Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 23 november 2001
gepubliceerd op 21 december 2001

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 oktober 2000, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grint- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant, betreffende de werkgeversbijdrage in de vervoerskosten voor de werknemers die geen gebruik maken van het openbaar vervoer - bestaanszekerheid arbeidstijdverkorting - sector witzandexploitaties

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2001013148
pub.
21/12/2001
prom.
23/11/2001
ELI
eli/besluit/2001/11/23/2001013148/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

23 NOVEMBER 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 oktober 2000, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grint- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant, betreffende de werkgeversbijdrage in de vervoerskosten voor de werknemers die geen gebruik maken van het openbaar vervoer - bestaanszekerheid arbeidstijdverkorting - sector witzandexploitaties (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grint- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 5 oktober 2000, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grint- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant, betreffende de werkgeversbijdrage in de vervoerskosten voor de werknemers die geen gebruik maken van het openbaar vervoer - bestaanszekerheid - arbeidstijdverkorting - sector witzandexploitaties.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 23 november 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor het bedrijf der grint- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant Collectieve arbeidsovereenkomst van 5 oktober 2000 Werkgeversbijdrage in de vervoerskosten voor de werknemers die geen gebruik maken van het openbaar vervoer - bestaanszekerheid - arbeidstijdverkorting - sector witzandexploitaties (Overeenkomst geregistreerd op 19 december 2000 onder het nummer 56040/CO/102.06)

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de witzandexploitaties welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant.

Onder "werknemers" worden de arbeiders en de arbeidsters verstaan.

TITEL I. - Werkgeversbijdrage in de vervoerskosten voor de werknemers die geen gebruik maken van het openbaar vervoer

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is niet van toepassing op werknemers die op de "Schans" in een huis van de firma "S.C.R. Sibelco N.V., Maatschappelijke zetel : Quellinstraat 49, 2000 Antwerpen", wonen.

Art. 3.Vanaf 1 januari 1980 wordt aan de werknemers een bijdrage in de vervoerskosten toegekend, ongeacht de afstand tussen de werkplaats en de woning.

Art. 4.Om voor de bijdrage in de vervoerskosten in aanmerking te komen geldt een loonplafond van 660 000 BEF per jaar.

Art. 5.De bijdrage in de vervoerskosten die aan de werknemers wordt verleend is, wat het bedrag betreft, principieel gebaseerd op het stelsel "tussenkomst in sociaal abonnement Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen".

Dit betekent dat bijvoorbeeld de werkgevers aan de werknemers die 3 km van het werk verwijderd wonen, volgens het huidige stelsel een bijdrage van 190 BEF per maand zullen betalen.

Bovenvermeld barema wordt echter als volgt aangevuld : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 6.De vergoeding wordt enkel betaald voor dagen effectieve aanwezigheid.

Op het einde van het jaar wordt dus berekend hoeveel normale werkdagen er in het jaar waren.

Voor elke werknemer wordt het aantal dagen effectieve aanwezigheid vastgesteld en de vergoeding wordt betaald op basis van volgende formule : maandelijkse bijdrage maal 12, maal het aantal dagen aanwezigheid te delen door het aantal normale werkdagen.

Ter verduidelijking : als niet-gepresteerde dagen gelden onder andere vakantiedagen, afwezigheid wegens ziekte of ongeval, sociale vorming, klein verlet, ...

Art. 7.De vergoeding wordt eenmaal per kalenderjaar betaald, namelijk met de loonuitbetaling van februari.

Art. 8.De werknemers uit de streek van Mol/Dessel, die afwisselend via de vlotbrug en via een andere weg de verplaatsing van en naar het werk verrichten, krijgen hun bijdrage berekend op basis van het rekenkundig gemiddelde van de twee afstanden zoals deze werden medegedeeld.

Voor de werknemers die afwisselend op twee verschillende werkplaatsen tewerkgesteld zijn, bijvoorbeeld afwisselend op de "Schans" en op "Rauw", zal door de directie een concrete verdeelsleutel uitgewerkt worden.

Art. 9.De werkgevers hebben het recht om te allen tijde te controleren of de opgegeven afstand met de werkelijkheid overeenstemt.

Art. 10.De collectieve arbeidsovereenkomst van 6 juni 1980, gesloten in het Gewestelijk Paritair Comité voor het bedrijf der grint- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Limburg, Antwerpen, West-Vlaanderen en Oost-Vlaanderen, tot vaststelling van de werkgeversbijdrage in de vervoerskosten van de werklieden tewerkgesteld in de witzandexploitaties en die geen openbaar vervoermiddel gebruiken, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 19 september 1980, wordt opgeheven.

TITEL II. - Bestaanszekerheid in de witzandexploitaties A. Beginselverklaring

Art. 11.De werkgevers verbinden er zich toe : 1° de werknemersorganisaties, zo vlug mogelijk, op de hoogte te stellen van een eventuele werkloosstelling of van een collectief ontslag;2° wanneer er werkloos wordt gesteld, in de mate van het mogelijke en indien de goede gang van het bedrijf het toelaat : a) een beurtregeling in te voeren onder de werknemers met gelijkwaardige functies;b) het betrokken personeel in andere afdelingen tewerk te stellen;3° in geval van collectief ontslag, hun invloed aan te wenden om de betrokken werknemers een betrekking te bezorgen in andere ondernemingen. B. Sociale voordelen Sectie 1. - Gedeeltelijke werkloosheid

Art. 12.De werknemers hebben recht op een bestaanszekerheidsuitkering wanneer ze door de werkgever tijdelijk werkloos worden gesteld.

De dagelijkse bestaanszekerheidsuitkering wordt vanaf 1 februari 1997 éénvorming op 600 BEF per dag gedeeltelijke werkloosheid gebracht ongeacht de gezinstoestand of de duur van de werkloosheid.

Art. 13.De krachtens artikel 12 toegekende uitkering is enkel verschuldigd wanneer de rechthebbende werkelijk werkloos is en hij het bewijs levert van de genoemde werkloosheid.

Art. 14.De betaling van de bestaanszekerheidsuitkering gebeurt op de normale dagen van de loonsuitbetaling.

Sectie 2. - Ontslag wegens redenen eigen aan de onderneming

Art. 15.Aan de werknemers die minstens 6 maanden, maar minder dan een jaar anciënniteit tellen, wordt in alle gevallen van ontslag wegens redenen eigen aan de onderneming, een ontslagvergoeding uitgekeerd van 2 222 BEF.

Art. 16.Aan de werknemers die 1 jaar en meer anciënniteit tellen wordt de keuze gelaten tussen : 1° ofwel het voordeel van de uitkeringen voorzien in geval van gedeeltelijke werkloosheid naar mate van maximum : 50 dagelijkse uitkeringen voor de werknemers die 1 tot minder dan 2 jaar anciënniteit tellen; 75 dagelijkse uitkeringen voor de werknemers die 2 tot minder dan 5 jaar anciënniteit tellen; 120 dagelijkse uitkeringen voor de werknemers die 5 tot minder dan 10 jaar anciënniteit tellen; 150 dagelijkse uitkeringen voor de werknemers die 10 tot minder dan 15 jaar anciënniteit tellen; 200 dagelijkse uitkeringen voor de werknemers die 15 tot minder dan 20 jaar anciënniteit tellen; 300 dagelijkse uitkeringen voor de werknemers die 20 jaar en meer anciënniteit tellen.

Dit aantal uitkeringen berekend in de arbeidsregeling van 6 dagen per week wordt prorata omgezet voor de werknemers van de arbeidsregeling van 5 dagen per week.

De fracties worden naar de hogere eenheid afgerond.

Deze uitkeringen zijn slechts verschuldigd in de mate dat de rechthebbende werkelijk werkloos is en mits rechtvaardiging van de genoemde werkloosheid. 2° ofwel het voordeel van een ontslagvergoeding gelijk aan : 50 pct.van het totaal der uitkeringen voorzien onder 1° indien de werknemer jonger dan 45 jaar is; 75 pct. van dit totaal indien hij 45 jaar of ouder is.

Art. 17.De keuze tussen de ontslagvergoeding en het voordeel van de dagelijkse uitkeringen voor bestaanszekerheid is onherroepelijk en moet door de werknemer worden gedaan voor het verstrijken van de wettelijke opzegging.

Sectie 3. - Ontslag van ouder personeel

Art. 18.Aan de werknemers van 63 jaar en ouder, die minstens 10 jaar anciënniteit hebben en die afgedankt worden om redenen eigen aan de onderneming, betaalt de werkgever tot de wettelijke leeftijd van de pensionering een wekelijkse forfaitaire uitkering van 825 BEF.

Art. 19.De leeftijd bepaald om dit voordeel te genieten kan worden vervroegd met een periode die afhangt van de anciënniteit : - tot 62 jaar en 3 maanden, voor een anciënniteit van 10 tot minder dan 15 jaar; - tot 62 jaar voor een anciënniteit van 15 tot minder dan 20 jaar; - tot 61 jaar en 6 maanden, voor een anciënniteit van 20 tot minder dan 25 jaar; - tot 61 jaar voor een anciënniteit van 25 en meer jaren.

Art. 20.Gedurende deze anticipatieperiode genieten de ontslagen werknemers de bestaanszekerheidsuitkering voorzien in artikel 12 (gedeeltelijke werkloosheid).

Art. 21.De werknemers bedoeld bij deze sectie blijven tot op hun pensionering het voordeel van de eindejaarspremie genieten.

C. Cumulatie van voordelen

Art. 22.Ingeval van latere verhoging van de wettelijke werkloosheidsuitkeringen of van toekenning van een nieuw sociaal voordeel dat daarmee kan gelijkgesteld worden, die het gevolg zijn van wettelijke beschikkingen of van een paritaire overeenkomst gesloten op interprofessioneel vlak, worden de bepalingen vastgesteld in titel II van deze overeenkomst nietig en moeten ze automatisch worden herzien.

Om het bestaande regime aan te passen, moet rekening gehouden worden met de verhoogde lasten die de ondernemingen dragen.

D. Eindbepaling

Art. 23.De collectieve arbeidsovereenkomst van 6 juni 1980 gesloten in het Gewestelijk Paritair Comité voor het bedrijf der grint- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Limburg, Antwerpen, West-Vlaanderen en Oost-Vlaanderen betreffende de bestaanszekerheid in de witzandexploitaties, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 3 april 1981, wordt opgeheven.

TITEL III. - Arbeidstijdverkorting

Art. 24.Vanaf 1 mei 1984 is de arbeidsduur op 37-urige werkweek vastgesteld, met perequatie van de lonen.

Art. 25.De collectieve arbeidsovereenkomst van 11 mei 1983, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grint- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen en Limburg, betreffende de aanwending van de bijkomende loonmatiging voor de tewerkstelling in de witzandexploitaties, algemeen verbindend bij koninklijk besluit van 27 juli 1983, wordt opgeheven.

TITEL IV. - Geldigheidsduur

Art. 26.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 5 oktober 2000 en is gesloten voor onbepaalde duur.

Zij kan mits een opzeggingstermijn van drie maanden door elk van de partijen worden opgezegd bij een ter post aangetekend schrijven gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grint- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant en aan elk der contracterende partijen.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 23 november 2001.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^