Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 23 januari 2007
gepubliceerd op 31 januari 2007

Koninklijk besluit betreffende het personeel van het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse

bron
federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister, federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst financien, federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking, federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer en ministerie van landsverdediging
numac
2007009119
pub.
31/01/2007
prom.
23/01/2007
ELI
eli/besluit/2007/01/23/2007009119/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

23 JANUARI 2007. - Koninklijk besluit betreffende het personeel van het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 10 juli 2006 betreffende de analyse van de dreiging, inzonderheid op de artikelen 7, § 2, derde lid en 17, derde lid;

Overwegende dat in zijn advies de Raad van State van mening is dat rekening houdend met de materie die behandeld wordt door de wet van 10 juli 2006 betreffende de analyse van de bedreiging, het van fundamenteel belang is om klaarheid te scheppen in het statuut van de analisten die zullen worden aangeworven door het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse; dat het personeelsbeheer meer efficiënt is naargelang men beschikt over een volledig en coherente reglementering; dat het daarom opportuun wordt geacht hen te voorzien van een geheel aan specifieke bepalingen eerder dan de meer algemene bepalingen op hen van toepassing te maken, die van toepassing zijn op de Rijksambtenaren behorend tot het federaal administratief openbaar ambt en die niet aangepast zijn aan een context van inlichtingen en veiligheid;

Overwegende dat verder werd tegemoetgekomen aan de opmerkingen van de Raad van State;

Gelet op het koninklijk besluit van 17 oktober 1991 over de antiterroristische Gemengde Groep;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 17 november 2006;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 27 oktober 2006;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Ambtenarenzaken van 27 november 2006;

Gelet op het protocol nr. 575 van 6 december 2006 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;

Gelet op de protocollen nrs. 200 en 202 van 27 november 2006 en 13 december 2006 van het onderhandelingscomité voor de politiediensten;

Gelet op de hoogdringendheid gemotiveerd door het feit dat het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse is ingesteld op 1 december 2006 en dat sommige bepalingen van de wet van 10 juli 2006 tot oprichting van het OCAD een uitvoeringsbesluit vereisen; dat dit zeker het geval is voor al wat te maken heeft met het statuut van het personeel van het OCAD dat in grote mate is samengesteld uit ambtenaren van de diverse ondersteunende diensten van de Staat; dat sommige van deze ambtenaren ambtenaren zijn die gedetacheerd zijn van de antiterroristische Gemengde Groep die sinds 1 december 2006 werd vervangen door de OCAD; dat het belangrijk is dat deze ambtenaren zich in een juridische situatie bevinden die dan continuïteit waarborgt aan hun activiteiten bij de OCAD; dat daarnaast gelet op de aard van de activiteiten van deze dienst het van groot belang is dat de leidinggevende ervan snel wordt aangesteld; dat dit ontwerp de voorwaarden definieert voor de aanstelling en de te volgen procedure van deze, gelet op het feit dat de selectieprocedure zal plaatsvinden vanaf de maand januari;

Gelet op het advies 41.987/2 van de Raad van State, gegeven op 29 december 2006 en ontvangen op 11 januari 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Eerste Minister, van Onze Minister van Justitie, van Onze Minister van Financiën, van Onze Minister van Begroting, van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, van Onze Minister van Buitenlandse Zaken, van Onze Minister van Defensie en van Onze Minister van Mobiliteit, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit, dient te worden verstaan onder : 1° de wet : de wet van 10 juli 2006 betreffende de analyse van de dreiging;2° het OCAD : het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse;3° SELOR : het Selectiebureau van de Federale Overheid;4° de ministers : de Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken;5° de ondersteunende diensten : de ondersteunende diensten bedoeld in artikel 2 van de wet;6° de directeur : de directeur van het OCAD;7° de adjunct-directeur : de adjunct-directeur van het OCAD;8° het personeelslid : de analist, het administratief personeelslid of de deskundige bedoeld in artikel 7, § 1 van de wet;9° de analist : het personeelslid dat aangesteld werd in de graad van analist of adviseur-analist.

Art. 2.De hiërarchische structuur van het OCAD omvat 4 niveaus : niveau A, dat het hoogste niveau is, en de niveaus B, C en D. Het niveau wordt vastgesteld naar gelang van de kwalificatie van de opleiding en van de bekwaamheden die bewezen moeten worden om een betrekking in te vullen.

Art. 3.Naast de directeur en de adjunct-directeur, beschikt het OCAD, om zijn opdrachten uit te voeren, over twaalf analisten van niveau A, elf deskundigen van niveau A en zesentwintig administratieve personeelsleden waarvan zes van niveau A, elf van niveau B, vijf van niveau C en vier van niveau D. De betrekkingen van deskundige en van het administratief personeel worden via detachering ingevuld. HOOFDSTUK II. - De analisten Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 4.Binnen het OCAD worden twee graden gecreëerd : de graad van analist en de graad van adviseur-analist. De graad van analist wordt via aanwerving toegekend en de graad van adviseur-analist wordt via bevordering toegekend.

Art. 5.Niemand kan tot de graad van analist worden aangesteld indien hij niet aan de volgende voorwaarden voldoet : 1° slagen voor de voorgeschreven vergelijkende wervingsselectie;2° met goed gevolg de probatiestage volbrengen. Afdeling 2. - De aanwerving

Art. 6.De aanwerving in de graad van analist hangt af van het slagen voor een vergelijkende wervingsselectie.

Art. 7.Om aangeworven te worden in de graad van analist, moet de kandidaat houder zijn van een diploma of studiegetuigschrift dat toegang verleent tot de betrekkingen van niveau A in de rijksbesturen.

Bovendien moet de kandidaat, in voorkomend geval, op basis van de functiebeschrijving, vastgesteld in bijlage 1, houder zijn van specifieke diploma's of studiegetuigschriften en/of voldoen aan bijzondere vereisten op het gebied van de beroepsbekwaamheid.

Art. 8.Een vergelijkende wervingsselectie is de selectie die, op vraag van de directeur en op basis van een functiebeschrijving en van een competentieprofiel, georganiseerd wordt door SELOR, en die leidt tot een rangschikking van de geslaagden.

Het OCAD kan echter, onder toezicht van SELOR, de vergelijkende selecties geheel of gedeeltelijk organiseren. In dat geval worden de nadere regels van de delegatie in een protocol vastgelegd.

Voor de aanwerving zijn de ministers gebonden aan de rangschikking.

Art. 9.De afgevaardigd bestuurder van SELOR maakt de organisatie van de vergelijkende wervingsselecties ten minste door een bericht in het Belgisch Staatsblad bekend.

Het bericht vermeldt ten minste de uiterste datum van de kandidaatstelling, de eventuele samenstelling van een wervingsreserve en de eventuele organisatie van een voorafgaandelijke uitsluitingsproef.

De kandidaten beschikken over ten minste veertien kalenderdagen om zich kandidaat te stellen.

Art. 10.In overleg met de afgevaardigd bestuurder van SELOR, stelt de directeur het huishoudelijk reglement op betreffende de organisatie van de vergelijkende wervingsselectie en stelt het programma van de selectie vast op basis van de functiebeschrijving en het competentieprofiel.

De afgevaardigd bestuurder van SELOR publiceert ten minste in het Belgisch Staatsblad het huishoudelijk reglement en het programma van de vergelijkende selectie.

Art. 11.De directeur beslist over de samenstelling van een wervingsreserve en bepaalt de duur ervan.

Art. 12.De afgevaardigd bestuurder van SELOR stelt de datum vast waarop de kandidaten moeten voldoen aan de vereisten inzake diploma's of studiegetuigschriften.

Art. 13.§ 1. De afgevaardigd bestuurder van SELOR verifieert de toelatingsvoorwaarden bedoeld in artikel 7, § 4, 1° tot 5°, van de wet en de voorwaarden bedoeld in artikel 7.

Van zodra hij, in het raam van een vergelijkende wervingsselectie, vaststelt dat een kandidaat niet voldoet of niet zal kunnen voldoen aan één van deze voorwaarden, sluit hij deze van de vergelijkende selectie uit en geeft hij hem kennis van zijn beslissing en van de redenen daarvan. § 2. Wanneer de afgevaardigd bestuurder van SELOR vermoedt dat de deelnemers aan een vergelijkende wervingsselectie talrijk zullen zijn, kan hij een voorafgaande schiftingsproef voorzien. De inhoud van deze proef en de modaliteiten ervan worden vastgesteld door de directeur in overleg met de afgevaardigd bestuurder van SELOR.

Art. 14.Voor iedere vergelijkende wervingsselectie wordt een jury gevormd. De afgevaardigd bestuurder van SELOR bepaalt in overleg met de directeur de samenstelling van de jury.

De jury wordt voorgezeten door de afgevaardigd bestuurder van SELOR of door zijn gemachtigde, die stemgerechtigd is. De jury is tenminste samengesteld uit de directeur of de adjunct-directeur en een vertegenwoordiger van het College voor inlichting en veiligheid bedoeld bij het koninklijk besluit van 21 juni 1996 tot oprichting van het College voor inlichting en veiligheid.

Het secretariaat van de jury wordt verzekerd door SELOR.

Art. 15.Worden geslaagd verklaard de deelnemers aan de vergelijkende wervingsselectie die het minimum vereiste aantal punten behalen. Ze worden gerangschikt volgens het aantal punten dat ze behaald hebben.

Art. 16.Na het afsluiten van het proces-verbaal van de vergelijkende wervingsselectie ontvangt iedere deelnemer bericht van zijn rangschikking en zijn resultaten.

Art. 17.De afgevaardigd bestuurder van SELOR stelt de lijst op van de geslaagden van de vergelijkende wervingsselectie en deelt die mee aan de directeur. Tegelijkertijd overhandigt hij aan de directeur de gedetailleerde resultaten die door elke geslaagde behaald werden.

Art. 18.De directeur roept de geslaagden volgens de rangschikking op om in dienst te treden.

De geslaagden die, wegens persoonlijke aangelegenheden, aan de directeur uitstel van indiensttreding vragen, verliezen het voordeel van hun plaats in de rangschikking in geval aan hun verzoek wordt voldaan.

Art. 19.De geslaagden die een betrekking aanvaarden treden in dienst ten laatste op de eerste dag van de derde maand volgend op de maand van het proces-verbaal van de afsluiting van de vergelijkende wervingsselectie.

Wanneer een geslaagde een opzeggingsperiode moet volbrengen overeenkomstig de toepasbare bepalingen in een Staat die deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte of in de Zwitserse Bondsstaat of bij een instelling van de Europese Gemeenschappen of krachtens een van de verdragen welke ze regelen, wordt de in het eerste lid bepaalde termijn verlengd tot de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop de opzegging verstrijkt.

Art. 20.Wanneer de directeur beslist heeft over de samenstelling van een wervingsreserve, worden de geslaagden die een betrekking hebben aanvaard en vervolgens weigeren om in dienst te treden, van de wervingsreserve geschrapt.

Art. 21.Tussen geslaagden van twee of meer vergelijkende selecties hebben de geslaagden van de selectie waarvan het proces-verbaal op de vroegste datum is afgesloten, voorrang. Afdeling 3. - De stage

Art. 22.§ 1. De geslaagden die in dienst worden geroepen dienen een stage van één jaar te volbrengen onder leiding en toezicht van de directeur en de adjunct-directeur.

De stage moet de stagiair in de mogelijkheid stellen om de kennis, technieken en bekwaamheden te verwerven, die vereist zijn voor de uitoefening van zijn functies en moet het ook mogelijk maken om te bepalen of de stagiair voldoet aan de vereisten voor de goede uitoefening van zijn functies. § 2. De stagiair is geen analist in de zin van dit besluit. De bepalingen van dit besluit gelden voor hem slechts in zover zij uitdrukkelijk op hem toepasselijk zijn verklaard.

Art. 23.De uitvoeringsmodaliteiten van de stage worden door de ministers gezamenlijk vastgesteld.

Art. 24.De stagiair komt in aanmerking voor wat is bepaald inzake de bezoldigingsregeling en wordt hiertoe geacht aangesteld te zijn in de graad van analist.

Art. 25.§ 1. Om de duur van de stage te berekenen worden alle periodes waarin de stagiair in dienstactiviteit is, in aanmerking genomen. § 2. Periodes van afwezigheid gedurende de stage hebben een verlenging van die laatste tot gevolg, indien ze, in één of verschillende malen, dertig werkdagen overschrijden, zelfs als de stagiair in dienstactiviteit is.

Komen niet in aanmerking voor de berekening van de dertig werkdagen, de afwezigheden als gevolg van : 1° het jaarlijks vakantieverlof;2° de wettelijke en reglementaire feestdagen;3° de omstandigheidsverloven;4° de uitzonderlijke verloven wegens overmacht die het gevolg zijn van de ziekte of van een ongeval overkomen aan een derde persoon;5° de verloven bedoeld in de artikelen 81, §§ 1 en 2, en 82 van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel. § 3. Tijdens zijn afwezigheden behoudt de stagiair zijn hoedanigheid van stagiair en zijn administratieve stand wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen die op hem van toepassing zijn. § 4. Gedurende de periode van verlenging van de stage beslist de directeur of er voor de stagiair reden bestaat hetzij om zijn opleiding voort te zetten hetzij voor enige andere maatregel tot perfectionering. Gedurende de periode van verlenging van de stage behoudt de betrokkene zijn hoedanigheid van stagiair.

Art. 26.De directeur en de adjunct-directeur stellen driemaandelijkse stageverslagen, alsook het eindverslag van de stage op. Elk verslag wordt tijdens een persoonlijk onderhoud aan de stagiair meegedeeld. De stagiair kan er eventueel zijn opmerkingen aan toevoegen.

De verslagen en de opmerkingen worden in het persoonlijk dossier van de stagiair opgenomen.

Art. 27.Indien de verslagen over het geheel niet gunstig zijn voor de stagiair, kan de directeur, na de stagiair gehoord te hebben, de stage met maximaal drie maanden verlengen; de stagiair mag worden bijgestaan door de persoon van zijn keuze aan wie kennis gegeven wordt van de artikelen 36 en 37 van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdienst met betrekking tot de naleving van het beroepsgeheim.

Tijdens de verlengingsperiode behoudt de betrokkene zijn hoedanigheid van stagiair.

Art. 28.§ 1. Als op basis van stageverslagen voldoende vaststaat dat de stagiair niet voldoet aan de vereisten van de dienst met betrekking tot de opdrachten van het OCAD, kan de stagiair ontslagen worden wegens beroepsongeschiktheid mits een opzeggingstermijn van drie maanden, tijdens of na het einde van de stage. De directeur maakt een verslag op dat hij aan de stagiair en aan de raad van beroep opgericht voor de ambtenaren van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat, meedeelt.

Op voorstel van de directeur kunnen de ministers de stagiair bedoeld in het eerste lid, vrijstellen van zijn prestaties met behoud van wedde of ze kunnen hem, tijdens de duur van de opzeggingstermijn, aanstellen binnen de Federale Overheidsdienst Justitie of de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken. § 2. Elke zware fout door de stagiair begaan gedurende of ter gelegenheid van de stage, kan tot gevolg hebben dat hij zonder opzegging wordt ontslagen door de directeur. De stagiair wordt voorafgaandelijk gehoord; hij kan zich laten bijstaan door de persoon van zijn keuze aan wie kennis gegeven wordt van de artikelen 36 en 37 van de organieke wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdienst met betrekking tot de naleving van het beroepsgeheim.

Het voorstel van ontslag wordt door de directeur opgesteld; hij deelt het mee aan de raad van beroep, opgericht voor de ambtenaren van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat.

Art. 29.Het in artikel 28 bedoelde beroep bij de raad van beroep opgericht voor de ambtenaren van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat wordt bepaald door de bepalingen van het koninklijk besluit van 13 december 2006 houdende het statuut van de ambtenaren van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat.

In afwijking van de reglementaire bepalingen van toepassing op de raad van beroep bedoeld in het eerste lid, wordt de directeur ambtshalve gehoord om het voorstel van ontslag te verdedigen en wordt het advies van de raad van beroep bezorgd aan de ministers; deze motiveren elke beslissing die niet overeenstemt met het advies van de raad van beroep; ze kunnen geen andere feiten ter sprake brengen dan die welke het advies van de raad van beroep gemotiveerd hebben. De ministers beslissen binnen de vijftien dagen te rekenen vanaf de betekening van het advies van de raad van beroep en delen hun beslissing zonder verwijl mee aan de stagiair, de raad van beroep en de directeur.

Art. 30.Het ontslag tijdens of op het einde van de stage wordt door de ministers gezamenlijk uitgesproken. Afdeling 4. - De aanstelling

Art. 31.§ 1. Na de stage wordt de stagiair die door de directeur geschikt is bevonden, voorgesteld om aangesteld te worden in de graad van analist voor zover hij voldoet aan de voorwaarden vastgesteld in artikel 7 van de wet. § 2. De stagiair legt de eed af in handen van de directeur.

De eed wordt afgelegd in de termen voorzien in artikel 2 van het decreet van 20 juli 1831.

Art. 32.Voor de berekening van de anciënniteit in zijn weddenschaal neemt de analist rang in op de dag waarop zijn stage is begonnen. Afdeling 5. - Rechten en plichten

Art. 33.§ 1. De analist oefent zijn ambt op loyale, zorgvuldige en integere wijze uit onder het gezag van zijn functionele meerderen.

Daartoe dient hij : 1° de van kracht zijnde wetten en reglementen alsook alle andere richtlijnen en in het bijzonder de deontologische gedragsregels van OCAD, na te leven;2° nauwgezet en correct zijn adviezen te formuleren en zijn verslagen op te stellen;3° de beslissingen zorgvuldig en plichtsbewust uit te voeren. § 2. De analist heeft het recht om met waardigheid en hoffelijkheid behandeld te worden door zijn functionele meerderen, zijn collega's en ondergeschikten. Hij dient elk verbaal of niet-verbaal gedrag te vermijden dat deze waardigheid in het gedrang zou kunnen brengen.

Art. 34.Binnen en buiten de uitoefening van zijn ambt vermijdt de analist elke handelswijze die het vertrouwen van het publiek in zijn dienst kan aantasten.

Zelfs buiten zijn ambt doch ter oorzake ervan, mag de analist rechtstreeks of bij tussenpersoon geen giften, beloningen of enig voordeel vragen, eisen of aannemen.

Art. 35.Elke analist heeft het recht om zijn persoonlijk dossier te raadplegen en er een kopie van te nemen.

Art. 36.De analist heeft het recht op vrijheid van meningsuiting onverminderd de wettelijke bepalingen betreffende het beroepsgeheim en de classificatie en onder voorbehoud van artikel 40, 3°.

Dit artikel is eveneens van toepassing op de analisten die hun functie binnen het OCAD niet meer uitoefenen.

Art. 37.De analist houdt, zelfs in zijn privé-leven, de discretieplicht in acht over alles wat betrekking heeft op zijn professionele activiteit.

Art. 38.De analist heeft recht op informatie wat alle aspecten betreft die nuttig zijn voor de uitvoering van zijn taken. De directeur zorgt voor de overdracht van de informatie.

Art. 39.De analist houdt zich voortdurend op de hoogte van de ontwikkeling van de technieken, reglementeringen en het onderzoek voor de aangelegenheden waarmee hij beroepshalve belast is.

De analist heeft het recht op de opleiding die nuttig is voor zijn werk in zijn dienst alsook om aan de vereisten te voldoen inzake evaluatie van de functionering.

Art. 40.Onverenigbaar met de hoedanigheid van analist is : 1° elke activiteit, bezigheid of mandaat, zelfs onbezoldigd, uitgeoefend door de analist of via een tussenpersoon, in elke instelling, onderneming, vennootschap of om het even welke vereniging die aanleiding kan geven tot een belangenconflict met de activiteiten van het OCAD;2° elke activiteit die tegenstrijdig zou zijn met de waardigheid van het ambt of die het vervullen van de ambtsplichten in de weg zou kunnen staan;3° het in openbaar uiting geven aan zijn politieke overtuiging of zich in het openbaar in te laten met politieke activiteiten.

Art. 41.De analist geeft gehoor aan elke oproep met betrekking tot de uitvoering van de dienst.

Art. 42.De analist mag niet zonder toestemming of rechtvaardiging afwezig zijn.

Art. 43.Deze afdeling is van toepassing op de stagiairs. Afdeling 6. - Administratieve standen

Art. 44.§ 1. De analisten bevinden zich in een van volgende standen : 1° dienstactiviteit;2° non-activiteit;3° disponibiliteit. § 2. De analisten worden voor de vaststelling van hun administratieve stand altijd geacht in dienstactiviteit te zijn, behalve bij uitdrukkelijke bepaling die hen hetzij van rechtswege, hetzij op beslissing van de directeur, in een andere administratieve stand plaatst. § 3. Dit artikel is van toepassing op de stagiairs.

Art. 45.§ 1. Behoudens uitdrukkelijke tegenstrijdige bepaling heeft de analist in dienstactiviteit recht op wedde en op bevordering in zijn weddeschaal.

Hij kan zijn aanspraken op bevordering doen gelden.

Het eerste lid is van toepassing op de stagiairs. § 2. Onder de voorwaarden die vastgesteld zijn voor de rijksambtenaren, krijgt de analist in dienstactiviteit : 1° verlof voor jaarlijkse vakantie en op de feestdagen, omstandigheidsverlof en uitzonderlijk verlof, met uitzondering van verlof om zich kandidaat te stellen voor verkiezingen van de federale wetgevende kamers, van de gewest- en gemeenschapsraden, van de provincieraden, de gemeenteraden of van de Europese vergaderingen, van verlof voor een stage of een proefperiode in een andere overheidsdienst of van het gesubsidieerd onderwijs en van verlof om in vredestijd prestaties te verrichten bij het korps civiele bescherming als vrijwillig dienstnemer bij dit korps;2° verlof voor moederschapsbescherming en vaderschapsverlof;3° ouderschapsverlof, adoptieverlof en verlof voor opvang met het oog op adoptie of pleegvoogdij;4° verlof om dwingende redenen van familiaal belang;5° verlof wegens ziekte;6° verlof wegens verwijdering uit een schadelijke arbeidsomgeving;7° verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte;8° verlof om deel te nemen aan opleidingactiviteiten;9° verlof voor onderbreking van de beroepsloopbaan;10° verlof voor vakbondsopdrachten. Deze paragraaf is van toepassing op de stagiairs, met uitzondering van de in het eerste lid, 7°, 8° en 9°, bedoelde verloven; ze kunnen nochtans verlof voor onderbreking van de beroepsloopbaan voor palliatieve verzorging en ouderschapsverlof krijgen.

Art. 46.§ 1. Behoudens uitdrukkelijk tegenstrijdige bepaling heeft de analist in de stand non-activiteit geen recht op wedde. Hij kan alleen zijn aanspraken op bevordering en op bevordering in zijn weddeschaal doen gelden onder de voorwaarden en in de gevallen die uitdrukkelijk voorzien zijn.

Niemand kan in non-activiteit gesteld of gehouden worden wanneer hij aan de vereisten voldoet om op pensioen te worden gesteld. § 2. Onder de voorwaarden die voor de rijksambtenaren worden gesteld, is de analist in non-activiteit : 1° wanneer hij in vredestijd sommige militaire prestaties verricht of voor de civiele bescherming of voor taken van openbaar nut aangewezen wordt bij toepassing van de wet van 3 juni 1964 houdende het statuut van de gewetensbezwaarden;2° indien hij de toelating bekomt om voltijds afwezig te zijn voor een periode van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden;3° wanneer hij afwezig is ingevolge een missie die aanleiding heeft gegeven tot vrijstelling van militaire dienst overeenkomstig artikel 16 van de dienstplichtwetten, gecoördineerd op 30 april 1962;4° wanneer hij gewettigd afwezig is op grond van een machtiging om zijn ambt met verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid uit te oefenen;5° wanneer een periode van zijn verlof voor loopbaanonderbreking wordt omgezet in non-activiteit. § 3. Dit artikel is van toepassing op de stagiairs, met uitzondering van § 2, 2° en 4°.

Art. 47.§ 1. Onder de voorwaarden die voor de rijksambtenaren worden bepaald, kan de analist, zonder opzegging, in disponibiliteit wegens ziekte worden gesteld waaruit geen definitieve dienstongeschiktheid ontstaat maar die aanleiding geeft tot langere afwezigheid dan het verlof wegens ziekte op basis van artikel 45. § 2. Niemand kan in disponibiliteit gesteld of gehouden worden indien hij voldoet aan de voorwaarden om op pensioen te worden gesteld. § 3. Dit artikel is van toepassing op de stagiairs.

Art. 48.Zijn niet van toepassing op de analisten de bepalingen van het koninklijk besluit van 12 augustus 1993 betreffende het verlof toegekend aan bepaalde, ter beschikking van de Koning of de Prinsen en Prinsessen van België gestelde personeelsleden van de rijksdiensten, noch de bepalingen van het koninklijk besluit van 2 april 1975 betreffende het verlof dat aan sommige personeelsleden in overheidsdienst wordt verleend voor het verrichten van bepaalde prestaties ten behoeve van in de wetgevende vergaderingen van de Staat en van de Gemeenschappen of de Gewesten erkende politieke groepen, respectievelijk ten behoeve van de voorzitters van die groepen.

Dit artikel is van toepassing op de stagiairs.

Art. 49.§ 1. Voor de berekening van de dienstanciënniteit komen in aanmerking de werkelijke diensten die de analist gepresteerd heeft, in om het even welke hoedanigheid, zonder vrijwillige onderbreking en als personeelslid van een dienst bedoeld in artikel 14, § 1, van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de federale overheidsdiensten. § 2. Voor de toepassing van § 1 wordt de analist geacht werkelijke diensten te verrichten zolang hij zich in een administratieve stand bevindt op grond waarvan hij krachtens zijn statuut, zijn activiteitswedde of, bij gemis daarvan, zijn aanspraak op verhoging in zijn weddenschaal behoudt. § 3. Voor de toepassing van § 1, wordt de onderbreking slechts vrijwillig geacht wanneer zij te wijten is aan een fout van de analist.

Art. 50.De dienstanciënniteit is gelijk aan de som van de volledige kalendermaanden tijdens welke voor het berekenen ervan in aanmerking komende diensten zijn verricht.

Voor de toepassing van het eerste lid op de analisten die gemachtigd zijn hun ambt met verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid uit te oefenen : 1° worden prestaties van 1 976 uren deeltijdse arbeid geteld voor twaalf volle kalendermaanden;2° worden prestaties van een twaalfde van 1 976 uren deeltijdse arbeid geteld voor één volle kalendermaand, waarbij elk uurgedeelte wordt verwaarloosd;3° worden de werkelijke diensten die niet de eerste dag van de maand begonnen zijn of die vóór de laatste dag van de maand beëindigd zijn, verwaarloosd. Afdeling 7. - De loopbaan van de analisten

Art. 51.§ 1. De analist wordt verloond in de weddenschaal A1. § 2. De analist die gedurende zes jaar in de weddenschaal A1 verloond wordt, krijgt automatisch de weddenschaal A2. § 3. De analist die gedurende acht jaar in de weddenschaal A2 verloond wordt, krijgt automatisch de weddenschaal A3 en wordt aangesteld tot adviseur-analist.

Art. 52.§ 1. Een analist die houder is van de graad van adviseur-analist kan aangesteld worden om gedurende vijf jaar de verantwoordelijkheid van een departement waar te nemen. § 2. In afwijking van § 1 kunnen de ministers op gemotiveerd voorstel van de directeur, een analist, die niet voldoet aan de voorwaarden voorzien in artikel 51, § 3, belasten met de verantwoordelijkheid voor een departement.

Voor de betaling van de toelage voor de uitoefening van een hoger ambt, wordt artikel 14bis van het koninklijk besluit van 8 augustus 1983 betreffende de uitoefening van een hoger ambt in de rijksbesturen toegepast.

Als uit een functioneringsgesprek en/of een evaluatiegesprek blijkt dat het functioneren van de in deze paragraaf bedoelde analist duidelijk lager ligt dan het verwachte niveau, wordt aan de uitoefening van het hoger ambt een einde gemaakt. De belanghebbende kan de raad van beroep vatten opgericht voor de ambtenaren van de buitendiensten van de Staatsveiligheid; in dat geval is het artikel 29 analoog van toepassing.

