gepubliceerd op 29 december 2001
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 april 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de binnenscheepvaart, betreffende de getrouwheidspremie
23 NOVEMBER 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 april 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de binnenscheepvaart, betreffende de getrouwheidspremie (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van Paritair Comité voor de binnenscheepvaart;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 8 april 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de binnenscheepvaart, betreffende de getrouwheidspremie.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 23 november 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de binnenscheepvaart Collectieve arbeidsovereenkomst van 8 april 1997 Getrouwheidspremie (Overeenkomst geregistreerd op 26 september 1997 onder het nummer 45376/CO/139)
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de huidige en gewezen werklieden en werksters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de binnenscheepvaart.
Art. 2.a) De in artikel 1 bedoelde werklieden en werksters hebben recht op een getrouwheidspremie indien zij op het tijdstip van de uitbetaling : - tenminste één jaar lid zijn van één van de representatieve werknemersorganisaties die vertegenwoordigd zijn in de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en in de Nationale Arbeidsraad; - en in het personeelsregister van één van de in artikel 1 bedoelde werkgevers zijn ingeschreven; b) De in artikel 1 bedoelde gewezen werklieden en werksters hebben eveneens recht op de getrouwheidspremie mits zij het bewijs leveren dat zij tijdens de periode na hun laatste tewerkstelling bij een in artikel 1 bedoelde werkgever en 31 december van het jaar waarop de premie betrekking heeft niet tewerkgesteld waren bij een werkgever die niet onder het Paritair Comité voor de binnenscheepvaart ressorteert;c) De werklieden en werksters die de arbeidsvrede hebben verstoord, worden uitgesloten van het recht op de getrouwheidspremie.Deze uitsluiting wordt uitgesproken door de raad van bestuur van het Fonds van de Rijn- en binnenscheepvaart op advies van een beperkt comité met dit doel opgericht in het Paritair Comité voor de binnenscheepvaart.
Art. 3.Vanaf 1 januari 1997 wordt het bedrag van de jaarlijkse getrouwheidspremie vastgesteld op 8 600 BEF per rechthebbende. Tevens wordt op 1 januari van elk jaar dit bedrag aangepast met het totaal van de percentages waarmede de lonen van de in artikel 1 bedoelde werklieden en werksters, tijdens het voorgaande kalenderjaar werden aangepast ten gevolge van de koppeling van deze lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen en/of ten gevolge van conventionele loonaanpassingen.
Het percentage dat overeenstemt met deze conventionele loonaanpassing wordt door de raad van bestuur vastgesteld. Het aldus bekomen bedrag wordt afgerond naar het lager honderdtal indien de laatste twee cijfers 01 tot en met 49 bedragen of naar het volgend honderdtal indien de laatste twee cijfers 50 tot en met 99 bedragen.
Art. 4.De getrouwheidspremie wordt door de in artikel 2 a) bedoelde werknemersorganisaties uitbetaald op een door de raad van bestuur van het Fonds voor de Rijn- en binnenscheepvaart te bepalen tijdstip.
Art. 5.Ter financiering van deze getrouwheidspremie zijn de werkgevers een bijdrage van 45 BEF per gewerkte en/of hiermee gelijkgestelde dag en per in artikel 1 bedoelde werkman en/of werkster verschuldigd aan het Fonds voor de Rijn- en binnenscheepvaart.
Voor de werkgevers die hun loonaangiften bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid indienen in het stelsel van de vijfdagenweek wordt het aantal opgegeven dagen verhoogd met de breuk 6/5de begrensd tot een maximum van 25 dagen per maand en per werknemer.
De werkgevers aangesloten bij de Dienst der Maatschappelijke Zekerheid Binnenscheepvaart, waargenomen door de Bijzondere Verrekenkas voor Gezinsvergoedingen der Ondernemingen voor Binnenscheepvaart, Arenbergstraat 24, te 2000 Antwerpen, vallen onder dezelfde toepasssing.
Voor de werkgevers die hun loonaangiften opstellen in het stelsel van de zesdagenweek blijft het aantal opgegeven dagen gehandhaafd zonder dat dit aantal een maximum van 25 dagen per maand en per werknemer overschrijdt.
Op 1 januari van elk jaar wordt het bedrag van deze bijdrage aangepast met het totaal van de percentages waarmede de lonen van de in artikel 1 bedoelde werklieden en werksters tijdens het voorgaande kalenderjaar werden aangepast ten gevolge van de koppeling van deze lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen en/of ten gevolge van conventionele loonaanpassingen.
Het percentage dat overeenstemt met deze conventionele loonaanpassing wordt door de raad van bestuur vastgesteld.
Het aldus bekomen bedrag wordt afgerond naar het lager honderdtal indien de laatste twee cijfers 01 tot en met 49 bedragen of naar het volgend honderdtal indien de laatste twee cijfers 50 tot en met 99 bedragen.
Alle bepalingen inzake wijze en tijdstip van betaling en alle maatregelen in geval van wanbetaling, zoals voorzien bij artikel 15 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 april 1997, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en vaststelling van zijn statuten, zijn van kracht.
Art. 6.Van deze bijdrage wordt een bedrag van 28,5 BEF per gewerkte en/of hiermee gelijkgestelde dag en per in artikel 1 bedoelde werkman en/of werkster overgemaakt aan het Intersyndicaal Fonds voor de Binnenscheepvaart. Het bedrag van deze bijdrage wordt elk jaar op 1 januari door de raad van bestuur van het Fonds voor de Rijn- en binnenscheepvaart herzien.
Art. 7.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1997 en is gesloten voor onbepaalde tijd.
Elk van de ondertekenende partijen kan ze opzeggen mits een opzeggingstermijn van zes maanden in acht wordt genomen. Deze opzegging wordt bij een ter post aangetekende brief aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de binnenscheepvaart en aan elk van de ondertekenende partijen betekend en heeft uitwerking de derde werkdag na de datum van verzending.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 23 november 2001.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX