gepubliceerd op 28 november 2005
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 mei 2003, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, betreffende het conventioneel sectoraal brugpensioen voor het tuinbouwbedrijf
23 SEPTEMBER 2005. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 mei 2003, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, betreffende het conventioneel sectoraal brugpensioen voor het tuinbouwbedrijf (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 januari 1975;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 20 mei 2003, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, betreffende het conventioneel sectoraal brugpensioen voor het tuinbouwbedrijf, met uitzondering van de bepalingen in strijd met artikel 4, § 2, van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 23 september 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE _______ Nota's (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Koninklijk besluit van 16 januari 1975, Belgisch Staatsblad van 31 januari 1975.
Bijlage Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 20 mei 2003 Conventioneel sectoraal brugpensioen voor het tuinbouwbedrijf (Overeenkomst geregistreerd op 15 september 2003 onder het nummer 67509/CO/145) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werklieden en werksters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf met uitzondering van de ondernemingen waarvan de hoofdactiviteit bestaat in het inplanten en onderhouden van parken en tuinen. HOOFDSTUK II. - Rechthebbenden
Art. 2.Om te kunnen genieten van de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst, dienen de werknemers te voldoen aan de voorwaarden vastgelegd in het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen (Belgisch Staatsblad van 11 december 1992) en dienen zij op het ogenblik waarop de arbeidsovereenkomst werkelijk wordt beëindigd, de leeftijd van 58 jaar te hebben bereikt. HOOFDSTUK III. - Aanvullende vergoeding
Art. 3.De werknemers bedoeld in artikel 2 hebben na ontslag recht op een aanvullende vergoeding ten laste van hun werkgever. Die aanvullende vergoeding wordt toegekend vanaf het einde van de wettelijke opzeggingstermijn tot aan de pensioengerechtigde leeftijd.
Art. 4.De aanvullende vergoeding is gelijk aan de helft van het verschil tussen het netto refertemaandloon en de werkloosheidsuitkering en wordt berekend en aangepast overeenkomstig de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 januari 1975 (Belgisch Staatsblad van 31 januari 1975). HOOFDSTUK IV. - Tussenkomst van het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor het tuinbouwbedrijf" in de aanvullende vergoeding
Art. 5.Het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor het tuinbouwbedrijf", opgericht bij collectieve arbeidsovereenkomst van 7 juni 1991, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 3 oktober 1991 (Belgisch Staatsblad van 29 oktober 1991), betaalt aan de werkgever de in artikel 3 bedoelde aanvullende vergoeding, met inbegrip van de bijzondere maandelijkse werkgeversbijdragen, terug tot een door het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf te bepalen maximumbedrag per bruggepensioneerde.
Art. 6.Alleen de werkgevers wiens bruggepensioneerde werknemers gedurende de twee jaren voorafgaand aan hun brugpensioen onafgebroken door een arbeidsovereenkomst verbonden zijn geweest met een werkgever die onder het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf ressorteert, kunnen genieten van de in artikel 5 bedoelde tussenkomst.
Art. 7.Onverminderd artikel 4 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt de tussenkomst door het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor het tuinbouwbedrijf" berekend op basis van het gemiddelde van de lonen die de werknemer heeft ontvangen gedurende de twaalf maanden voorafgaand aan zijn brugpensioen, en niet op basis van het loon van de refertemaand.
Art. 8.De raad van beheer van het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor het tuinbouwbedrijf" stelt de praktische modaliteiten vast met betrekking tot de uitvoering van dit hoofdstuk. HOOFDSTUK V. - Vervanging
Art. 9.De bruggepensioneerden dienen vervangen te worden overeenkomstig artikel 4 van bovenvermeld koninklijk besluit van 7 december 1992.
De sancties die voortvloeien uit het niet-eerbiedigen door de werkgevers van de wettelijke verplichtingen inzake brugpensioen, vallen geheel ten laste van de individuele werkgevers. HOOFDSTUK VI. - Geldigheid
Art. 10.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2003 en treedt buiten werking op 1 januari 2006.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 23 september 2005.
De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE