gepubliceerd op 30 juni 2003
Koninklijk besluit houdende maatregelen inzake de vermindering van de socialezekerheidsbijdragen verschuldigd voor de kunstenaar
23 JUNI 2003. - Koninklijk besluit houdende maatregelen inzake de vermindering van de socialezekerheidsbijdragen verschuldigd voor de kunstenaar
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, inzonderheid op artikel 37quinquies, § 1, tweede lid, ingevoegd bij de wet van 24 december 2002;
Gelet op het advies van de Nationale Arbeidsraad nr. 1.416 van 23 oktober 2002;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën gegeven op 22 januari 2003;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 30 januari 2003;
Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek om advies door de Raad van State binnen een termijn van één maand;
Gelet op het advies 34.842/1 van de Raad van State, gegeven op 3 april 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid en van Onze Minister van Sociale Zaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.§ 1. Dit besluit is van toepassing op de werknemers en de werkgevers die verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst die het leveren van artistieke prestaties en/of artistieke werken tot doel heeft.
Dit besluit is eveneens van toepassing op de personen die krachtens artikel 1bis , § 1 van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders gelijkgesteld worden met werknemers en hun werkgevers. § 2. Onder het leveren van artistieke prestaties en/of het produceren van artistieke werken wordt verstaan de creatie en/of uitvoering of interpretatie van artistieke oeuvres in de audiovisuele en de beeldende kunsten, in de muziek, de literatuur, het spektakel, het theater en de choreografie.
Art. 2.§ 1. In uitvoering van artikel 37quinquies van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid der werknemers, wordt een bedrag van 35,00 euro van het gemiddeld dagloon of een bedrag van 4,50 euro van het gemiddeld uurloon vrijgesteld van de werkgeversbijdragen, bedoeld in artikel 38, §§ 3, 1° tot 7°, en 3bis van deze wet. § 2. Voor het bepalen van de vrijstelling wordt verstaan onder : tewerkstelling : een arbeidsverhouding als werknemer zoals bedoeld in artikel 1, § 1, 1° van het koninklijk besluit van 7 mei 1999 tot uitvoering van artikel 35, § 1, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers;
J : het aantal arbeidsdagen van de tewerkstelling, overeenkomstig de dagen bedoeld in artikel 24 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, met uitsluiting van de dagen wettelijke vakantie voor handarbeiders.
De dagen gedekt door een verbrekingsvergoeding komen niet in aanmerking voor de berekening van J. Indien de werknemer wordt tewerkgesteld als uitzendkracht volgens de bepalingen van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, wordt J verhoogd met 1 per occasionele gebruiker waarvoor de werknemer prestaties verricht op dezelfde dag bovenop de eerste occasionele gebruiker;
H : het aantal arbeidsuren van een tewerkstelling, overeenkomstig de hierboven gedefinieerde factor J, met uitzondering van het laatste lid.
W : de uitgekeerde loonmassa die per tewerkstelling driemaandelijks wordt aangegeven (tegen 100 %), met uitzondering van de vergoedingen die worden betaald ingevolge een verbreking van de arbeidsovereenkomst en die in arbeidsduur worden uitgedrukt en van de eindejaarspremies die betaald worden door tussenkomst van een derde persoon; het gemiddeld dagloon van de tewerkstelling : W/J. Het resultaat van de deling wordt afgerond tot de dichtstbijzijnde eurocent, waarbij 0,5 eurocent naar boven wordt afgerond; het gemiddeld uurloon van de tewerkstelling : W/H. Het resultaat van de deling wordt afgerond tot de dichtstbijzijnde eurocent, waarbij 0,5 eurocent naar boven wordt afgerond; het gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen : het bedrag bedoeld in artikel 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 43 van 2 mei 1988 gesloten in de Nationale Arbeidsraad houdende wijziging en coördinatie van de collectieve arbeidsovereenkomsten nr. 21 van 15 mei 1975 en nr. 23 van 25 juli 1975 betreffende de waarborg van een gemiddeld minimum maandinkomen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 29 juli 1988; het fictief forfaitair dagloon : het gewaarborgd gemiddeld minimum- maandinkomen (G.G.M.M.I.) van de drie maanden gelegen in het kwartaal, gedeeld door 65.
Het resultaat van de deling wordt afgerond tot de dichtstbijzijnde eurocent, waarbij 0,5 eurocent naar boven wordt afgerond; het fictief forfaitair uurloon : het gewaarborgd gemiddeld minimum- maandinkomen (G.G.M.M.I.) van de drie maanden gelegen in het kwartaal, gedeeld door 494.
Het resultaat van de deling wordt afgerond tot de dichtstbijzijnde eurocent, waarbij 0,5 eurocent naar boven wordt afgerond. § 3. Een vrijstelling van 35,00 euro vermenigvuldigd met de factor J wordt toegekend per tewerkstelling indien het gemiddeld dagloon van de tewerkstelling ten minste gelijk aan het fictief forfaitair dagloon is. § 4. Indien de werknemer voor de tewerkstelling niet in aanmerking komt voor de in § 3 bedoelde vermindering, wordt een vrijstelling van 4,50 euro vermenigvuldigd met de factor H toegekend per tewerkstelling indien het gemiddeld uurloon van de tewerkstelling ten minste gelijk aan het fictief forfaitair uurloon is. § 5. Het bedrag van de vrijstelling van de werkgeversbijdragen wordt berekend door het bedrag van de vrijstelling bekomen in § 3 of § 4 te vermenigvuldigen met het percentage aan werkgeversbijdragen bedoeld in artikel 38, § 3, 1° tot 7° en § 3bis . § 6. De werkgevers maken aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid alle noodzakelijke gegevens over teneinde deze vrijstelling te kunnen genieten.
Art. 3.Dit besluit treedt inwerking op 1 juli 2003.
Art. 4.Onze Minister van Werkgelegenheid en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, elk wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 23 juni 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE