gepubliceerd op 27 februari 2002
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 mei 2000, gesloten in het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp, betreffende de vaststelling van het bedrag en de modaliteiten van toekenning en vereffening van een bijkomend sociaal voordeel ten laste van het "Sociaal Fonds voor de gezins- en bejaardenhelpsters" in de diensten gesubsidieerd door het Waals Gewest, de Duitstalige Gemeenschap en door de Franse Gemeenschapscommissie en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
24 JANUARI 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 mei 2000, gesloten in het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp, betreffende de vaststelling van het bedrag en de modaliteiten van toekenning en vereffening van een bijkomend sociaal voordeel ten laste van het "Sociaal Fonds voor de gezins- en bejaardenhelpsters" in de diensten gesubsidieerd door het Waals Gewest, de Duitstalige Gemeenschap en door de Franse Gemeenschapscommissie en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 5 mei 2000, gesloten in het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp, betreffende de vaststelling van het bedrag en de modaliteiten van toekenning en vereffening van een bijkomend sociaal akkoord ten laste van het "Sociaal Fonds voor de gezins- en bejaardenhelpsters" in de diensten gesubsidieerd door het Waals Gewest, de Duitstalige Gemeenschap en door de Franse Gemeenschapscommissie en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 24 januari 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp Collectieve arbeidsovereenkomst van 5 mei 2000 Vaststelling van het bedrag en de modaliteiten van toekenning en vereffening van een bijkomend sociaal voordeel ten laste van het "Sociaal Fonds voor de gezins- en bejaardenhelpsters" in de diensten gesubsidieerd door het Waals Gewest, de Duitstalige Gemeenschap en door de Franse Gemeenschapscommissie en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (Overeenkomst geregistreerd op 22 juni 2000 onder het nummer 55179/CO/318) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werknemers en de werkgevers van de diensten die vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor gezins- en bejaardenhulp en gesubsidieerd worden door het Waals Gewest, de Duitstalige Gemeenschap en door de Franse Gemeenschapscommissie en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Met "werknemers" wordt bedoeld : zowel gezins- en bejaardenhulp, huishoudhulp en de arbeidsters en arbeiders, als elke persoon tewerkgesteld in het kader van een programma tot bestrijding van de werkloosheid.
Met "voltijdse werknemer" wordt bedoeld elke werknemer waarvan het arbeidsstelsel hoger is dan 50 pct. van het arbeidsstelsel van toepassing in voornoemde diensten.
Met "deeltijdse werknemer" wordt bedoeld elke werknemer waarvan het arbeidsstelsel lager is dan of gelijk is aan 50 pct. van het arbeidsstelsel van toepassing in voornoemde diensten.
Met "sociaal boekjaar" wordt bedoeld de periode van 1 januari tot 31 december. HOOFDSTUK II. - Doel
Art. 2.De werknemers tewerkgesteld in één van de diensten bedoeld in artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 1998, gesloten in het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en tot vaststelling van de statuten voor de diensten gesubsidieerd door het Waals Gewest, de Franse en Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissies van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en door de Duitstalige Gemeenschap, hebben recht op een bijkomend sociaal voordeel ten laste van voornoemd fonds onder de voorwaarden bepaald door deze collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK III. - Toekenningsvoorwaarden
Art. 3.Algemeen principe. § 1. Om het totaal bedrag van het sociaal voordeel te genieten, moeten de werknemers bedoeld in artikel 1 op 1 januari van het vorige sociaal boekjaar aan de volgende voorwaarden voldoen : a) aangesloten zijn bij één van de representatieve werknemersorganisaties, namelijk : - de "Christelijke Centrale voor Voeding en Diensten" (A.C.V.); - de "Centrale der Voeding- en Hotelarbeiders en Diensten" (A.B.V.V.); - de "Algemene Centrale der Liberale Vakbonden van België" (A.C.L.V.B.); - "Centrale nationale des Employés" (CNE); - "Syndicat des Employés, Techniciens et Cadres" (SETCA); b) door een arbeidscontract gebonden zijn aan één van de diensten bedoeld in artikel 1. § 2. Er wordt een sociaal voordeel toegekend aan de rechthebbenden, op basis van 1/12e van het totale jaarlijkse bedrag, per gepresteerde of gelijkgestelde maand zoals bepaald in de bijlage bij deze collectieve arbeidsovereenkomst, die tijdens het vorige sociale boekjaar gedurende 12 maanden niet beantwoordden aan de voorwaarden van artikel 3, § 1.
Art. 4.Afwijkingen. § 1. De werknemers die beantwoorden aan de voorwaarden van artikel 3, § 1, en een volledige loopbaanonderbreking genieten, hebben slechts recht op het bijkomend sociaal voordeel tot maximaal de eerste twaalf maanden van de loopbaanonderbreking. § 2. De zieke werknemers die voldoen aan de voorwaarden van artikel 3, § 1, hebben recht op het bijkomend sociaal voordeel tot de 36 eerste maanden van de opschorting van hun contract.
Onder "ziekteperiode" wordt verstaan : - de periodes van totale ongeschiktheid die het gevolg zijn van een arbeidsongeval of een beroepsziekte; - de periodes van totale ongeschiktheid te wijten aan een ongeval of een ziekte die niet met het beroep te maken hebben. § 3. De in het vorige sociale boekjaar gepensioneerde werknemers die voldoen aan de voorwaarde van artikel 3 § 1, a) hebben recht op het volledig bijkomende sociaal voordeel. § 4. De echtgenote van de werknemer die beantwoordde aan artikel 3, § 1, en die overleden is tijdens het vorige sociale boekjaar heeft recht op het volledig bijkomende sociaal voordeel. § 5. De bruggepensioneerden die voldoen aan de voorwaarde van artikel 3, § 1, a) en die door een arbeidscontract tot de laatste dag van hun beroepscarrière gebonden zijn aan één van de diensten bedoeld in artikel 1 hebben recht op het bijkomend sociaal voordeel tot zij de wettelijke pensioenleeftijd hebben bereikt.
Art. 5.Voor de berekening van het sociaal voordeel bedoeld in artikel 3, wordt onder maand verstaan elke maand tijdens dewelke het arbeidscontract ten laatste op de vijftiende is ingegaan en elke maand tijdens dewelke het contract is beëindigd na de vijftiende. HOOFDSTUK IV. - Bedrag
Art. 6.Het bedrag van het sociaal voordeel wordt als volgt vastgesteld : § 1. Voor de werknemers bedoeld in artikel 3, § 1, artikel 4, § 1, § 2, § 3, § 4 en § 5 : Voor het sociaal boekjaar 1999 : a) de voltijdse werknemers : 4 500 BEF;b) de deeltijdse werknemers : 3 000 BEF;c) de werknemers die twee werkstelsels kennen : 375 BEF per voltijds gepresteerde of met een voltijdse gelijkgestelde maand + 250 BEF per deeltijds gepresteerde of met een deeltijdse gelijkgestelde maand. Vanaf het sociaal boekjaar 2000 : a) de voltijdse werknemers : 4 700 BEF;b) de deeltijdse werknemers : 3 150 BEF;c) de werknemers die twee werkstelsels kennen : 392 BEF per voltijds gepresteerde of met een voltijdse gelijkgestelde maand + 263 BEF per deeltijds gepresteerde of met een deeltijdse gelijkgestelde maand. § 2. Voor de werknemers bedoeld in artikel 3, § 2 : Voor het sociaal boekjaar 1999 : a) de voltijdse werknemers : 375 BEF per gepresteerde of gelijkgestelde maand;b) de deeltijdse werknemers : 250 BEF per gepresteerde of gelijkgestelde maand;c) de werknemers die twee werkstelsels kennen : 375 BEF per voltijds gepresteerde of met een voltijdse gelijkgestelde maand + 250 BEF per voltijds gepresteerde of met een voltijdse gelijkgestelde maand. Vanaf het sociaal boekjaar 2000 : a) de voltijdse werknemers : 392 BEF per gepresteerde of gelijkgestelde maand;b) de deeltijdse werknemers : 263 BEF per gepresteerde of gelijkgestelde maand;c) de werknemers die twee werkstelsels kennen : 392 BEF per voltijds gepresteerde of met een voltijdse gelijkgestelde maand + 263 BEF per deeltijds gepresteerde of met een deeltijdse gelijkgestelde maand. HOOFDSTUK V. - Betalingsmodaliteiten
Art. 7.De werkgevers bedoeld in artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 1998, vermeld in artikel 2 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, geven vóór 15 maart aan elke werknemer die in hun dienst tewerkgesteld is tijdens het voorafgaande sociaal boekjaar een formulier dat behoorlijk in drievoud moet ingevuld en ondertekend worden en waarvan het model bepaald wordt door het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp.
