Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 23 maart 2017
gepubliceerd op 06 april 2017

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 januari 2016, gesloten in het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf, betreffende de vaststelling van de arbeidsvoorwaarden in de rook-, pruim- en snuiftabakondernemingen

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2016012302
pub.
06/04/2017
prom.
23/03/2017
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

23 MAART 2017. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 januari 2016, gesloten in het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf, betreffende de vaststelling van de arbeidsvoorwaarden in de rook-, pruim- en snuiftabakondernemingen (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 26 januari 2016, gesloten in het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf, betreffende de vaststelling van de arbeidsvoorwaarden in de rook-, pruim- en snuiftabakondernemingen.

Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 23 maart 2017.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, K. PEETERS _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het tabaksbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 26 januari 2016 Vaststelling van de arbeidsvoorwaarden in de rook-, pruim- en snuiftabakondernemingen (Overeenkomst geregistreerd op 25 maart 2016 onder het nummer 132337/CO/133) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de ondernemingen die hoofdzakelijk rook-, pruim- en snuiftabak vervaardigen en onder het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf ressorteren.

Onder "werknemers" wordt verstaan : de arbeiders en de arbeidsters. HOOFDSTUK II. - Beroepsclassificatie

Art. 2.Vanaf 1 januari 1989 worden de functies als volgt in drie categorieën ingedeeld : Categorie I : - alle taken die niet in de andere categorieën voorkomen; - het wegen aan snelle pakketteermachines (minimum zestig toeren per minuut); - het pletten en afkoelen.

Categorie II : - werken van zware goederenbehandeling, dit wil zeggen die een aanhoudende middelmatige of een onderbroken zware lichamelijke inspanning vereisen; - het aanvochten met de hand.

Categorie III : - het bedienen van vooraanvochtings- en aanvochtings-, klopsaus-, mengel- en kerfmachines; - het spinnen, spinnen-afleggen, persen en het maken van de saus; - het bedienen van roost- en slijpmachines. HOOFDSTUK III. - Lonen, premies en vergoedingen A. Minimumuurlonen

Art. 3.§ 1. Op 1 januari 2016 worden de bestaande, bij collectieve arbeidsovereenkomst vastgelegde minimumuurlonen en de effectief uitbetaalde lonen verhoogd met 0,07 EUR. Rekening houdend met deze verhoging bedragen de minimumuurlonen voor een arbeidsweek van 37u30 op 1 januari 2016 per categorie :

Categorieën -

Minimumuurlonen -

Catégories -

Salaires horaires minimums

I

12,1140

I

12,1140

II

12,6790

II

12,6790

III

12,8590

III

12,8590


Deze bedragen stemmen overeen met het gemiddelde van de viermaandelijkse indexcijfers van het vierde kwartaal 2015, zijnde 100,66. § 2. Vanaf 1 april 1989 wordt de wekelijkse arbeidsduur, te berekenen op jaarbasis van 38 uren op 37 uur 30 minuten gebracht. De toepassingsmodaliteiten van de arbeidstijdverkorting worden geregeld in het vlak van de ondernemingen, rekening houdende met de bedrijfseconomische imperatieven.

B. Ploegen- en nachtarbeid

Art. 4.Wanneer de arbeid wordt verricht door elkaar opeenvolgende dagploegen, hebben de werknemers die er deel van uitmaken vanaf 1 januari 2016 recht op betaling van een bijslag van 13,03 pct. berekend op het daguurloon dat in de onderneming voor hun categorie of functie van toepassing is.

Art. 5.Voor de nachtarbeid wordt een bijslag van 18,46 pct. betaald, berekend op het daguurloon dat van toepassing is in de onderneming voor de betrokken categorie of functie.

Deze regelingen doet geen afbreuk aan meer gunstige voordelen die van toepassing zijn in de onderneming.

C. Toevallige en tijdelijke overplaatsingen

Art. 6.Als een werknemer, ten gevolge van toevallige omstandigheden buiten zijn wil, tijdelijk een taak van een lagere categorie verricht, behoudt hij het loon dat voor de categorie waartoe hij behoort is bepaald.

D. Jubileumpremies

Art. 7.Vanaf 1 januari 2016 wordt voor iedere arbeider een minimale jubileumpremie toegekend onder volgende voorwaarde : - na 25 jaar anciënniteit, een premie van 250 EUR; - na 35 jaar anciënniteit, een premie van 350 EUR. Dit artikel is niet van toepassing op de ondernemingen die een hogere jubileumpremie toekennen. HOOFDSTUK IV. - Tewerkstelling A. Bestaanszekerheid

Art. 8.De werkgever neemt alle mogelijke maatregelen om werkloosheid te vermijden. Indien, na discussie met de ondernemingsraad of, bij ontstentenis hiervan, met de syndicale afvaardiging, werkloosheid onvermijdelijk blijkt, voert de werkgever een systeem van tewerkstelling met beurtregeling in.

Vanaf 1 januari 2016 bedraagt de bestaanszekerheidsvergoeding die wordt uitbetaald aan de werknemer in geval van werkloosheid 1 uurloon categorie I per werkloosheidsdag.

Art. 9.De betaling van de bestaanszekerheidsuitkering bedoeld in artikel 8 is rechtstreeks verschuldigd door de werkgever en geschiedt op de gewone betaaldag van de lonen in de onderneming.

Art. 10.Worden van het recht op uitkeringen uitgesloten : a) de werknemers die in een afdeling van de onderneming werken die tijdelijk of gedeeltelijk wordt stilgelegd en die weigeren gedurende deze werkloosheidsperiode in een andere afdeling een behoorlijke taak te aanvaarden;b) de werknemers die, gedurende de maand die aan de werkloosheid voorafgaat één of meer dagen afwezig waren zonder toestemming of rechtvaardiging. B. Afscheidspremie

Art. 11.§ 1. Na afloop van de wettelijke opzeggingsperiode heeft de ontslagen werknemer bij wijze van afscheidspremie, recht op bijkomende bestaanszekerheidsuitkeringen.

De afscheidspremie wordt toegekend bij een ontslag door de werkgever in geval van : - gebrek aan werk; - economische redenen; - technische redenen.

De afscheidspremie wordt eveneens toegekend bij einde van de arbeidsovereenkomst wegens medische overmacht.

De in dit artikel bedoelde afscheidspremie is niet verschuldigd ingeval de werknemer weigert een andere behoorlijke taak in de onderneming te aanvaarden. § 2. De afscheidspremie wordt berekend op een periode waarvan de duur wordt bepaald op basis van het aantal volledige jaren dienst in de onderneming, volgens onderstaand schema :

Anciënniteit in jaren/ Ancienneté en années -

Afscheidspremie in aantal dagen/ Prime de départ en nombre de jours -

1

25

2

40

3

50

4

50

5

100

6

100

7

100

8

150

9

150

10

200

11

200

12

250

13

250

14

300

15

300

16

300

17

300

18

350

19

350

20

400

21

400

22

400

23

400

24

500

25

500

25+

500


Het aantal dagen afscheidspremie wordt vermenigvuldigd met een dagbedrag dat gelijk is aan het dagbedrag in het hierboven vermelde artikel 8, hetzij 1 uurloon categorie I.

Art. 12.De meer gunstige voorwaarden van toepassing in de ondernemingen, blijven behouden.

C. Deeltijdse arbeid

Art. 13.Verzoeken tot vrijwillig deeltijdse arbeid op basis van minstens 50 pct. en voor zover één voltijdse arbeidspost volledig kan worden bezet, worden positief benaderd, rekening houdend met de bedrijfseconomische en organisatorische imperatieven.

D. Uitzendarbeid

Art. 14.Vanaf 1 januari 1997 kan de werkgever naast de vervanging van vaste werknemers en naast het zorgen voor de uitvoering van een uitzonderlijk werk, tevens beroep doen op uitzendkrachten bij tijdelijke vermeerdering van het werk, mits eerbieding van de wettelijke bepalingen terzake op ondernemingsvlak.

Art. 15.De sociale partners stellen vast dat uitzendarbeid tot een hogere loonkost leidt voor de ondernemingen.

De sociale partners stellen ook vast dat uitzendkrachten geen enkele werkzekerheid hebben.

Om die redenen doen de sociale partners de aanbeveling tot overleg inzake uitzendarbeid tussen de ondernemingen en hun syndicale delegatie. Dit overleg dient op regelmatige basis plaats te hebben. De doelstelling van dit overleg is een verdere uitwerking van regels die uitzendarbeid tot een minimum moeten beperken.

In het kader van een duurzame tewerkstelling kunnen dagcontracten voor uitzendarbeid alleen aangegaan worden in geval van overmacht en na akkoord van de syndicale delegatie.

E. Arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur en uitzendarbeid

Art. 16.Vanaf 1 januari 2016 wordt voor de berekening van de afscheidspremie en de opzeg, de anciënniteit die werd opgebouwd tijdens iedere vorm van tewerkstelling, met inbegrip van uitzendarbeid, meegeteld. Dit voor zover de onderbreking tussen de verschillende arbeidsovereenkomsten korter is dan 6 maanden. De anciënniteit die opgebouwd werd vóór 1 januari 2016 blijft behouden.

F. Humanisering van de arbeid

Art. 17.Elk bedrijf zal de openstaande vacatures in een dagstelsel steeds intern kenbaar maken. De werknemers die minstens 50 jaar oud zijn en een anciënniteit van 20 jaar hebben, kunnen zich hiervoor kandidaat stellen wanneer zij in een afwijkend uurrooster tewerkgesteld zijn. Deze kandidaten zullen, indien zij de nodige competenties hebben, prioritair in aanmerking komen voor deze vacature. Indien nodig voorziet de werkgever hiertoe de nodige opleiding.

G. Europese ondernemingsraad - aanbeveling sinds 1 januari 1999

Art. 18.Het dienstencentrum onderkent het belang van informatie ter zake aan alle werknemers.

De werkgever wordt dan ook aanbevolen deze doorstroming van informatie te bewerkstelligen via de voor de onderneming meest geëigende weg.

Daarenboven is ieder lid van de Europese ondernemingsraad ertoe gerechtigd de lokale ondernemingsraad te raadplegen en te informeren.

H. Stressbeleid in de ondernemingen - aanbeveling sinds 1 januari 1999

Art. 19.In het raam van het voorkomingsbeleid te voeren door de werkgever met het oog op de gezondheid en veiligheid van de werknemers, voorzien bij artikel 28bis van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming teneinde problemen van collectieve aard te wijten onder meer aan de toegepaste technieken, de arbeidsorganisatie en/of omstandigheden, evenals de invloed van omgevingsfactoren op het werk te voorkomen of te verhelpen, wordt aan de werkgevers aanbevolen een inventaris op te maken in samenwerking met de arbeidsgeneesheer van de risico's die stressveroorzakend kunnen werken.

Op basis van die inventaris kan een analyse van de werksituatie worden opgemaakt met het oog op een evaluatie van die risico's.

Hiertoe kan de werkgever onder meer overgaan tot een bevraging van de werknemers.

Eenmaal de problemen van collectieve aard geïdentificeerd, en na advies van de arbeidsgeneeskundige dienst en de dienst voor preventie en bescherming kunnen passende maatregelen, waar nodig, worden genomen.

Indien de werkgever tot een dergelijk stressvoorkomingsbeleid overgaat zoals aanbevolen, zullen de betrokken werknemers naar vermogen, hun medewerking hieraan verlenen. HOOFDSTUK V. - Vorming Dit hoofdstuk is gesloten, vanaf het jaar 2007, uit de wet van 27 december 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/12/2006 pub. 28/12/2006 numac 2006021363 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) type wet prom. 27/12/2006 pub. 28/12/2006 numac 2006021365 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten houdende diverse bepalingen en van de wet van 1 februari 2011 houdende verlenging van de crisismaatregelen en uitvoering van het interprofessioneel akkoord voor de periode 2013-201 4.

A. Permanente vorming

Art. 20.Vanaf 1 januari 2007 zal de sector in zijn geheel en per onderneming 0,30 pct. van de loonmassa besteden aan de vorming van de werknemers, rekening houdende met de effectieve noden van de ondernemingen.

Verslag over de besteding van de 0,30 pct. wordt overgemaakt aan het "Sociaal Fonds van de tabaksverwerkende industrie" uiterlijk op 30 juni van het daarop volgende jaar.

Het fonds staat in voor het beheer, de controle en de evaluatie van de besteding.

Zo het fonds vaststelt dat minder dan 0,30 pct. van de loonmassa binnen de sector werd besteed ten gunste van de vorming van de werknemers, zal de raad van bestuur van het fonds het verschil besteden na beslissing binnen de raad over de bestemming ervan.

B. Recht op individuele vorming

Art. 21.§ 1. Elke individuele werknemer heeft recht op minstens één betaalde vormingsdag per jaar.

De individuele vormingsdagen die niet opgenomen worden, zullen op het niveau van de onderneming gecollectiviseerd en opgenomen worden.

Deze vormingsinspanning wordt op ondernemingsniveau verhoogd met 10 pct. in 2011, met 10 pct. in 2012, met 10 pct. in 2013 en met 15 pct. vanaf 2014.

Deze bijkomende inspanningen worden op ondernemingsniveau gecollectiviseerd voor de groep arbeiders. § 2. Elk onderneming werkt een vormingsaanbod uit dat arbeidsmarkt gerelateerd is en dat de verhoging van de beroepsbekwaamheid beoogt.

De nodige afspraken hierover worden op ondernemingsvlak gemaakt onder de bevoegdheid van de ondernemingsraad of, bij ontstentenis, de syndicale delegatie. HOOFDSTUK VI. - Kwaliteitscommissie

Art. 22.Een kwaliteitscommissie is ingericht voor onbepaalde duur, paritair samengesteld uit werkgeversvertegenwoordigers en vertegenwoordigers van de vakbondsorganisaties binnen de tabakssector.

De commissie staat in voor de redactie van een verslag omtrent de resultaten van de uitvoering en de opvolging van de kwalitatieve aspecten voorzien in de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomsten. HOOFDSTUK VII. - Anciënniteitsverlof

Art. 23.§ 1. Vanaf 1 januari 2016 is het anciënniteitsverlof vastgesteld op : - 1 dag verlof voor 4 tot en met 7 dienstjaren; - 2 dagen verlof voor 8 tot en met 11 dienstjaren; - 3 dagen verlof voor 12 tot en met 15 dienstjaren; - 4 dagen verlof voor 16 tot en met 19 dienstjaren; - 5 dagen verlof voor 20 tot en met 23 dienstjaren; - 6 dagen verlof voor 24 tot en met 27 dienstjaren; - 7 dagen verlof voor 28 tot en met 31 dienstjaren; - 8 dagen verlof voor 32 tot en met 35 dienstjaren; - 9 dagen verlof voor 36 tot en met 38 dienstjaren; - 10 dagen verlof vanaf 39 dienstjaren.

De betaling van de anciënniteitsverlofdagen gebeurt volgens de wettelijke bepalingen inzake de wettelijke feestdagen.

Het recht op anciënniteitsverlof is verworven in het kalenderjaar waarin de anciënniteit wordt bereikt. § 2. Het anciënniteitsverlof wordt proportioneel toegepast volgens de arbeidstijd waarin de werknemer is tewerkgesteld op datum van opname van het anciënniteitsverlof : dit houdt in : - dat bij een deeltijdse betrekking het verlof wordt toegepast op basis van het arbeidsregime van deze deeltijdse betrekking en - dat bij opnieuw overschakelen naar een voltijdse betrekking dit verlof opnieuw wordt toegepast volgens het arbeidsregime van de voltijdse betrekking. § 3. Vanaf 1 januari 2015 wordt voor de berekening van de afscheidspremie en de opzeg de anciënniteit die werd opgebouwd tijdens iedere vorm van tewerkstelling, met inbegrip van uitzendarbeid, meegeteld en dit voor zover de onderbreking tussen de verschillende arbeidsovereenkomsten korter is dan 6 maanden. De anciënniteit die opgebouwd werd vóór 1 januari 2015 blijft behouden. HOOFDSTUK VIII. - Aanvullende ziekteverzekering

Art. 24.De aanvullende vergoeding bij ziekte zal via een verzekering verdergezet worden met in achtneming van navolgend kader : - verplicht voor alle arbeiders; - de werkgever betaalt de gehele premie; - er geldt één criterium voor ziekte namelijk volgens beslissing van de mutualiteit; - er geldt een wachttijd van 30 dagen; - de eindleeftijd is bepaald op de pensioenleeftijd; - het jaarloon is een maandloon x 12; - de aanvulling is 15 pct. tot het RIZIV-plafond en 75 pct. boven het RIZIV-plafond; - de administratie betreffende de aanvullende ziekteverzekering gebeurt op bedrijfsniveau. HOOFDSTUK IX. - Koppeling aan het indexcijfer van de consumptieprijzen

Art. 25.De minimumuurlonen en effectief betaalde lonen, alsmede de bestaanszekerheidsuitkeringen zijn gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 oktober 2011 betreffende de koppeling van de lonen en de bestaanszekerheidsuitkeringen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, die gesloten is in het Nationaal Paritair Comité voor het tabaksbedrijf, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 14 januari 2013, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad op 28 maart 2013. HOOFDSTUK X. - Opzeggingstermijnen

Art. 26.Vanaf 1 januari 2012 is er toepassing van het koninklijk besluit van 4 maart 2012 (Belgisch Staatsblad van 16 maart 2012).

Werkgevers aangesloten bij de werkgeversconfederatie "TABASERV" hebben zich ertoe geëngageerd het hogervermelde koninklijk besluit toe te passen bij ontslag na 1 juli 2011. HOOFDSTUK XI. - Bijzondere bepaling

Art. 27.Deze collectieve arbeidsovereenkomst sluit iedere eis met financiële weerslag op vlak van de onderneming uit en verbindt de betrokken partijen tot het waarborgen van de sociale vrede. HOOFDSTUK XII. - Duurtijd

Art. 28.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeids overeenkomst van 16 december 2013Relevante gevonden documenten type overeenkomst prom. 16/12/2013 pub. 16/01/2014 numac 2014022005 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Verordening van 7 december 2009 tot wijziging van de verordening van 28 juli 2003 tot uitvoering van artikel 22, 11°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 sluiten, gesloten in het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf, tot vaststelling van de arbeidsvoorwaarden in de ondernemingen die rook-, pruim- en snuiftabak vervaardigen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 5 maart 2014 en geregistreerd onder het nummer 119890/CO/133.

Art. 29.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2016 en is gesloten voor onbepaalde duur.

Ieder der contracterende partijen kan deze overeenkomst opzeggen, mits een opzeggingstermijn van 3 maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf en aan elk der contracterende partijen.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 23 maart 2017.

De Minister van Werk, K. PEETERS

^