Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 24 januari 2012
gepubliceerd op 01 februari 2012

Koninklijk besluit tot vaststelling van de inwerkingtreding van de wet van 13 augustus 2011 inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied, alsook van de regels inzake motivering, informatie en rechtsmiddelen voor deze opdrachten

bron
federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister
numac
2012021005
pub.
01/02/2012
prom.
24/01/2012
ELI
eli/besluit/2012/01/24/2012021005/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

24 JANUARI 2012. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de inwerkingtreding van de wet van 13 augustus 2011 inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied, alsook van de regels inzake motivering, informatie en rechtsmiddelen voor deze opdrachten


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Dit ontwerp strekt ertoe de inwerkingtreding vast te stellen van de wet van 13 augustus 2011 inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied en gebruik te maken van de machtigingen verleend aan de Koning door de wet overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten van 15 juni 2006, zoals gewijzigd bij de wetten van 5 augustus 2011, teneinde de regels inzake motivering, informatie en rechtsmiddelen van Boek IIbis van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten toepasselijk te maken op de opdrachten die vallen onder het toepassingsgebied van de wet van 13 augustus 2011.

Het is de bedoeling om op korte termijn een rechtsbeschermingsstelsel toepasselijk te maken op de bedoelde opdrachten en aldus een juridisch vacuüm en een gebrek aan overeenstemming met de Europese richtlijnen te voorkomen. Dit besluit wil zodoende een overgangsoplossing bieden, in afwachting van een nieuwe, algemene rechtsbeschermingsregeling.

In dit ontwerp is gevolg gegeven aan de opmerkingen geformuleerd door de Raad van State in zijn advies 50.475/1 van 10 november 2011.

Artikel 1.Volgens dit artikel voorziet de wet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen door aanbestedende diensten van bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied, en tot wijziging van Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG.

Art. 2.Dit artikel bevat een definitie van "de wet van 13 augustus 2011" alsook van "de wet van 24 december 1993" teneinde de tekst van het dispositief niet nodeloos te verzwaren. Het dispositief bevat immers een heel aantal verwijzingen naar beide wetten.

Art. 3.Dit artikel geeft uitvoering aan artikel 80, derde tot vijfde lid, van de voormelde wet van 15 juni 2006. Daar Richtlijn 2009/81/EG ook rechtsbeschermingsregels bevat die verplicht moeten worden omgezet, kan Boek IIbis van de wet van 24 december 1993 een overgangsoplossing bieden in afwachting van de nieuwe rechtsbeschermingsregels die het voorwerp zullen uitmaken van één enkel wetsontwerp dat toepasselijk zal zijn op alle beslissingen en procedures die zowel bedoeld zijn in de wet van 15 juni 2006 als in de wet van 13 augustus 2011. De Koning maakt van de hem gegeven machtiging tevens gebruik om die bepalingen inzake motivering, informatie en rechtsmiddelen aan te passen. Een aantal beslissingen in het kader van defensie- en veiligheidsopdrachten komen immers niet voor in de wet van 24 december 1993, zodat inzake motivering, informatie en rechtsmiddelen moet worden voorzien in gelijkaardige regels als degene waarin is voorzien voor de beslissingen onderworpen aan boek IIbis van de voormelde wet van 24 december 1993.

De artikelen 4 tot 20 bevatten aldus de daartoe aangepaste bepalingen.

Art. 4.Dit artikel past de manier aan waarop artikel 65/1 van de wet van 24 december 1993, dat toepasselijk wordt gemaakt op de in de wet van 13 augustus 2011 bedoelde opdrachten, moet worden gelezen. De in dat artikel vermelde definities verwijzen immers naar de andere boeken van de wet van 24 december 1993 die voor de hier bedoelde opdrachten niet van toepassing zijn.

Bijgevolg worden de verwijzingen gemaakt in het licht van de voormelde wet van 13 augustus 2011.

Bovendien is de lijst van definities ingekort. De meeste begrippen die gedefinieerd zijn in artikel 65/1 van de wet van 24 december 1993, worden voor de overheidsopdrachten en de opdrachten op defensie- en veiligheidsgebied nu immers gedefinieerd in de wet van 13 augustus 2011 of in het koninklijk besluit plaatsing overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied van 23 januari 2012.

Art. 5.Dit artikel past de manier aan waarop artikel 65/2 van de wet van 24 december 1993, dat toepasselijk wordt gemaakt op de in de wet van 13 augustus 2011 bedoelde opdrachten, moet worden gelezen. Het in dat artikel vermelde toepassingsgebied verwijst immers naar dat van de wet van 24 december 1993 dat voor de hier bedoelde opdrachten geen gelding heeft. Bijgevolg wordt het toepassingsgebied gedefinieerd in het licht van de voormelde wet van 13 augustus 2011.

Art. 6.Dit artikel past de manier aan waarop artikel 65/4 van de wet van 24 december 1993, dat toepasselijk wordt gemaakt op de in de wet van 13 augustus 2011 bedoelde opdrachten, moet worden gelezen. Zo wordt bijvoorbeeld de verplichting opgenomen om een gemotiveerde beslissing op te stellen wanneer de aanbestedende instantie beslist gebruik te maken van een concurrentiedialoog en wanneer ze, in het kader van een concurrentiedialoog, beslist de dialoog gesloten te verklaren.

Art. 7.Dit artikel past de manier aan waarop artikel 65/5 van de wet van 24 december 1993, dat toepasselijk wordt gemaakt op de in de wet van 13 augustus 2011 bedoelde opdrachten, moet worden gelezen.

Bijgevolg wordt bepaald dat de in artikel 65/4 van die wet bedoelde gemotiveerde beslissing de juridische en feitelijke motieven moet bevatten die zowel het gebruik van de onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking als van de concurrentiedialoog rechtvaardigen of mogelijk maken, alsook de namen van de deelnemers aan een raamovereenkomst of van de deelnemers van wie de oplossing al dan niet is gekozen na afloop van de dialoog en de juridische en feitelijke motieven van de beslissingen die daarop betrekking hebben.

Art. 8.Dit artikel dat is ingevoegd ingevolge een algemene opmerking van de Raad van State, past de manier aan waarop artikel 65/6 van de wet van 24 december 1993 betreffende het proces-verbaal bestemd voor de Europese Commissie moet worden gelezen.

Art. 9.Dit artikel past de manier aan waarop artikel 65/7 van de wet van 24 december 1993, dat toepasselijk wordt gemaakt op de in de wet van 13 augustus 2011 bedoelde opdrachten, moet worden gelezen en vervolledigt het met een derde paragraaf die meer bepaald betrekking heeft op de procedure van de concurrentiedialoog. Die paragraaf bepaalt dat de aanbestedende instantie, onmiddellijk na het nemen van de beslissing over de oplossing of oplossingen die aan haar behoeften en eisen kan of kunnen voldoen, de gemotiveerde beslissing voor deze keuze aan de deelnemers meedeelt.

Art. 10.Dit artikel past de manier aan waarop artikel 65/10, § 1, van de wet van 24 december 1993, dat toepasselijk wordt gemaakt op de in de wet van 13 augustus 2011 bedoelde opdrachten, moet worden gelezen om elke tegenspraak met artikel 12 van de wet van 13 augustus 2011, dat gedeeltelijk hetzelfde voorwerp heeft, te voorkomen.

Art. 11.Deze bepaling past de manier aan waarop artikel 65/12 van de wet van 24 december 1993, dat toepasselijk wordt gemaakt op de in de wet van 13 augustus 2011 bedoelde opdrachten, moet worden gelezen.

Zo wordt een bijkomende afwijking op de wachttermijn ingevoerd, om te voorzien in de omzetting van artikel 58, c), van Richtlijn 2009/81/EG.

Art. 12.Deze bepaling past de manier aan waarop artikel 65/15, derde lid, van de wet van 24 december 1993, dat toepasselijk wordt gemaakt op de in de wet van 13 augustus 2011 bedoelde opdrachten, moet worden gelezen, om rekening te houden met de verduidelijking aangebracht bij artikel 56.1, van Richtlijn 2009/81/EG.

Art. 13.Deze bepaling past de manier aan waarop artikel 65/16 van de wet van 24 december 1993, dat toepasselijk wordt gemaakt op de in de wet van 13 augustus 2011 bedoelde opdrachten, moet worden gelezen.

Zo is het tweede lid betreffende het bijzondere geval van de kosten voor het opstellen van een offerte of van de deelname aan de procedure, dat enkel toepasselijk is op de opdrachten in de speciale sectoren krachtens richtlijn 92/13/EG, niet meer vermeld in Richtlijn 2009/81/EG en is het zodoende geschrapt.

Art. 14.Deze bepaling past de manier aan waarop artikel 65/17 van de wet van 24 december 1993, dat toepasselijk wordt gemaakt op de in de wet van 13 augustus 2011 bedoelde opdrachten, moet worden gelezen.

Zo wordt een bijkomend geval van onverbindendheid van de opdracht ingevoerd, om te voorzien in de omzetting van artikel 60.1, c), van Richtlijn 2009/81/EG.

Art. 15.Dit artikel, dat is ingevoegd ingevolge een algemene opmerking van de Raad van State, past de manier aan waarop artikel 65/18 van de wet van 24 december 1993 moet worden gelezen.

Laatstgenoemd artikel bevat de voorwaarden waaronder de onverbindendverklaring niet toepasselijk is wanneer de aanbestedende instantie van oordeel was dat het plaatsen van de opdracht zonder voorafgaande bekendmaking toegestaan was.

Art. 16.Deze bepaling past de manier aan waarop artikel 65/20 van de wet van 24 december 1993, dat toepasselijk wordt gemaakt op de in de wet van 13 augustus 2011 bedoelde opdrachten, moet worden gelezen.

Zo wordt in een eerste paragraaf rekening gehouden met de verduidelijkingen in artikel 60.3, eerste en vierde alinea, van Richtlijn 2009/81/EG, en in een tweede paragraaf met de uitzondering op de sanctie van de onverbindendheid bedoeld in artikel 60.5, van dezelfde richtlijn.

Art. 17.Deze bepaling past de manier aan waarop artikel 65/26 van de wet van 24 december 1993, dat toepasselijk wordt gemaakt op de in de wet van 13 augustus 2011 bedoelde opdrachten, moet worden gelezen.

Bijgevolg werd rekening gehouden met de bijzondere eisen inzake vertrouwelijkheid vervat in artikel 56.10, van Richtlijn 2009/81/EG.

Art. 18.Deze bepaling past de manier aan waarop artikel 65/28 van de wet van 24 december 1993, dat toepasselijk wordt gemaakt op de in de wet van 13 augustus 2011 bedoelde opdrachten, moet worden gelezen.

Wat het kwalificatiesysteem betreft, is de verwijzing naar de speciale sectoren weggelaten omdat dit systeem voortaan algemeen toepasselijk is op de opdrachten op defensie- en veiligheidsgebied voor zover hun geraamde bedrag de Europese drempels niet bereikt.

Art. 19.Deze bepaling past de manier aan waarop artikel 65/29 van de wet van 24 december 1993, dat toepasselijk wordt gemaakt op de in de wet van 13 augustus 2011 bedoelde opdrachten, moet worden gelezen.

Deze bepaling vereenvoudigt het huidige systeem door voor de opdrachten waarvan het goed te keuren bedrag exclusief btw hoger is dan 8.500 euro, te voorzien in de toepassing van dezelfde regels inzake motivering en informatie als die waarin is voorzien voor de opdrachten die het door de Koning vastgestelde bedrag voor de Europese bekendmaking bereiken.

Art. 20.Deze bepaling past de manier aan waarop artikel 65/32, eerste lid, van de wet van 24 december 1993, dat toepasselijk wordt gemaakt op de in de wet van 13 augustus 2011 bedoelde opdrachten, moet worden gelezen.

Deze bepaling brengt een verbetering aan voor een materiële fout in de wet van 24 december 1993 wat betreft de opsomming van de artikelen die toepasselijk zijn op de opdrachten voor werken die enkel verplicht onderworpen zijn aan een Belgische bekendmaking maar waarvan het goed te keuren offertebedrag exclusief btw hoger ligt dan de helft van het door de Koning vastgestelde bedrag voor de Europese bekendmaking. Meer bepaald is artikel 65/17 betreffende de onverbindendverklaring niet in de opsomming vermeld. Het gaat daar om een vergetelheid vermits de bedoeling van de wetgever duidelijk is en bovendien wel naar artikel 65/18, eerste en vierde lid, wordt verwezen, wat enkel zin heeft wanneer artikel 65/17 zelf ook toepasselijk is. Artikel 65/18 voorziet immers in een afwijking op artikel 65/17.

Art. 21.Krachtens artikel 35 van de wet van 13 augustus 2011 bepaalt de Koning de algemene uitvoeringsregels voor de overheidsopdrachten.

Er is van deze machtiging reeds gebruik gemaakt in artikel 150 van het koninklijk besluit plaatsing overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied van 23 januari 2012, volgens hetwelke het koninklijk besluit van 26 september 1996 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken toepasselijk is op de in de wet van 13 augustus 2011 bedoelde opdrachten. De onderhavige bepaling maakt het evenwel mogelijk om af te wijken van de bepalingen van dat besluit in het kader van de procedure van de concurrentiedialoog.

Voor deze oplossing is immers ook gekozen in artikel 4 van het koninklijk besluit van 12 september 2011 tot vaststelling, wat de procedure van de concurrentiedialoog betreft, van de inwerkingtreding van de wet overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten van 15 juni 2006 en van haar uitvoeringsbepalingen, alsook van de nadere toepassingsregels van die procedure.

Gezien het specifieke karakter van de concurrentiedialoog en het verwachte gebruik ervan in het kader van de zogenaamde publiek-private samenwerking is ervoor geopteerd dat bij gemotiveerde beslissing kan worden afgeweken van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 26 september 1996 in de mate dat de bijzondere eisen van de opdrachten geplaatst in het kader van de concurrentiedialoog dit noodzakelijk zouden maken. Met name zouden de voorwaarden kunnen worden versoepeld waaronder kan worden afgeweken van de bepalingen van de Algemene aannemingsvoorwaarden, teneinde de uitwerking van een passend contractueel kader voor de opdrachten geplaatst bij concurrentiedialoog te vergemakkelijken.

Tot slot wordt bepaald dat die afwijkingsmogelijkheid wordt beperkt door de eerbiediging van de dwingende regels die voortvloeien uit het Europees recht, met name wat betreft de regels aangaande de bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties en de rechtspraak van het Hof van Justitie.

Art. 22.Volgens deze bepaling treden de wet van 13 augustus 2011 en dit besluit in werking de vijfde dag volgend op de bekendmaking van het besluit in het Belgisch Staatsblad. Er wordt dus afgeweken van de minimumtermijn van tien dagen waarover men normaal beschikt om kennis te nemen van de akte. Deze keuze is ingegeven door het zoeken naar een evenwicht tussen de dringende noodzaak om Richtlijn 2009/81/EG op zeer korte termijn om te zetten en de bedoelde kennisname. Daarbij dient overigens te worden opgemerkt dat de in dit ontwerp vermelde regels reeds in ruime mate zijn gekend bij de betrokken actoren sinds de bekendmaking van de wet van 23 december 2009 tot invoeging van een Boek IIbis in de wet van 24 december 1993 in het Belgisch Staatsblad van 28 december 2009.

Art. 23.Dit artikel bepaalt dat de Eerste Minister belast is met de uitvoering van dit besluit.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Eerste Minister, E. DI RUPO

ADVIES 50.475/1 VAN 10 NOVEMBER 2011 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE DE RAAD VAN STATE, afdeling Wetgeving, eerste kamer, op 17 oktober 2011 door de Eerste Minister verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « tot vaststelling van de inwerkingtreding van de wet van 13 augustus 2011 inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied, alsook van de regels inzake motivering, informatie en rechtsmiddelen voor deze opdrachten », heeft het volgende advies gegeven : 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. VOORAFGAANDE OPMERKING 2. Rekening houdend met het tijdstip waarop dit advies gegeven wordt, vestigt de Raad van State de aandacht op het feit dat, wegens het ontslag van de regering, de bevoegdheid van deze laatste beperkt is tot het afhandelen van de lopende zaken.Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of dit ontwerp in die beperkte bevoegdheid kan worden ingepast, aangezien de afdeling Wetgeving geen kennis heeft van het geheel van de feitelijke gegevens welke de regering in aanmerking kan nemen als ze te oordelen heeft of het vaststellen of het wijzigen van een verordening noodzakelijk is.

STREKKING EN RECHTSGROND VAN HET ONTWERP 3. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe de datum van inwerkingtreding vast te stellen van de wet van 13 augustus 2011 « inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied » (artikel 20 van het ontwerp) (1). Voorts worden op de onder de toepassing van de voornoemde wet vallende overheidsopdrachten de bepalingen van Boek IIbis van de wet van 24 december 1993(2), die betrekking hebben op de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen, toepasselijk gemaakt (artikel 3 van het ontwerp).

Rekening houdend met de specifieke kenmerken van de overheidsopdrachten bedoeld in de wet van 13 augustus 2011, worden vervolgens sommige bepalingen van Boek IIbis van de wet van 24 december 1993 in een aangepaste lezing hernomen (artikelen 4 tot 18 van het ontwerp) (3).

Tot slot wordt mogelijk gemaakt dat, in het kader van een concurrentiedialoog, wordt afgeweken van het koninklijk besluit van 26 september 1996 « tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken (artikel 19 van het ontwerp) » (4). 4. De artikelen 3 tot 18 van het ontwerp vinden rechtsgrond in artikel 80, derde lid, van de wet van 15 juni 2006 (5), zoals die bepaling werd ingevoegd bij de wet van 5 augustus 2011 « tot wijziging van artikel 80 van de wet overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten van 15 juni 2006 ».Artikel 80, derde lid, van de wet van 15 juni 2006 luidt : « De Koning kan, in voorkomend geval met gehele of gedeeltelijke aanpassing ervan, de bepalingen van Boek IIbis van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten toepasselijk maken op de beslissingen genomen op grond van deze wet of van de wet tot omzetting van Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen door aanbestedende diensten van bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied, en tot wijziging van Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG » (6). 5. Voor de in artikel 19 van het ontwerp vervatte afwijkingsmogelijkheid kan rechtsgrond worden gevonden in artikel 35 van de wet van 13 augustus 2011, waarnaar wordt verwezen in het tweede lid van de aanhef.In artikel 35, eerste lid, van die wet wordt de Koning belast met het bepalen van de algemene uitvoeringsregels voor de overheidsopdrachten, bedoeld in dezelfde wet. 6. Artikel 20 van het ontwerp, dat de datum van inwerkingtreding van de wet van 13 augustus 2011 vaststelt, vindt rechtsgrond in artikel 50, eerste lid, van die wet. ONDERZOEK VAN DE TEKST Aanhef 7. Rekening houdend met hetgeen is opgemerkt met betrekking tot de rechtsgrond van de ontworpen regeling, dient het eerste lid, dat refereert aan artikel 108 van de Grondwet, uit de aanhef te worden weggelaten, en moet het daaropvolgende lid worden geredigeerd als volgt : « Gelet op de wet overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten van 15 juni 2006, artikel 80, derde lid, ingevoegd bij de wet van 5 augustus 2011 tot wijziging van artikel 80 van de wet overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten van 15 juni 2006;» (7).

Artikel 1 8. De in artikel 1 van het ontwerp vermelde richtlijn wordt slechts gedeeltelijk in het interne recht omgezet door de ontworpen regeling. Men late artikel 1 derhalve best aanvangen als volgt : « Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van richtlijn... » (8).

Artikel 3 9. Het « voorbehoud van de artikelen 4 tot 18 », waaraan wordt gerefereerd aan het einde van artikel 3 van het ontwerp, moet aan een bijkomend onderzoek worden onderworpen in het licht van de beperking van het toepassingsgebied van de ontworpen regeling tot de overheidsopdrachten en gelijkaardige opdrachten op defensie- en veiligheidsgebied.Zo is het bijvoorbeeld duidelijk dat de tweede zin van artikel 65/6 van de wet van 24 december 1993 niet ongewijzigd kan worden behouden, aangezien deze specifiek betrekking heeft op « de klassieke sectoren » en artikel 65/18, derde lid, van diezelfde wet, dat een voorschrift bevat « voor de opdrachten onderworpen aan de bepalingen van boek II », bij gebrek aan indeling van de wet van 13 augustus 2011 in boeken, aanpassing behoeft. Dat houdt in dat de lijst van aan te passen artikelen van de wet van 24 december 1993, die het voorwerp is van de artikelen 4 tot 18 van het ontwerp, moet worden vervolledigd.

Artikel 4 10. Het is de vraag of bij het definiëren van het begrip « opdracht » (« marché ») in het ontworpen artikel 65/1, 1°, van de wet van 24 december 1993, zoals het is te lezen voor krachtens de wet van 13 augustus 2011 geplaatste opdrachten, niet veeleer moet worden gerefereerd aan het begrip zoals het is omschreven in artikel 4, 1°, van de wet van 13 augustus 2011, in plaats van aan het in de artikelen 3 en 4 van die wet niet specifiek omschreven begrip « overeenkomst » (« contrat »).Het gebruik van dat laatste begrip moet trouwens worden geweerd nu de gemachtigde heeft verklaard dat het niet de bedoeling is om boek IIbis van de wet van 24 december 1993 mede toepasselijk te maken op de « onderaannemingsovereenkomst » (« contrat de sous-traitance ») gedefinieerd in artikel 3, 22°, van de wet van 13 augustus 2011.

Uit wat voorafgaat volgt dat voor de omschrijving van het begrip « opdracht », in de ontworpen lezing van artikel 65/1, 1°, van de wet van 24 december 1993, best niet op algemene wijze wordt verwezen naar de artikelen 3 en 4 van de wet van 13 augustus 2011, en dat de tekst van het ontwerp op dat punt moet worden herzien. 11. In de ontworpen lezing van artikel 65/1, 2°, van de wet van 24 december 1993 wordt het begrip « aanbestedende instantie » (« autorité adjudicatrice ») omschreven.In de Nederlandse tekst van die omschrijving dient het begrip « aanbestedende dienst » te worden vervangen door « aanbestedende entiteit », zoals dat wordt gedefinieerd in artikel 2, 3°, van de wet van 13 augustus 2011. In de Franse tekst kan het begrip « entité adjudicatrice », dat ook in de laatstgenoemde bepaling van de wet van 13 augustus 2011 wordt gebruikt, behouden blijven.

Artikel 7 12. In de ontworpen lezing van artikel 65/5, 5° /1, van de wet van 24 december 1993 moet in de Nederlandse tekst uiteraard worden geschreven « van wie de oplossing al dan niet is gekozen na afloop van de dialoog ». Artikel 13 13. Rekening houdend met de opvolging van de Europese Gemeenschap door de Europese Unie vermelde men in de ontworpen lezing van artikel 65/17, eerste lid, 1° en 2°, b), van de wet van 24 december 1993 het « recht van de Europese Unie » in plaats van het « Gemeenschapsrecht ». Artikel 14 14. In het verslag aan de Koning wordt met betrekking tot de ontworpen lezing van artikel 65/20, § 2, van de wet van 24 december 1993 verduidelijkt dat rekening wordt gehouden « met de uitzondering op de sanctie van de onverbindendheid bedoeld in artikel 60, § 5, van [richtlijn 2009/81/EG] ».Er dient evenwel te worden vastgesteld dat in de ontworpen lezing van artikel 65/20, § 2, niet geheel wordt aangesloten bij artikel 60, lid 5 (niet : artikel 60, § 5), van de voornoemde richtlijn. Meer in het bijzonder wordt niet het bepaalde na het tweede streepje van artikel 60, lid 5, hernomen. Om volledig aan te sluiten bij het bepaalde in artikel 60, lid 5, van de richtlijn, kan bijvoorbeeld worden overwogen om de tekst van de ontworpen lezing van artikel 65/20, § 2, van de wet van 24 december 1993 aan te vullen met een onderdeel waarin wordt bepaald dat de aanbestedende instantie bij de toepassing van artikel 65/4, eerste lid, 5° (kennisgeving van de gemotiveerde gunningsbeslissing), de voorschriften van artikel 65/8, § 1, van de wet van 24 december 1993, inzake de opgave van de voor de afwijzing relevante motieven, dient na te leven.

Artikel 15 15. Ter wille van de leesbaarheid vervange men aan het einde van de Nederlandse tekst van de ontworpen lezing van artikel 65/26 van de wet van 24 december 1993 de woorden « en ervoor te zorgen » door de woorden « en ervoor wordt gezorgd ». Artikel 20 16. Artikel 20 van het ontwerp bepaalt dat de wet van 13 augustus 2011 en het ontworpen besluit in werking treden op de vijfde dag volgend op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad. Voor zoveel als nodig dient erop te worden gewezen dat, aangezien de ontworpen regeling onlosmakelijk is verbonden met de wet van 13 augustus 2011 (9) en deze wet bovendien rechtsgrond biedt voor de artikelen 19 en 20 van het ontwerp, de wet uiterlijk tegelijk met het ontworpen besluit zal moeten worden bekendgemaakt. 17. Er is een discordantie tussen de Nederlandse en de Franse tekst van artikel 20 van het ontwerp.De woorden « de vijfde dag volgend op de bekendmaking ervan », in de Nederlandse tekst, stemmen niet overeen met de woorden « le cinquième jour après la publication du présent arrêté », in de Franse tekst. Deze discordantie moet worden weggewerkt. 18. Rekening houdend met het bepaalde in artikel 50, tweede lid, van de wet van 13 augustus 2011 late men artikel 20 van het ontwerp aanvangen als volgt : « Met uitzondering van de artikelen 46 en 50 van de wet van 13 augustus 2011 treden die wet en dit besluit in werking ... ».

De kamer was samengesteld uit : de heren : M. Van Damme, kamervoorzitter, J. Baert, W. Van Vaerenbergh, staatsraden, M. Rigaux, M. Tison, assessoren van de afdeling Wetgeving, Mevr. G. Verberckmoes, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer P. T'Kindt, auditeur.

De griffier, G. Verberckmoes.

De voorzitter, M. Van Damme. _______ Nota's (1) Deze wet is op de datum waarop de Raad van State, afdeling Wetgeving, dit advies uitbrengt nog niet bekendgemaakt.(2) Wet van 24 december 1993 « betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten ». (3) Wat de ongewijzigd overgenomen onderdelen van de betrokken bepalingen van boek IIbis van de wet van 24 december 1993 betreft, verwijst de Raad van State, afdeling Wetgeving, naar advies 47.322/1 dat hij op 29 oktober 2009 heeft uitgebracht over een voorontwerp van wet « tot invoeging van een nieuw boek betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen in de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten ». (4) Het koninklijk besluit van 26 september 1996 wordt toepasselijk gemaakt op de overheidsopdrachten bedoeld in de wet van 13 augustus 2011, bij artikel 148 van het op het ogenblik dat dit advies wordt gegeven nog niet tot stand gekomen koninklijk besluit over het ontwerp waarvan de Raad van State, afdeling Wetgeving, op 29 augustus 2011 advies 50.137/1/V heeft uitgebracht. (5) Wet « overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten » van 15 juni 2006.(6) De machtiging bedoeld in artikel 80, derde lid, van de wet van 15 juni 2006 strekt tot het nemen van maatregelen inzake motivering, informatie en rechtsmiddelen, wat de in artikel 80, vierde lid, van de wet vermelde opdrachten betreft;de maatregelen bedoeld in artikel 80, derde en vierde lid, van de voornoemde wet, dienen overeenkomstig artikel 80, vijfde lid, van dezelfde wet het voorwerp uit te maken van een wettelijke bekrachtiging binnen twee jaar na hun inwerkingtreding.

Dergelijke bekrachtiging is derhalve vereist ten aanzien van de artikelen 3 tot 18 van het ontwerp. (7) Er wordt melding gemaakt van het opschrift van de wijzigingswet van 5 augustus 2011 omdat er nog een tweede wet van dezelfde aard en met dezelfde datum bestaat, hetgeen verwarring kan doen ontstaan (zie Beginselen van de wetgevingstechniek.Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, Raad van State, 2008, nr. 27, te raadplegen op de internetsite van de Raad van State : www.raadvst-consetat.be (8) De overbodige woorden « met name » zijn weggelaten.(9) En met het evenmin reeds bekendgemaakte uitvoeringsbesluit van die wet, waarnaar wordt verwezen in de ontworpen lezing van de artikelen 65/17 en 65/20 van de wet van 24 december 1993 (artikelen 13 en 14 van het ontwerp). 24 JANUARI 2012. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de inwerkingtreding van de wet van 13 augustus 2011 inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied, alsook van de regels inzake motivering, informatie en rechtsmiddelen voor deze opdrachten ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Grondwet, artikel 108;

Gelet op de wet overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten van 15 juni 2006, artikel 80, derde lid, ingevoegd bij de wet van 5 augustus 2011 tot wijziging van artikel 80 van de wet overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten;

Gelet op de wet van 13 augustus 2011 inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied, de artikelen 35 en 50;

Gelet op het advies van de Commissie voor de overheidsopdrachten, gegeven op 5 september 2011;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 20 september 2011;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 4 oktober 2011;

Gelet op het advies nr. 50.475/1 van de Raad van State, gegeven op 10 november 2011, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Eerste Minister en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen en definities

Artikel 1.Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen door aanbestedende diensten van bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied, en tot wijziging van Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG.

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de wet van 13 augustus 2011 : de wet van 13 augustus 2011 inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied;2° de wet van 24 december 1993 : de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten. HOOFDSTUK 2. - Regels inzake motivering, informatie en rechtsmiddelen

Art. 3.Boek IIbis van de wet van 24 december 1993 is toepasselijk op de krachtens de wet van 13 augustus 2011 geplaatste opdrachten, onder voorbehoud van de artikelen 4 tot 20.

Art. 4.Voor de krachtens de wet van 13 augustus 2011 geplaatste opdrachten moet artikel 65/1 van de wet van 24 december 1993 als volgt worden gelezen : « Art. 65/1 - In de zin van dit boek wordt verstaan onder : 1° opdracht : de overheidsopdracht en iedere overeenkomst en raamovereenkomst als bedoeld in de artikelen 3, 1° tot 4°, 11°, 12° en 4, 1°, 3° en 6° van de wet van 13 augustus 2011 inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied;2° aanbestedende instantie : de aanbestedende overheid, het overheidsbedrijf of de aanbestedende entiteit als bedoeld in de wet van 13 augustus 2011 inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied;3° betrokken kandidaat : de kandidaat aan wie de aanbestedende instantie, naar aanleiding van een opdracht, de motieven voor zijn niet-selectie niet heeft meegedeeld voordat de betrokken inschrijvers in kennis werden gesteld van de gunningsbeslissing;4° betrokken inschrijver : de inschrijver die niet definitief is uitgesloten van deelname aan de procedure ingevolge een gemotiveerde beslissing waarvan hij in kennis is gesteld en waartegen geen verhaal meer kan worden aangetekend bij de verhaalinstantie of die wettig is bevonden door de verhaalinstantie;5° verhaalinstantie : het in artikel 65/24 bedoelde rechtscollege.»

Art. 5.Voor de krachtens de wet van 13 augustus 2011 geplaatste opdrachten moet artikel 65/2 van de wet van 24 december 1993 als volgt worden gelezen : « Art. 65/2 - Dit boek heeft hetzelfde toepassingsgebied als de wet van 13 augustus 2011 inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied. »

Art. 6.Voor de krachtens de wet van 13 augustus 2011 geplaatste opdrachten moet artikel 65/4 van de wet van 24 december 1993 als volgt worden gelezen : «

Art. 65/4.De aanbestedende instantie stelt een gemotiveerde beslissing op : 1° wanneer ze beslist gebruik te maken van een onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking;2° wanneer ze beslist gebruik te maken van een concurrentiedialoog;3° wanneer ze beslist over de kwalificatie of de intrekking van de kwalificatie in het kader van een kwalificatiesysteem;4° wanneer ze beslist over de selectie van de kandidaten in het kader van een procedure die een eerste fase met de indiening van aanvragen tot deelneming omvat;4° /1 wanneer ze beslist, in het kader van de concurrentiedialoog, de dialoog gesloten te verklaren;5° wanneer ze een opdracht gunt, ongeacht de procedure;6° wanneer ze afziet van het plaatsen van de opdracht en eventueel beslist een nieuwe opdracht uit te schrijven. In de gevallen vermeld in het eerste lid, 1° en 2°, dienen de motieven van de beslissing op het ogenblik van de beslissing te bestaan, maar kan de gemotiveerde beslissing a posteriori worden opgesteld, uiterlijk bij het opstellen van de gunningsbeslissing bedoeld in het eerste lid, 5°.

Indien toepassing kan worden gemaakt van de artikelen 25, 1°, e) en f), en 3°, b) en c), en 5°, van de wet van 13 augustus 2011 inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied, wordt de gunningsbeslissing bedoeld in het eerste lid, 5°, indien deze niet onmiddellijk kan worden opgesteld, a posteriori opgesteld, uiterlijk de vijftiende dag na de beslissing. »

Art. 7.Voor de krachtens de wet van 13 augustus 2011 geplaatste opdrachten moet artikel 65/5 van de wet van 24 december 1993 als volgt worden gelezen : «

Art. 65/5.De in artikel 65/4 bedoelde gemotiveerde beslissing bevat, naargelang de procedure en het soort beslissing : 1° de naam en het adres van de aanbestedende instantie, het voorwerp van de opdracht, de gevolgde gunningswijze en het goed te keuren opdrachtbedrag;2° in geval van een onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking of concurrentiedialoog, de juridische en feitelijke motieven die het gebruik van een van deze procedures rechtvaardigen of mogelijk maken;3° de namen van de kandidaten of inschrijvers;3° /1 in geval van een concurrentiedialoog, de namen van de deelnemers;4° in geval van een kwalificatiesysteem : - de namen van de gekwalificeerde en niet-gekwalificeerde kandidaten en de juridische en feitelijke motieven voor de beslissingen die daarop betrekking hebben en die gebaseerd zijn op de vooraf vastgestelde kwalificatiecriteria en -regels; - de namen van de kandidaten van wie de kwalificatie is ingetrokken en de juridische en feitelijke motieven voor de beslissingen die daarop betrekking hebben en die gebaseerd zijn op de vooraf vastgestelde kwalificatiecriteria en -regels; 5° de namen van de al dan niet geselecteerde kandidaten of inschrijvers en de juridische en feitelijke motieven voor de beslissingen die daarop betrekking hebben;5° /1 in geval van een concurrentiedialoog, de namen van de deelnemers van wie de oplossing al dan niet is gekozen na afloop van de dialoog en de juridische en feitelijke motieven voor de beslissingen die daarop betrekking hebben;6° de namen van de inschrijvers van wie de offerte onregelmatig is bevonden en de juridische en feitelijke motieven voor hun wering.Deze motieven hebben met name betrekking op het abnormale karakter van de prijzen, op de beslissing dat de voorgestelde oplossingen niet gelijkwaardig zijn aan de technische specificaties of dat ze niet voldoen aan de vastgestelde prestatie- of functionele eisen, alsook op de beslissing dat niet aan de vereisten op het gebied van gegevensbeveiliging en bevoorradingszekerheid is voldaan; 7° de namen van de gekozen inschrijver of de gekozen deelnemer of deelnemers bij de raamovereenkomst en van de inschrijvers van wie de regelmatige offerte niet is gekozen en de juridische en feitelijke motieven, waaronder de kenmerken en relatieve voordelen van de gekozen offerte, voor de beslissingen die daarop betrekking hebben;8° de juridische en feitelijke motieven van de beslissing van de aanbestedende instantie om af te zien van het gunnen of sluiten van de opdracht en, in voorkomend geval, de vermelding van de nieuwe gunningsprocedure die wordt gevolgd.»

Art. 8.Voor de krachtens de wet van 13 augustus 2011 geplaatste opdrachten moet artikel 65/6 van de wet van 24 december 1993 als volgt worden gelezen : «

Art. 65/6.De in artikel 65/5 bedoelde beslissing geldt als proces-verbaal en wordt, op haar verzoek, overgelegd aan de Europese Commissie. Dit proces-verbaal wordt in voorkomend geval aangevuld met : 1° de vermelding van het gedeelte van de opdracht of van de raamovereenkomst dat de begunstigde voornemens of verplicht is in onderaanneming te geven;2° de rechtvaardiging, in geval van een onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking, van de overschrijding van de looptijd van de opdrachten vermeld in artikel 25, 3°, a, tweede lid, en 4°, b, tweede lid, en van het plafond van 50 % als bedoeld in artikel 25, 4°, a, tweede lid, van de wet van 13 augustus 2011 inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied;3° de vermelding van de redenen waarom de looptijd van de raamovereenkomst langer is dan zeven jaar.»

Art. 9.Voor de krachtens de wet van 13 augustus 2011 geplaatste opdrachten moet artikel 65/7 van de wet van 24 december 1993 als volgt worden gelezen : «

Art. 65/7.§ 1. Wanneer de procedure een eerste fase met de indiening van aanvragen tot deelneming omvat, deelt de aanbestedende instantie, onmiddellijk na het nemen van de gemotiveerde selectiebeslissing, aan elke niet-geselecteerde kandidaat mee : 1° de motieven voor zijn niet-selectie, in de vorm van een uittreksel van deze beslissing;2° in geval van een beperking van het aantal geselecteerde kandidaten op basis van een rangschikking, de gemotiveerde selectiebeslissing. De uitnodiging tot het indienen van een offerte mag niet aan de geselecteerde kandidaten worden gericht vóór de verzending van deze informatie. § 2. In geval van het instellen en het beheer van een kwalificatiesysteem deelt de aanbestedende instantie, onmiddellijk na het nemen van de gemotiveerde kwalificatiebeslissing, aan elke niet-gekwalificeerde kandidaat de motieven voor zijn niet-kwalificatie mee, in de vorm van een uittreksel van deze beslissing. Deze mededeling gebeurt onverwijld en uiterlijk binnen vijftien dagen vanaf de datum van de beslissing.

Voorafgaandelijk aan de intrekking van de kwalificatie van een aannemer, leverancier of dienstverlener brengt de aanbestedende instantie hem, ten minste vijftien dagen vóór de datum bepaald voor de intrekking van de kwalificatie, schriftelijk op de hoogte van haar voornemen en van de redenen die dit rechtvaardigen, alsook van de mogelijkheid om zijn opmerkingen te formuleren binnen dezelfde termijn. § 3. In geval van een concurrentiedialoog deelt de aanbestedende instantie, onmiddellijk na het nemen van de beslissing over de oplossing of oplossingen die aan haar behoeften en eisen kan of kunnen voldoen, de gemotiveerde beslissing voor deze keuze mee aan de deelnemers van wie de oplossing niet is gekozen. »

Art. 10.Voor de krachtens de wet van 13 augustus 2011 geplaatste opdrachten moet artikel 65/10, § 1, van de wet van 24 december 1993 als volgt worden gelezen : « Art. 65/10 - § 1. Onverminderd artikel 12 van de wet van 13 augustus 2011 inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied mogen bepaalde gegevens evenwel niet worden meegedeeld indien de openbaarmaking ervan de toepassing van een wet zou belemmeren, in strijd zou zijn met het openbaar belang, nadelig zou zijn voor de rechtmatige commerciële belangen van overheidsbedrijven of particuliere ondernemingen of de eerlijke mededinging tussen de ondernemingen zou kunnen schaden. ».

Art. 11.Voor de krachtens de wet van 13 augustus 2011 geplaatste opdrachten moet artikel 65/12 van de wet van 24 december 1993 als volgt worden gelezen : « Art. 65/12 - De opdracht mag worden gesloten zonder toepassing te maken van artikel 65/11 in de volgende gevallen : 1° wanneer een voorafgaande Europese bekendmaking niet verplicht is;2° wanneer de enige betrokken inschrijver degene is aan wie de opdracht wordt gegund en er geen betrokken kandidaten zijn;3° wanneer het gaat om een opdracht gebaseerd op een raamovereenkomst. »

Art. 12.Voor de krachtens de wet van 13 augustus 2011 geplaatste opdrachten moet artikel 65/15, derde lid, van de wet van 24 december 1993 als volgt worden gelezen : « De verhaalinstantie houdt rekening met de vermoedelijke gevolgen van de schorsing van de uitvoering en van de voorlopige maatregelen voor alle belangen die kunnen worden geschaad, alsook met het openbaar belang, in het bijzonder inzake defensie en/of veiligheid, en kan beslissen om de schorsing van de uitvoering of de voorlopige maatregelen niet toe te staan wanneer de negatieve gevolgen ervan groter zouden zijn dan de voordelen. »

Art. 13.Voor de krachtens de wet van 13 augustus 2011 geplaatste opdrachten moet artikel 65/16 van de wet van 24 december 1993 als volgt worden gelezen : « Art. 65/16 - De verhaalinstantie kent een schadevergoeding toe aan de personen die benadeeld zijn door één van de in artikel 65/14 bedoelde schendingen die door de aanbestedende instantie zijn begaan en voorafgaan aan de sluiting van de opdracht op voorwaarde dat de verhaalinstantie zowel de schade als het oorzakelijk verband tussen de schade en de beweerde schending bewezen acht. »

Art. 14.Voor de krachtens de wet van 13 augustus 2011 geplaatste opdrachten moet artikel 65/17 van de wet van 24 december 1993 als volgt worden gelezen : « Art. 65/17 - Op verzoek van elke belanghebbende verklaart de verhaalinstantie de gesloten opdracht onverbindend in elk van de volgende gevallen : 1° onverminderd artikel 65/18, wanneer de aanbestedende instantie een opdracht heeft gesloten zonder voorafgaande Europese bekendmaking, terwijl het recht van de Europese Unie inzake overheidsopdrachten, de wet of de uitvoeringsbesluiten ervan dit nochtans vereisen;2° wanneer de aanbestedende instantie de opdracht heeft gesloten zonder inachtneming van de in artikel 65/11, eerste lid, bedoelde termijn, of zonder te wachten tot de verhaalinstantie, in voorkomend geval van eerste aanleg, uitspraak heeft gedaan, hetzij over de vordering tot schorsing, hetzij over de vordering tot voorlopige maatregelen, wanneer : a) een inschrijver door deze schending geen verhaal tot schorsing heeft kunnen instellen of voleindigen als bedoeld in artikel 65/11, tweede lid, en b) deze schending gepaard gaat met een schending van het recht van de Europese Unie inzake overheidsopdrachten, de wet van 13 augustus 2011 of de uitvoeringsbesluiten ervan die de kansen van een inschrijver om de opdracht te bekomen nadelig heeft beïnvloed;3° in geval van een schending van artikel 138, tweede lid, 2°, van het koninklijk besluit plaatsing overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied van 23 januari 2012. De aanbestedende instantie en de begunstigde worden betrokken bij deze verhaalprocedure. Te dien einde deelt de aanbestedende instantie de identiteit van de begunstigde mee zodra de indiener van het verhaal daarom verzoekt.

De vordering tot onverbindendverklaring van de opdracht kan samen met de in artikel 65/14 bedoelde vordering tot nietigverklaring of afzonderlijk worden ingediend. »

Art. 15.Voor de krachtens de wet van 13 augustus 2011 geplaatste opdrachten moet artikel 65/18 van de wet van 24 december 1993 als volgt worden gelezen : « Art. 65/18 - De in artikel 65/17, eerste lid, 1°, bedoelde onverbindendverklaring is niet toepasselijk indien de aanbestedende instantie, alhoewel ze van oordeel is dat het plaatsen van de opdracht zonder voorafgaande Europese bekendmaking toegestaan is op grond van de bepalingen van het recht van de Europese Unie inzake overheidsopdrachten, de wet of de uitvoeringsbesluiten ervan, 1° in het Publicatieblad van de Europese Unie vooraf een aankondiging van vrijwillige transparantie ex ante heeft bekendgemaakt, overeenkomstig het model opgenomen in de uitvoeringsverordening (EU) nr.842/2011 van de Commissie van 19 augustus 2011 tot vaststelling van standaardformulieren voor de bekendmaking van aankondigingen op het gebied van overheidsopdrachten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1564/2005, waarin ze te kennen geeft de opdracht te willen sluiten en; 2° de opdracht niet heeft gesloten vóór het verstrijken van een termijn van ten minste tien dagen die ingaat de dag na de bekendmaking van de voormelde aankondiging in het Publicatieblad van de Europese Unie. De in het eerste lid bedoelde aankondiging wordt eveneens bekendgemaakt in het Bulletin der Aanbestedingen, zonder dat deze laatste bekendmaking evenwel een toepassingsvoorwaarde vormt voor de in dit artikel bedoelde uitzondering op de onverbindendverklaring.

De bekendmaking in het Bulletin der Aanbestedingen is facultatief voor de opdrachten onderworpen aan de bepalingen van titel 3 van de wet van 13 augustus 2011 inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied.

De in het eerste lid bedoelde aankondiging bevat de volgende informatie : 1° de naam en de contactgegevens van de aanbestedende instantie;2° een omschrijving van het voorwerp van de opdracht;3° de rechtvaardiging van de beslissing van de aanbestedende instantie om de opdracht te plaatsen zonder voorafgaande Europese bekendmaking;4° de naam en de contactgegevens van de inschrijver ten aanzien van wie is beslist de opdracht te gunnen, en 5° in voorkomend geval, elke andere informatie die de aanbestedende instantie nuttig acht. Alleen de aankondiging bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en in het Bulletin der Aanbestedingen geldt als officiële bekendmaking.

Zolang de bekendmaking van de in dit artikel bedoelde aankondiging van vrijwillige transparantie ex ante niet tegelijk kosteloos kan gebeuren in het Publicatieblad van de Europese Unie en het Bulletin der Aanbestedingen door een online invoering door elektronische gegevensopvang of door gegevensoverdracht tussen systemen die een automatische en gestructureerde bekendmaking mogelijk maken conform het toepasselijke model opgenomen in de voormelde uitvoeringsVerordening (EU) nr. 842/2011, kan de bekendmaking van de bedoelde aankondiging geldig als volgt gebeuren : 1° in het Publicatieblad van de Europese Unie : door gebruik te maken van het toepasselijke model dat op de webapplicatie eNotices van de Europese Unie beschikbaar is voor een online bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie ;2° in het Bulletin der Aanbestedingen : door gebruik te maken van het toepasselijke model dat voor de aankondiging van vrijwillige transparantie ex ante op de webapplicatie e-Notification van de federale overheid of een andere, door het Bulletin der Aanbestedingen erkende web applicatie beschikbaar is voor een online bekendmaking in het Bulletin der Aanbestedingen voor de opdrachten die worden geplaatst krachtens deze wet of de wet overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten van 15 juni 2006, al naargelang.»

Art. 16.Voor de krachtens de wet van 13 augustus 2011 geplaatste opdrachten moet artikel 65/20 van de wet van 24 december 1993 als volgt worden gelezen : « Art. 65/20 - § 1. De verhaalinstantie kan beslissen om een opdracht niet onverbindend te verklaren, ook al is die onwettig gesloten om de in artikel 65/17 genoemde redenen, indien ze, na alle relevante aspecten te hebben onderzocht, van mening is dat dwingende redenen van algemeen belang, die in de eerste plaats verband houden met defensie- of veiligheidsbelangen, het noodzakelijk maken dat de opdracht verbindend blijft.

In dat geval legt de verhaalinstantie in de plaats daarvan alternatieve sancties op als bedoeld in artikel 65/22.

Wat het niet onverbindend verklaren van een opdracht betreft, mogen economische belangen alleen als dwingende redenen worden beschouwd indien, in uitzonderlijke omstandigheden, de onverbindendheid onevenredig grote gevolgen zou hebben.

Economische belangen die rechtstreeks verband houden met de opdracht in kwestie, kunnen evenwel niet als dwingende redenen van algemeen belang in aanmerking worden genomen. Economische belangen die rechtstreeks verband houden met de opdracht omvatten onder meer de kosten die voortvloeien uit de vertraging bij de uitvoering van de opdracht, de kosten van een nieuwe procedure, de kosten die veroorzaakt worden door het feit dat een andere onderneming de opdracht moet uitvoeren, en de kosten van de juridische verplichtingen die voortvloeien uit de onverbindendheid.

In elk geval mag een overeenkomst niet als onverbindend worden beschouwd, als de gevolgen van deze onverbindendheid ernstig gevaar zouden opleveren voor het bestaan zelf van een ruimer defensie- of veiligheidsprogramma dat essentieel is voor de veiligheidsbelangen van een lidstaat. § 2. De in artikel 65/17, eerste lid, 3°, bedoelde onverbindendverklaring is niet toepasselijk indien de aanbestedende instantie : - van oordeel is dat de gunning van de opdracht in overeenstemming is met artikel 138, tweede lid, 2°, van het koninklijk besluit plaatsing overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied van 23 januari 2012 en; - artikel 65/11 vrijwillig toepasselijk maakt; - onmiddellijk na het nemen van de gunningsbeslissing overeenkomstig artikel 65/4, eerste lid, 5°, de bepalingen van artikel 65/8, § 1, van dezelfde wet heeft nageleefd. »

Art. 17.Voor de krachtens de wet van 13 augustus 2011 geplaatste opdrachten moet artikel 65/26 van de wet van 24 december 1993 als volgt worden gelezen : « Art. 65/26 - De verhaalinstantie moet een adequaat niveau van vertrouwelijkheid en het recht op eerbiediging van zakengeheimen waarborgen met betrekking tot de in voorkomend geval geclassificeerde gegevens, die vervat zijn in de door de betrokken partijen, in het bijzonder door de aanbestedende instantie die het volledige dossier dient over te leggen, aan haar toegezonden dossiers. De verhaalinstantie kan evenwel van deze gegevens kennis nemen en deze in aanmerking nemen. Ze eerbiedigt bij haar optreden gedurende de hele procedure de defensie- en/of veiligheidsbelangen. Ze oordeelt in welke mate en op welke wijze de vertrouwelijkheid en het geheime karakter van deze gegevens moeten worden verzoend met de eerbiediging van het recht van verweer en ervoor wordt gezorgd dat de procedure als geheel het recht op een eerlijk proces eerbiedigt. »

Art. 18.Voor de krachtens de wet van 13 augustus 2011 geplaatste opdrachten moet artikel 65/28 van de wet van 24 december 1993 als volgt worden gelezen : « Art. 65/28 - Deze titel is toepasselijk op de opdrachten die het door de Koning vastgestelde bedrag voor de Europese bekendmaking niet bereiken.

In de zin van deze titel wordt onder "opdracht" eveneens verstaan het opstellen van een lijst van gegadigden en van een kwalificatiesysteem. »

Art. 19.Voor de krachtens de wet van 13 augustus 2011 geplaatste opdrachten moet artikel 65/29 van de wet van 24 december 1993 als volgt worden gelezen : « Art. 65/29 - De artikelen 65/4, 65/5, 65/7, 65/8, § 1, eerste lid, 65/9 en 65/10 zijn toepasselijk op de opdrachten bedoeld in deze titel waarvan het goed te keuren bedrag hoger is dan 8.500 euro. ».

Art. 20.Voor de krachtens de wet van 13 augustus 2011 geplaatste opdrachten moet artikel 65/32, eerste lid, van de wet van 24 december 1993 als volgt worden gelezen : « Art. 65/32 - Wanneer artikel 65/30, eerste lid, toepasselijk is, zijn de artikelen 65/12, 65/13, 65/17, 65/18, eerste en vierde lid, en 65/19 tot 65/22 eveneens toepasselijk. » HOOFDSTUK 3. - Algemene uitvoeringsregels

Art. 21.Artikel 150 van het koninklijk besluit inzake de plaatsing overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied van 23 januari 2012 wordt aangevuld met een lid, luidende : « In de mate dat de bijzondere eisen van een welbepaalde opdracht geplaatst in het kader van de concurrentiedialoog dit noodzakelijk zouden maken, kan mits gemotiveerde beslissing evenwel worden afgeweken van de bepalingen van het voormelde besluit van 26 september 1996, voor zover die afwijking niet in strijd is met de dwingende regels die voortvloeien uit het Europees recht. » HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen

Art. 22.Met uitzondering van de artikelen 46 en 50 van de wet van 13 augustus 2011 treden die wet en dit besluit in werking de vijfde dag volgend op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art. 23.De Eerste Minister is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 24 januari 2012.

ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, E. DI RUPO

^