gepubliceerd op 05 april 2007
Koninklijk besluit betreffende de terugbetaling door de Federale Overheidsdienst Justitie van de kosten in het kader van de uitvoering van de werkstraf en de dienstverlening
23 MAART 2007. - Koninklijk besluit betreffende de terugbetaling door de Federale Overheidsdienst Justitie van de kosten in het kader van de uitvoering van de werkstraf en de dienstverlening
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de artikelen 37ter, 37quater en 37quinquies van het Strafwetboek;
Gelet op artikel 216ter, § 1, derde lid, van het Wetboek van strafvordering;
Gelet op de artikelen 5, § 1er, 2° en 5, § 2, van de wet van 6 december 2005 betreffende de opmaak en financiering van actieplannen inzake verkeersveiligheid;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 5 en 26 januari 2007;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 7 maart 2007;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1;
Gelet op de hoogdringendheid;
Overwegende dat, in het kader van de uitvoering van de werkstraf en de dienstverlening, in voldoende verwijsmogelijkheden naar prestatieplaatsen moet worden voorzien;
Overwegende dat het koninklijk besluit van 6 juli 2004 betreffende de werkkledij, het koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht van de werknemers en het koninklijk besluit van 13 juni 2005 betreffende het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen van toepassing zijn op veroordeelden die een werkstraf moeten uitvoeren op grond van de artikelen 37ter, 37quater en 37quinquies van het Strafwetboek of een dienstverlening op grond van artikel 216ter van het Wetboek van strafvordering;
Dat de toepassing van deze koninklijke besluiten kosten teweegbrengt voor prestatieplaatsen waar dergelijke werkstraffen en dienstverleningen worden uitgevoerd;
Overwegende dat het verantwoord is om onder welbepaalde voorwaarden aan de prestatieplaatsen een financiële tegemoetkoming toe te kennen voor de betaling van de gemaakte onkosten gedurende de uitvoering van de werkstraf en de dienstverlening;
Dat er met hoogdringendheid een procedure moet ontwikkeld worden die de FOD Justitie toelaat om de kosten terug te betalen en dit vanwege de problemen die zich actueel stellen met betrekking tot de praktische uitvoering van de werkstraffen en de dienstverleningen;
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de minister : de Minister van Justitie;2° de administratie : de Federale Overheidsdienst Justitie;3° de justitiabele : de justitiabele die in het kader van de artikelen 37ter, 37quater en 37quinquies van het Strafwetboek en in het kader van het artikel 216ter, § 1, derde lid, van het Wetboek van strafvordering, respectievelijk een werkstraf of dienstverlening dient uit te voeren;4° prestatieplaats : openbare diensten van de Staat, de gemeenten, de provincies, de gemeenschappen en de gewesten, verenigingen zonder winstoogmerk of bij stichtingen met een sociaal, wetenschappelijk of cultureel oogmerk, waarbinnen de werkstraf en de dienstverlening kan worden uitgevoerd.
Art. 2.§ 1. Onder de bij dit besluit vastgestelde voorwaarden, kan de minister de kosten die voortvloeien uit de uitvoering van werkstraffen en dienstverleningen terugbetalen aan de prestatieplaats. § 2. Het betreft de terugbetaling van de kosten die verbonden zijn aan de toepassing van het koninklijk besluit van 6 juli 2004 betreffende de werkkledij, het koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht van de werknemers en het koninklijk besluit van 13 juni 2005 betreffende het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen en die rechtstreeks verbonden zijn aan de activiteit van de justitiabele op de prestatieplaats.
Art. 3.§ 1. Om de terugbetaling van de kosten, bedoeld in artikel 2, te kunnen ontvangen, maakt de prestatieplaats een schuldvordering over aan de administratie, volgens een door de minister bepaald model. § 2. Elk trimester, worden op verzoek van de administratie de goedgekeurde bedragen uitgekeerd aan de prestatieplaats.
Art. 4.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 5.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2007.
Gegeven te Brussel, 23 maart 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX