gepubliceerd op 03 juli 2002
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 februari 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het hotelbedrijf, betreffende de uitbreiding van het recht op beroepsloopbaanonderbreking
24 APRIL 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 februari 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het hotelbedrijf, betreffende de uitbreiding van het recht op beroepsloopbaanonderbreking (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het hotelbedrijf;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 14 februari 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het hotelbedrijf, betreffende de uitbreiding van het recht op beroepsloopbaanonderbreking.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 24 april 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het hotelbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 14 februari 2001 Uitbreiding van het recht op beroepsloopbaanonderbreking (Overeenkomst geregistreerd op 5 maart 2001 onder het nummer 56672/CO/302)
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor het hotelbedrijf.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder "werknemers" verstaan : de mannelijke en vrouwelijke werknemers.
Art. 2.Onverminderd de bepalingen van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, wordt het recht op loopbaanonderbreking zoals bepaald in het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 tot instelling van een recht op loopbaanonderbreking uitgebreid tot 4 pct. van het gemiddeld aantal werknemers dat tijdens het afgelopen kalenderjaar in de onderneming was tewerkgesteld, uitgedrukt in voltijdse equivalenten.
Deze uitbreiding met 1 pct. wordt voorbehouden aan de werknemers die ouder zijn dan 50 jaar en die tegelijkertijd aan de hiernavolgende voorwaarden voldoen : 1° verbonden zijn door een voltijdse of deeltijdse arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd;2° minstens 12 maanden anciënniteit hebben in dezelfde onderneming;3° zich niet in vooropzeg bevinden;4° a) voor de werknemers bezoldigd op vast loon, behoren tot de functiecategorieën I tot en met IX zoals vastgesteld in de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juni 1997 tot vaststelling van de functieclassificatie en tot vaststelling van de minimumlonen in de horecasector. De werknemers die een functie uitoefenen behorende tot de functiecategorieën VI tot en met IX kunnen enkel genieten van de mogelijkheid hun loopbaan volledig te onderbreken; b) voor de werknemers vergoed op basis van een dienstpercentage, een functie uitoefenen opgenomen in de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 mei 1997 tot vaststelling van de wijze waarop de ten behoeve van sommige werknemers overhandigde fooien of bedieningsgeld moeten worden verdeeld. Werknemers vergoed op een dienstpercentage, die een functie uitoefenen die overeenstemt met een functiebenaming vermeld in de functiecategorieën VI tot en met IX zoals vastgesteld in de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juni 1997 tot vaststelling van de functieclassificatie en tot vaststelling van de minimumlonen in de horecasector, kunnen enkel genieten van de mogelijkheid hun loopbaan volledig te onderbreken.
Art. 3.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2001 en treedt buiten werking op 31 december 2001.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 24 april 2002.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX