Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 23 juni 1998
gepubliceerd op 03 september 1998

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 mei 1997, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van lompen, betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
1998012455
pub.
03/09/1998
prom.
23/06/1998
ELI
eli/besluit/1998/06/23/1998012455/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

23 JUNI 1998. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 mei 1997, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van lompen, betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van lompen;

Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 13 mei 1997, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van lompen, betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan.

Art. 2.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 23 juni 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de terugwinning van lompen Collectieve arbeidsovereenkomst van 13 mei 1997 Onderbreking van de beroepsloopbaan (Overeenkomst geregistreerd op 15 september 1997, onder het nummer 44927/CO/142.02) Gelet op de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen, en meer bepaald op titel III, hoofdstuk IV - Tewerkstellingsakkoorden;

Gelet op het koninklijk besluit van 24 februari 1997 houdende nadere voorwaarden met betrekking tot de tewerkstellingsakkoorden in toepassing van de artikelen 7, § 2, en 33 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen;

Gelet op het koninklijk besluit van 6 februari 1997 tot vaststelling van een recht op onderbreking van de beroepsloopbaan in toepassing van artikel 7, § 2, 1° van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen;

I. Toepassingsgebied

Artikel 1.§ 1. Met inachtneming van § 2 hierna is deze collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing op de arbeiders(sters) die zijn tewerkgesteld ter uitvoering van een arbeidsovereenkomst en die zijn bedoeld in artikel 99, eerste lid van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, alsook op de werkgevers die hen tewerkstellen en onder de bevoegdheid vallen van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van lompen. § 2. Onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst is niet van toepassing op de werknemers, vermeld in het koninklijk besluit van 10 februari 1965 tot aanwijzing van de personen die met een leidende functie of met een vertrouwenspost zijn bekleed in de particuliere sectoren van 's lands bedrijfsleven voor de toepassing van de wet betreffende de arbeidsduur.

II. Beperkt recht op onderbreking van de beroepsloopbaan

Art. 2.Binnen de grenzen bepaald in artikelen 3 en 6 hierna hebben de in artikel 1 genoemde werknemers recht op de beroepsloopbaanonderbreking, bedoeld in artikel 100 van de herstelwet van 22 januari 1985 en op de vermindering van arbeidsprestaties, bedoeld in artikel 102 van dezelfde wet, voor zover de betrokken onderbrekingsperioden over het geheel van hun loopbaan in totaal niet meer bedragen dan 3 jaar.

Die onderbrekingsperioden mogen worden genomen met een minimum van 3 maanden en een maximum van 1 jaar; de minimale duur van 3 maanden is niet vereist wanneer het om een verlenging gaat.

Art. 3.Per kalenderjaar is het gemiddeld aantal werknemers die van het recht, bedoeld in artikel 2 hiervoor kunnen genieten, beperkt tot 3 pct. van het gemiddeld aantal werknemers dat tijdens het afgelopen kalenderjaar in de onderneming was tewerkgesteld.

Onder "onderneming" zoals bedoeld in het eerste lid wordt verstaan de juridische entiteit.

Het gemiddelde van de in de onderneming tewerkgestelde werknemers wordt verkregen door toepassing van de berekeningsmethode bepaald in artikel 4 van het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 betreffende de ondernemingsraden en de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen.

Art. 4.De organisatieregels met betrekking tot het hiervoor bedoelde recht worden vastgesteld door de ondernemingsraad overeenkomstig de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 gesloten op 9 maart 1972 in de Nationale Arbeidsraad, tot coördinatie van de in de Nationale Arbeidsraad gesloten nationale akkoorden en collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de ondernemingsraden.

Bij ontstentenis van een ondernemingsraad worden die regels vastgesteld in gemeen overleg tussen de werkgever en de vakbondsafvaardiging van de onderneming of, bij ontstentenis daarvan, in gemeen overleg tussen de werkgever en de betrokken werknemers.

De betrokken werknemers zijn de werknemers tewerkgesteld in de technische bedrijfseenheid in de zin van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven.

III. Formaliteiten

Art. 5.§ 1. De werknemer die het voordeel van deze overeenkomst wenst te genieten, brengt één maand van tevoren zijn werkgever hiervan op de hoogte.

Hij stelt zijn werkgever in kennis van de datum waarop de onderbreking van de beroepsloopbaan of de vermindering van arbeidsprestaties ingaat alsook van de duur van de onderbreking of de vermindering van de arbeidsprestaties.

De termijn van één maand kan in gemeen overleg tussen de werkgever en de werknemer worden verminderd.

Dezelfde procedure geldt wanneer het om een verlenging gaat. § 2. In geval van vermindering van de arbeidsprestaties wordt de arbeidsovereenkomst overeenkomstig artikel 11bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten schriftelijk vastgesteld; dit geschrift vermeldt de overeengekomen deeltijdse arbeidsregeling en het overeengekomen werkrooster.

IV. Slotbepalingen

Art. 6.Deze overeenkomst is gesloten in toepassing van titel III, hoofdstuk IV - Tewerkstellingsakkoorden van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen en eveneens in uitvoering van hoofdstuk IV - Algemeen sectoraal akkoord voor de periode 1997-1998 van 13 mei 1997.

Art. 7.Deze overeenkomst treedt in werking op 1 januari 1997 en is gesloten voor de periode van 1 januari 1997 tot en met 31 december 1998.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 23 juni 1998.

De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET

^