Deze formulieren worden bezorgd aan de werkgevers door het "Sociaal Fonds voor de gezins- en bejaardenhulp" vóór 15 januari.
Vanaf het tweede sociaal boekjaar van het brugpensioen, geeft het sociaal fonds vóór 15 maart aan elke bruggepensioneerde een formulier dat behoorlijk in drievoud moet ingevuld en ondertekend worden door de secretaris van bovengenoemd fonds en waarvan het model bepaald wordt door het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp.
Art. 8.De personen die voldoen aan de toekenningsvoorwaarden bedoeld in artikel 3 en 4 bezorgen het formulier bedoeld in artikel 7 in drievoud aan één van de werknemersorganisaties bedoeld in artikel 3, § 1, a), waarvan zij lid zijn.
Deze organisatie controleert het effectieve lidmaatschap van de betrokkene evenals de verantwoording van zijn recht, berekent het bedrag van het sociaal voordeel en schrijft een cheque uit op naam van de betrokkene. Het formulier "sociaal voordeel" zal ter controle een volgnummer dragen en een stempel van één van de representatieve werknemersorganisaties bedoeld in artikel 3, § 1, a).
De controle en de betaling zullen plaatshebben van 1 april tot 15 september.
De laattijdige formulieren zullen betaald worden in de periode van 1 april tot 15 september van het volgend jaar.
Art. 9.Vóór 15 oktober dient elk van de organisaties bedoeld in artikel 3, § 1, a) een afrekening in bij het sociaal fonds met het totaal bedrag van de betaalde sociale voordelen, vermeerderd met de administratiekosten die er betrekking op hebben zoals bepaald door de raad van bestuur van het sociaal fonds.
Deze afrekening is vergezeld van het "origineel" exemplaar van het formulier.
Het sociaal fonds zal de werknemersorganisaties terugbetalen na ontvangst van hun gedeeltelijke of definitieve afrekeningen.
De afrekeningen ingediend na de uiterste datum van 15 november zullen automatisch het volgende jaar betaald worden.
De werknemersorganisaties zijn verplicht de aanvraagformulieren, die kunnen gecontroleerd worden door de daartoe aangeduide personen door de raad van bestuur van het fonds, te bewaren. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
Art. 10.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heft op en vervangt deze van 30 juni 1998 (49857/CO/318) tot vaststelling van het bedrag en de modaliteiten van toekenning en vereffening van een bijkomend sociaal voordeel ten laste van het Sociaal Fonds van de gezins- en bejaardenhulp.
Art. 11.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2000 en is gesloten voor onbepaalde tijd.
Zij kan door elk van de partijen worden opgezegd, mits een opzeggingsperiode van 3 maanden betekend per aangetekende brief aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 24 januari 2002.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX
Bijlage bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 mei 2000 In het kader van de toepassing van voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst, wordt verstaan onder "gepresteerde dagen" : de dagen of gedeelten van dagen effectief besteed aan het werk.
Onder "gelijkgestelde dagen" wordt verstaan : 1. De niet-gepresteerde dagen of gedeelten ervan, waarvoor de werkgever verplicht is een vergoeding te betalen (bijvoorbeeld : gewaarborgd weekloon, feestdagen, kort verzuim,...); 2. De dagen tijdens dewelke de uitvoering van het arbeidscontract wordt opgeschort omwille van jaarlijks verlof waarop de werknemers en werkneemsters op grond van de wetten betreffende het jaarlijks verlof van de loontrekkende werknemers recht hebben.3. De zesde niet-gepresteerde dag van elke vijfdagenweek, ingeval de wekelijkse arbeid, tijdens het kwartaal, verdeeld is over ofwel vijf, ofwel meer dan vijf dagen; 4. De dagen begrepen in de twaalf eerste maanden van de periode van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid als gevolg van een tijdelijke totale arbeidsongeschiktheid, op voorwaarde dat het erkende percentage van gedeeltelijke tijdelijke arbeidsongeschiktheid ten minste gelijk is aan 66 pct.; 5. De dagen zwangerschaps- en bevallingsrust : zeven weken vóór en acht weken na de bevalling;als de arbeidster effectief slechts gestopt is met haar beroepsarbeid minder dan zes weken vóór de bevalling, wordt de gelijkschakeling verlengd met een termijn die overeenstemt met de periode tijdens dewelke zij blijven werken is vanaf de zesde week voorafgaand aan de bevalling; 6. De erkende borstvoedingsperiodes;7. De gewone wederoproepingsdagen onder de wapens waarvan de duur 74 of 66 dagen niet mag overschrijden, naargelang de werknemer deelneemt aan de opleiding tot het reservekader of niet;8. De dagen besteed aan de uitvoering van burgerlijke plichten (voogd, lid van een familieraad, getuige bij een rechtszaak, jurylid, kiezer, lid van een stembureau);9. De dagen besteed aan de uitoefening van een publiek mandaat en vakbondsverplichtingen, vermeld in artikel 16, 9° en 10° van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 (Belgisch Staatsblad van 6 april 1967), gewijzigd bij koninklijk besluit van 20 juli 1970 (Belgisch Staatsblad van 31 juli 1970);10. De dagen van deelname aan stages of studiedagen besteed aan de arbeidersopvoeding of aan vakbondsopleiding, georganiseerd door de representatieve werknemersorganisaties of door gespecialiseerde instituten erkend door de bevoegde Minister op basis van maximum 12 dagen per jaar;11. Stakingsdagen of lock-outs onder de volgende voorwaarden : 1° de werknemer moet effectief tewerkgesteld geweest zijn ten minste één dag van de 28 opeenvolgende dagen voorafgaand aan de dag van het begin van de staking of de lock-out;2° de staking moet : a) voorafgegaan zijn door een verzoeningspoging door een bemiddelaar, gekozen door de partijen of op vraag van één van hen, door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid;b) plaatsgrijpen bij het verstrijken van een collectieve stakingsaanzegging, bekendgemaakt door een vakbondsafvaardiging vertegenwoordigd in het paritair comité waar de onderneming deel van uitmaakt. Deze aanzegging moet betekend worden, ten vroegste de zevende dag die volgt op de eerste vergadering belegd door de gekozen of aangewezen bemiddelaar. De aanzegging wordt bekendgemaakt, ofwel bij aangetekend schrijven gericht aan elke werkgever afzonderlijk, ofwel door deze te voegen bij de notulen van een verzoeningsvergadering.
De aanzegging wordt van kracht de dag die volgt op diegene tijdens dewelke de aanzegging is bekendgemaakt en duurt ten minste zeven dagen. 12. De dagen van gedeeltelijke werkloosheid;13. De periode van extralegaal verlof door de werkgever toegestaan aan buitenlandse werknemers die naar hun land terugkeren;14. Voor de jonge werknemers en werkneemsters, de schoolperiode en de periode tussen de datum waarop zij de school verlaten en het begin van hun eerste arbeidscontract (met een maximum van vier maanden, deze limiet is op 31 december gebracht voor de jongeren die het schooljaar beëindigd hebben). Er is reden om de rechten op dezelfde manier te berekenen zoals bepaald door de wetgeving betreffende het jaarlijks verlof van arbeiders, dit wil zeggen dat het begin van het eerste arbeidscontract zich moet bevinden binnen vier maanden na het beëindigen van de studies; deze limiet is gebracht op 31 december (ofwel ongeveer zes maanden) voor de jongeren die het schooljaar beëindigd hebben.
In dit geval worden de periode die ze nog op school hebben doorgebracht en het gedeelte van de vier maanden (of zes maanden) die ze niet gewerkt hebben en die valt tussen de datum waarop ze de school verlaten en 31 december van het lopende jaar, gelijkgesteld met normale arbeidsdagen; 15. De militaire dienst, op voorwaarde dat de betrokkene onmiddellijk vóór en na zijn dienst tewerkgesteld is in een onderneming die afhangt van het « Sociaal Fonds voor de gezins- en bejaardenhulp.» Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 24 januari 2002.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX