is de verplichtingen na te komen die voortvloeien uit de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling voor aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 29.Deze collectieve arbeidsovereenkomst coördineert en vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst inzake bestaanszekerheid van 22 juni 1993 en de bepalingen van de artikelen 8 tot en met 14 van het sectoraal akkoord 1997-1998 van 6 mei 1997.

Art. 30.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 7 mei 1997. Zij wordt afgesloten voor onbepaalde duur en kan door een van de ondertekenende partijen worden opgezegd, met een opzegging van drie maanden.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 24 juni 1998.

De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET

^