Art. 53.Om in de graad van adviseur-analist aangesteld te worden of om als departementsverantwoordelijke aangesteld te worden, moet de analist zich in een administratieve stand bevinden waarin hij zijn aanspraken op bevordering kan doen gelden. Afdeling 8. - Het geldelijk statuut

Art. 54.De wedden van de analisten worden vastgesteld in de weddenschalen bestaande uit : 1° een minimumwedde;2° zogenaamde "weddentrappen", die het resultaat zijn van de tussentijdse verhogingen;3° een maximumwedde.

Art. 55.De wedden en de tussentijdse verhogingen worden uitgedrukt in een aantal munteenheden, dat met hun jaarbedrag overeenstemt.

Art. 56.De weddenschalen die betrekking hebben op de graad van analist en op de graad van adviseur-analist worden vastgesteld in bijlage 2.

Art. 57.De wedde van de analisten wordt vastgesteld door rekening te houden met de in aanmerking komende diensten, die uitgeoefend werden in om het even welke hoedanigheid, in een van de diensten bedoeld in de artikelen 14, 15, 17 en 18 van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de federale overheidsdiensten en onder de voorwaarden vastgesteld door die artikelen alsook door artikel 2 van hetzelfde besluit. De periode tijdens dewelke een analist verminderde prestaties levert wegens persoonlijke aangelegenheden, wordt evenwel in aanmerking genomen voor de toekenning van de tussentijdse verhogingen.

Art. 58.Voor de duur van de periode van de verminderde prestaties uit hoofde van de afwezigheid wegens persoonlijke aangelegenheid, worden de tussentijdse verhogingen toegekend alsof het gaat om diensten met volledige prestaties; na het beëindigen van de verminderde prestaties blijven deze tussentijdse verhogingen verworven.

Art. 59.De maandwedde is gelijk aan 1/12e van de wedde. Bij het op pensioen stellen of bij het overlijden van de analist is de wedde voor de lopende maand niet terugvorderbaar.

De wedde wordt betaald na vervallen termijn.

Art. 60.§ 1. Wanneer de maandwedde niet volledig verschuldigd is, wordt de wedde voor volledige prestaties vermenigvuldigd met de volgende breuk : het percentage van de prestaties x het aantal gepresteerde werkdagen, het aantal te presteren werkdagen op basis van de werkkalender. § 2. Het aantal gepresteerde of te presteren werkdagen is gelijk aan het aantal gepresteerde of te presteren uren gedeeld door 7,6. § 3. Voor de toepassing van dit artikel, moet verstaan worden onder : 1° werkdag : elke dag van de week, de feestdag inbegrepen, met uitzondering van de zaterdag en de zondag;2° gepresteerde werkdag : elke werkdag waarvoor een verloning verschuldigd is;3° werkkalender : het aantal te presteren werkdagen in een maand.

Art. 61.De maandwedde ondergaat de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen overeenkomstig de regelen voorgeschreven door de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer der consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld.

Art. 62.De analisten ontvangen : 1° een vakantiegeld en een eindejaarspremie volgens dezelfde bedragen en voorwaarden als die vastgesteld voor het rijkspersoneel;2° kinderbijslag en kraamgeld volgens dezelfde bedragen en voorwaarden als die vastgesteld voor het rijkspersoneel;3° de toelagen, premies en vergoedingen toegekend volgens dezelfde bedragen en voorwaarden als die vastgesteld voor het rijkspersoneel, met uitzondering van de premie voor competentieontwikkeling.Ze genieten de toelagen, premies en vergoedingen die door dit besluit vastgesteld zijn als die gunstiger zijn.

Art. 63.§ 1. De analisten ontvangen een maandelijkse taalpremie van 223,11 EUR zodra ze het bewijs leveren van de voldoende kennis van de tweede nationale taal vastgesteld door de examens voorzien in artikel 9 van het koninklijk besluit van 8 maart 2001 tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis voorgeschreven bij artikel 53 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966. § 2. Het in § 1 vastgestelde bedrag wordt, met een maximum van 150 %, vermeerderd met 25 % wanneer de analist de kennis aantoont van een andere taal dan de in § 1 bedoelde talen, voor zover die andere taal een werkelijk nut heeft voor het OCAD. De kennis van die andere taal wordt door SELOR vastgesteld.

De ministers stellen de lijst van talen op die in aanmerking kunnen komen voor de toepassing van het eerste lid. § 3. De taalpremie wordt tegelijkertijd met de wedde uitbetaald.

Het mobiliteitsregime dat van toepassing is op de wedden van het rijkspersoneel is van toepassing op de taalpremie.

Wanneer de uitoefening van de functies onderbroken wordt, is de taalpremie slechts verschuldigd wanneer deze onderbreking niet langer dan dertig werkdagen duurt.

Het derde lid is niet van toepassing wanneer de onderbreking van de uitoefening van de functies voortkomt uit : 1° een afwezigheid wegens ziekte;2° een afwezigheid wegens een arbeidsongeval of een ongeval op weg van en naar het werk of wegens een beroepsziekte;3° een afwezigheid die gerechtvaardigd wordt door het krijgen van een verlof bedoeld in de artikelen 39, 42 en 43 van de arbeidswet van 16 maart 1971, in artikel 18 van de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector of in artikel 45, § 2, 3° of een afwezigheid gewettigd door de loopbaanonderbreking voor palliatieve verzorging.

Art. 64.De analisten die buiten hun geplande diensturen opgeroepen worden, ontvangen een toelage die gelijk is aan 1/15e van 1/1850e van de jaarlijkse brutowedde. Zij wordt vereffend in de loop van de tweede maand die volgt op de maand waarin de prestaties geleverd werden.

Art. 65.Om hen te vergoeden voor de telefoonkosten als gevolg van de beschikbaarheidsvereisten voor de dienst, wordt een maandelijkse vergoeding toegekend aan de analisten, abonnement inbegrepen. Deze vergoeding is slechts verschuldigd als het OCAD hen geen persoonlijk telefoontoestel, abonnement inbegrepen, ter beschikking stelt.

Het bedrag van de vergoeding bedraagt 13,39 EUR.

Art. 66.De in deze afdeling bedoelde wedde, toelagen, premies en vergoedingen zijn gekoppeld aan de spilindex 138,01. Afdeling 9. - Tuchtregeling

Art. 67.Elke schending van de artikelen 33 tot 42, op de opdrachten waarmee het OCAD door de wet belast werd, op de vereisten inzake veiligheidsmachtiging of elke handeling of gedraging, zelfs buiten de uitoefening van het ambt, die een tekortkoming aan de beroepsplichten uitmaakt of die van aard is de waardigheid van het ambt in het gedrang te brengen kan aanleiding geven tot een tuchtstraf.

Art. 68.§ 1. De volgende tuchtstraffen kunnen worden uitgesproken : 1° terechtwijzing;2° blaam;3° inhouding van wedde;4° tuchtschorsing;5° ontslag van ambtswege;6° afzetting. § 2. De inhouding van wedde wordt toegepast gedurende ten hoogste één maand en mag niet hoger liggen dan die welke bepaald is in artikel 23, tweede lid, van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers. § 3. De tuchtschorsing wordt uitgesproken voor een periode van ten minste één maand en ten hoogste drie maanden en plaatst de betrokkene ambtshalve in de administratieve stand van non-activiteit. De tuchtschorsing heeft een weddenverlies tot gevolg; het weddenverlies kan niet hoger zijn dan die voorzien in artikel 23, tweede lid, van de wet van 12 april 1965 tot bescherming van het loon der werknemers.

Art. 69.De tuchtstraffen worden uitgesproken door de ministers, behalve het ontslag van ambtswege en de afzetting die door Ons worden opgelegd.

Art. 70.§ 1. De tuchtstraffen maken het voorwerp uit van een gemotiveerd voorstel van de directeur op basis van een voorstel ingediend door de functionele meerdere.

De directeur hoort op voorhand de analist over de feiten die hem verweten worden en gaat, in voorkomend geval, over tot het horen van de functionele meerdere en van getuigen. Er wordt een proces-verbaal opgesteld van de verhoren. De analist kan zich laten bijstaan door de persoon van zijn keuze aan wie kennis gegeven wordt van artikelen 36 en 37 van de organieke wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdienst met betrekking tot de naleving van het beroepsgeheim.

De analist viseert het proces-verbaal en bezorgt het terug binnen de tien dagen na de betekening ervan, vergezeld van een geschreven nota als hij bezwaren of opmerkingen wil formuleren.

De ministers wijzen de functionele meerdere aan die bevoegd is voor de toepassing van deze paragraaf. § 2. Binnen de tien dagen na het verstrijken van de termijn bedoeld in § 1, derde lid, betekent de directeur aan de analist de tuchtstraf die hij tegen hem aan de ministers wenst voor te stellen. Binnen de tien dagen na de betekening kan de analist door middel van een aangetekende brief, een klacht indienen tegen het voorstel van tuchtstraf bij de raad van beroep opgericht voor de ambtenaren van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat.

Artikel 29 is van overeenkomstige toepassing.

Art. 71.§ 1. Elke tuchtstraf behalve de afzetting en het ontslag van ambtswege wordt in het persoonlijk dossier van de analist uitgewist onder de in § 2 bepaalde voorwaarden.

Onverminderd de uitvoering van de straf, heeft de uitwissing tot gevolg dat met de uitgewiste tuchtstraf geen rekening meer mag worden gehouden inzonderheid bij de appreciatie van de aanspraken op bevordering van de analist, noch bij de toekenning van de evaluatie. § 2. De uitwissing van de tuchtstraffen geschiedt van ambtswege na een termijn waarvan de duur is vastgesteld op : 1° zes maanden voor de terechtwijzing;2° negen maanden voor de blaam;3° één jaar voor de inhouding van wedde;4° twee jaar voor de tuchtschorsing. De termijn loopt vanaf de datum waarop de straf is uitgesproken.

Art. 72.§ 1. De ministers kunnen geen zwaardere tuchtstraf uitspreken dan die welke is voorgesteld.

Een tuchtstraf kan geen uitwerking hebben over een periode voor de vrijspraak, tenzij een reglementaire bepaling uitdrukkelijk anders luidt. § 2. Wanneer meer dan één feit ten laste van de analist gelegd wordt, kan dit niettemin slechts aanleiding geven tot één procedure en tot het uitspreken van één tuchtstraf.

Wanneer in de loop van een tuchtprocedure een nieuw feit ten laste van de analist wordt gelegd, kan dit tot een nieuwe procedure aanleiding geven zonder dat de lopende procedure onderbroken wordt. § 3. Strafvordering schorst de tuchtprocedure en tuchtuitspraak.

Ongeacht het resultaat van de strafvordering, oordeelt alleen de administratieve overheid over de gepastheid een tuchtstraf uit te spreken. § 4. Behoudens nieuwe elementen die de heropening van het dossier rechtvaardigen en zich voordoen binnen de verjaringstermijn vermeld in § 5, kan niemand het voorwerp van een tuchtvordering zijn voor reeds op tuchtrechtelijk vlak bestrafte feiten. § 5. De tuchtvordering mag alleen betrekking hebben op feiten die zich hebben voorgedaan of die zijn vastgesteld binnen een termijn van zes maanden voorafgaande aan de datum waarop de vordering wordt ingesteld.

In geval van strafvordering en indien het openbaar ministerie de einduitspraak van het gerecht ter kennis heeft gebracht van de ministers, moet de eventuele tuchtvordering ingesteld worden binnen zes maanden na de datum van de kennisgeving.

Art. 73.Deze afdeling is van toepassing op de analisten tijdens hun stage. Afdeling 10. - Voorlopige schorsing

Art. 74.De ministers kunnen een analist tegen wie een tuchtprocedure of een opsporingsonderzoek loopt of een strafvervolging werd ingesteld en wiens aanwezigheid bij het OCAD onverenigbaar is met het belang van de dienst, voorlopig schorsen.

De voorlopige schorsing wordt uitgesproken voor ten hoogste vier maanden. Ze mag worden verlengd zonder dat haar duur één jaar mag overschrijden. Wanneer een opsporingsonderzoek loopt of een strafvervolging werd ingesteld wegens de feiten die de voorlopige schorsing motiveren, dan mag de schorsing tijdens de duur van de strafprocedure worden verlengd zonder dat zij de vier maanden mag overschrijden nadat een gerechtelijke eindbeslissing werd genomen of nadat het dossier werd geseponeerd dan wel de strafvordering vervallen is.

Art. 75.Alvorens voorlopig geschorst te kunnen worden, wordt de analist op voorhand gehoord over de onverenigbaarheid van zijn aanwezigheid met het belang van de dienst; hij kan zich laten bijstaan door de persoon van zijn keuze aan wie kennis gegeven wordt van de artikelen 36 en 37 van de organieke wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen en veiligheidsdienst met betrekking tot de naleving van het beroepsgeheim.

Art. 76.In afwijking van artikel 45, kunnen de ministers gezamenlijk de analist die voorlopig geschorst is het recht ontzeggen om zijn aanspraken op bevordering en op de bevordering in zijn weddenschaal te doen gelden en zijn wedde verminderen. De wedde mag niet meer worden verminderd dan zoals in artikel 23, tweede lid, van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers is vastgesteld; zij mag evenmin worden verminderd tot een bedrag dat lager is dan de werkloosheidsuitkering waarop de analist recht zou hebben indien hij onder de sociale zekerheid voor werknemers viel.

Art. 77.§ 1. Indien, in aansluiting op een voorlopige schorsing, de tuchtstraf van terechtwijzing of blaam wordt opgelegd, dan gaat de tuchtstraf in op de dag dat ze uitgesproken wordt; in dat geval evenals wanneer geen enkele tuchtstraf wordt uitgesproken, wordt de voorlopige schorsing als ingetrokken beschouwd en worden de bij toepassing van artikel 76 genomen maatregelen ingetrokken door beslissingen die terugwerken tot de dag met ingang waarvan die maatregelen uitwerking hebben gehad. § 2. Indien, in aansluiting op een voorlopige schorsing, de tuchtstraf van inhouding van wedde, van tuchtschorsing, van ontslag van ambtswege of van afzetting opgelegd wordt, dan heeft de tuchtstraf uitwerking ten vroegste met ingang van de dag waarop de voorlopige schorsing is ingegaan. Het bedrag van de tijdens de voorlopige schorsing eventueel ingehouden wedde wordt in mindering gebracht op het bedrag van het weddeverlies verbonden aan de tuchtstraf. Indien het bedrag van de ingehouden wedde groter is dan het bedrag van het weddeverlies verbonden aan de tuchtstraf, wordt het verschil aan de betrokkene terugbetaald. § 3. Wanneer na de intrekking van de bij toepassing van artikel 76 genomen maatregelen aangetoond is dat de analist een bevordering zou hebben gekregen indien hem niet het recht was ontzegd om zijn aanspraken op bevordering te doen gelden, kan hij die bevordering verkrijgen onder de voorwaarden die daarvoor zijn gesteld.

Wordt de analist bevorderd dan neemt hij evenwel rang in op de datum waarop hij die bevordering zou hebben verkregen, onverminderd echter de gevolgen verbonden aan de eventueel door hem opgelopen tuchtstraf of administratieve maatregel.

Art. 78.De analist wordt verzocht de voorstellen en beslissingen tot voorlopige schorsing en tot maatregelen ter aanvulling van die schorsing te viseren. Weigert de analist dit te doen, dan wordt daarvan proces-verbaal opgemaakt.

Is de analist reeds niet meer in dienst, dan wordt hem bij een ter post aangetekende brief kennis gegeven van de voorstellen en beslissingen.

Art. 79.Beslissingen waarbij analisten voorlopig worden geschorst of waarbij een van de in artikel 76 bepaalde aanvullende maatregelen wordt genomen, kunnen geen uitwerking hebben over een periode vóór de datum waarop de schorsing of de aanvullende maatregel is uitgesproken.

Art. 80.Deze afdeling is van toepassing op de analisten tijdens hun stage. Afdeling 11. - Definitieve ambtsneerlegging

Art. 81.Verliest ambtshalve en zonder vooropzeg de hoedanigheid van analist, deze : 1° die niet meer voldoet aan de Belgische nationaliteitsvoorwaarde;2° van wie de aanstelling als onregelmatig werd vastgesteld binnen de termijn van het beroep tot nietigverklaring bij de Raad van State; deze termijn is niet geldig in geval van arglist of bedrog vanwege de betrokkene; 3° die niet meer zijn burgerlijke of politieke rechten geniet;4° die zich in een geval bevindt waar de toepassing van de burgerlijke wetten of de strafwetten de ambtsneerlegging tot gevolg heeft;5° die, het voorwerp uitmaakt van een ontslag van ambtswege of van een afzetting;6° van wie de medische ongeschiktheid behoorlijk werd vastgesteld;7° die, zonder geldige reden, meer dan tien werkdagen afwezig blijft en die behoorlijk en op voorhand verwittigd werd en om opheldering verzocht is;8° van wie de veiligheidsmachtiging niet vernieuwd of ingetrokken werd.

Art. 82.Tot ambsneerlegging geven aanleiding : 1° het vrijwillig ontslag : in dit geval mag de betrokkene zijn dienst pas verlaten na zijn ontslag te hebben betekend bij een ter post aangetekende brief, aan de directeur;2° de opruststelling;3° een tweede voltijdse vaste benoeming of aanstelling in een andere overheidsdienst, eens die benoeming of aanstelling niet meer vatbaar is voor vernietiging door de Raad van State;4° de beroepsongeschiktheid die vastgesteld wordt na een evaluatieperiode, die met de vermelding "onvoldoende" afgesloten wordt. De in het eerste lid, 1°, bedoelde betekening gebeurt ten minste dertig dagen voorafgaand aan het ontslag, dat ingaat op de datum van verzending van de aangetekende brief. Deze termijn kan in onderlinge overeenstemming ingekort worden. HOOFDSTUK III. - De situatie van de deskundigen en van het bij het OCAD gedetacheerde administratief personeel

Art. 83.De betrekkingen van deskundige en de betrekkingen van administratief personeel bij het OCAD worden via detachering ingevuld door vastbenoemde ambtenaren in de ondersteunende diensten volgens een verdeling die, op voorstel van de directeur en van de adjunct-directeur, door het Ministerieel Comité voor inlichting en veiligheid vastgelegd wordt.

De detachering van de personeelsleden van de geïntegreerde politie geschiedt onder vorm van een structurele detachering zoals gereglementeerd in de artikelen 20 en 21 van het koninklijk besluit van 26 maart 2005 tot regeling van de structurele detacheringen van personeelsleden van de politiediensten en van soortgelijke toestanden en tot invoering van verschillende maatregelen. In dit raam worden de leden van de lokale politie eerst gedetacheerd naar de federale politie.

Voor de detachering van de leden van de lokale politie is het akkoord van de burgemeester of het politiecollege nodig.

Art. 84.De functiebeschrijving die bij de in te vullen betrekkingen door detachering hoort, wordt vastgelegd in bijlage 3 bij dit besluit.

Art. 85.De ministers die bevoegd zijn voor de ondersteunende diensten lanceren, ieder wat hem betreft, een oproep tot kandidaten. Deze oproep verduidelijkt, naast de functiebeschrijving en het competentieprofiel, de voorwaarden waaraan de kandidaten moeten voldoen, het aantal beschikbare betrekkingen, de werkplaats en de termijn en de indieningsvoorwaarden van de kandidaatstellingen.

Art. 86.Nadat de ministers bevoegd voor de ondersteunende diensten de meest geschikte kandidaten geselecteerd hebben aan de hand van de functiebeschrijving en het competentieprofiel, hebben de geselecteerde kandidaten een gesprek voor een commissie bestaande uit de directeur en twee vertegenwoordigers van het College voor inlichting en veiligheid bedoeld bij het koninklijk besluit van 21 juni 1996 houdende oprichting van het College voor inlichting en veiligheid.

De commissie maakt, voor elke ondersteunende dienst een gemotiveerde rangschikking op van de kandidaten die na het gesprek geschikt zijn verklaard; deze rangschikking wordt meegedeeld aan de ministers, alsook aan de voor de ondersteunende dienst bevoegde minister die, binnen dertig dagen, zijn aan te stellen kandidaat voordraagt.

Art. 87.De detachering duurt vijf jaar en is hernieuwbaar volgens de modaliteiten bepaald in de artikelen 85 en 86.

Art. 88.De detacheringsperiode wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Art. 89.Tijdens hun detachering vallen de deskundigen en de leden van het administratief personeel onder het functionele gezag van de directeur en de adjunct-directeur.

Art. 90.Tenzij in de politiediensten, kan de betrekking van expert of van het administratief personeelslid dat gedetacheerd wordt naar het OCAM, vacant worden verklaard in de ondersteunende dienst van oorsprong van zodra de betrokkene afwezig is gedurende één jaar.

Art. 91.Tijdens de periode van detachering blijven de deskundige en het lid van het administratief personeel, ten laste van hun oorspronkelijke ondersteunende dienst, hun brutowedde, vakantiegeld, eindejaarspremie, de weddensupplementen die voor de berekening van het pensioen in aanmerking genomen worden en kinderbijslag ontvangen, alsook de vergoedingen, toelagen en premies, voor zover ze voldoen aan de terzake geldende toekenningsvoorwaarden. Ze blijven, ten laste van hun oorspronkelijke dienst, de financiële tussenkomst van de werkgever in de abonnementskosten voor het gebruik van het openbaar vervoer voor de woon-werkverplaatsing genieten.

De werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid zijn, gedurende de detacheringsperiode, ten laste van de oorspronkelijke dienst.

Art. 92.De deskundige of het lid van het administratief personeel behoudt de laatste evaluatie die hem binnen zijn oorspronkelijke ondersteunende dienst toegekend werd. Als hij, tijdens de detacheringsperiode, kandidaat is voor een bevordering, wordt hem in voorkomend geval een nieuwe evaluatie toegekend : in dit geval vraagt de oorspronkelijke ondersteunende dienst daartoe alle nodige gegevens aan de directeur.

Art. 93.Onverminderd hun eigen deontologische regelen,zijn de artikelen 33 tot 42 van toepassing op de deskundigen en administratieve personeelsleden tijdens de duur van hun detachering.

Art. 94.§ 1. Elke schending van de artikelen 33 tot 42, op de opdrachten waarmee het OCAD door de wet belast werd, op de vereisten inzake veiligheidsmachtiging of elke handeling of gedraging, zelfs buiten de uitoefening van het ambt, die een tekortkoming aan de beroepsplichten uitmaakt of die van aard is de waardigheid van het ambt in het gedrang te brengen, en die bewezen geacht wordt door de directeur of de adjunct-directeur, vormt een voldoende reden om aan de detachering een einde te maken.

De deskundige of het lid van het administratief personeel wordt vooraf gehoord; hij kan zich laten bijstaan door de persoon van zijn keuze aan wie kennis gegeven wordt van de artikelen 36 en 37 van de organieke wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdienst met betrekking tot de naleving ven het beroepsgeheim.

Deze paragraaf is eveneens van toepassing op de deskundige of het lid van het administratief personeel tegen wie een opsporingsonderzoek loopt of een strafvervolging werd ingesteld of een tuchtprocedure loopt in zijn ondersteunende dienst van oorsprong. § 2. De detachering neemt een einde : 1° tenzij hernieuwing, na de periode van vijf jaar;2° op gemotiveerd voorstel van de directeur;3° op vraag van de betrokkene, mits een opzegtermijn van drie maanden; deze termijn kan in onderlinge overeenstemming met de directeur verminderd worden; 4° de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de vermelding "onvoldoende" inzake evaluatie aan de betrokkene betekend werd;5° bij de weigering tot toekenning of de intrekking van een veiligheidsmachtiging;6° wanneer een van de voorwaarden bepaald in artikel 7 van de wet, niet meer vervuld is.

Art. 95.Op het einde van zijn detachering wordt de deskundige of het lid van het administratief personeel ter beschikking gesteld van zijn ondersteunende dienst van oorsprong. HOOFDSTUK IV. Gemeenschappelijke bepalingen voor personeelsleden

Art. 96.De evaluatie is verplicht voor ieder personeelslid dat effectief in dienst is. Ze wordt aan het personeelslid voor de eerste maal toegekend één jaar na zijn aanstelling.

De evaluatieperiode betreft één jaar.

Art. 97.Voor de toepassing van dit hoofdstuk verstaat men onder : 1° evaluatie : het beschrijvend beoordelen van het functioneren, van de competenties en de beroepsbekwaamheden van het personeelslid;2° functiebeschrijving : de beschrijving van onder meer het doel van de functie, de functievereisten en de functiecontext waarin het personeelslid functioneert;3° organisatiedoelstellingen : de doelstellingen die op het niveau van de directeur en de adjunct-directeur geformuleerd worden.

Art. 98.§ 1. Een planningsgesprek met de directeur of zijn gemachtigde heeft plaats in de maand volgend op de aanstelling.

Tijdens dit gesprek kunnen de prestatiedoelstellingen vastgelegd worden; deze doelstellingen passen in de organisatiedoelstellingen en de opdrachten van het OCAD. § 2. Er kunnen persoonlijke ontwikkelingsdoelstellingen bepaald worden voor het personeelslid.

Art. 99.Telkens het nodig is, zal er in de loop van de evaluatieperiode een functioneringsgesprek plaatsvinden tussen de directeur of zijn gemachtigde en het personeelslid; dit gesprek vindt plaats op vraag van het personeelslid of van de directeur of zijn gemachtigde.

Tijdens het functioneringsgesprek kunnen onder meer aan bod komen : 1° de knelpunten met betrekking tot het functioneren van het personeelslid en de daarvoor aan te brengen oplossingen;2° de knelpunten die het bereiken van de doelstellingen bemoeilijken en die betrekking hebben op zowel de organisatie en de werking van het OCAD, de begeleiding door de directeur of zijn gemachtigde als op elke externe factor;3° de perspectieven en de loopbaanaspiraties van het personeelslid en de ontwikkeling van de competenties die daarvoor gewenst zijn. Ter gelegenheid van een functioneringsgesprek, kunnen ontwikkelingsgerichte doelstellingen worden geformuleerd en kunnen bijsturingen worden aangebracht aan de afgesproken prestatiedoelstellingen.

Art. 100.Het evaluatiegesprek verloopt op basis van de volgende elementen : 1° de functiebeschrijving;2° het functioneren van het personeelslid;3° de beroepsbekwaamheden;4° de prestaties;5° in voorkomend geval, de realisatie van de prestatiedoelstellingen en/of de ontwikkelingsdoelstellingen van zijn competenties.

Art. 101.Als voorbereiding op het evaluatiegesprek maakt het personeelslid een activiteitenverslag op.

Art. 102.Na afloop van elke evaluatieperiode vindt een evaluatiegesprek plaats tussen het personeelslid en de directeur of zijn gemachtigde waarbij een balans wordt opgemaakt van het functioneren van het personeelslid en van de mate waarin de doelstellingen bereikt werden.

Deze balans neemt de vorm aan een beschrijvend evaluatieverslag dat, binnen vijftien dagen volgend op het evaluatiegesprek, aan het personeelslid overhandigd wordt. Deze kan, binnen vijftien dagen na de ontvangst van het verslag, eventueel zijn opmerkingen toevoegen en stuurt het naar behoren geviseerd verslag, terug.

Indien het evaluatieverslag een vermelding « onvoldoende » vereist, wordt een nieuw evaluatiegesprek georganiseerd tussen de directeur of zijn gemachtigde en het personeelslid.

Art. 103.§ 1. Het beschrijvende evaluatieverslag wordt afgesloten met de vermelding "goed" of de vermelding "onvoldoende". § 2. De vermelding "goed" wordt toegekend wanneer uit het evaluatiegesprek blijkt dat de vooropgestelde doelstellingen op een correcte manier bereikt werden, dat het personeelslid over de bekwaamheden beschikt die voor de uitoefening van zijn functies vereist zijn en de nodige inspanningen heeft geleverd om zijn competenties te ontwikkelen. § 3. De vermelding "onvoldoende" wordt toegekend wanneer uit het evaluatiegesprek blijkt dat de vooropgestelde doelstellingen niet bereikt werden, het functioneren van het personeelslid onder het verwachte niveau ligt, of de wijze waarop de doelstellingen bereikt werden niet optimaal was of dat het personeelslid niet voldoende inspanningen geleverd heeft om zijn competenties te ontwikkelen.

Art. 104.§ 1. Het personeelslid van wie het beschrijvend evaluatieverslag afgesloten wordt met de vermelding "onvoldoende" wordt ontslagen uit het OCAD wegens beroepsongeschiktheid.

Het personeelslid kan, per aangetekende brief, een beroep instellen tegen het voorstel van de vermelding « onvoldoende » bij de raad van beroep opgericht voor de ambtenaren van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat. Artikel 29 is van overeenkomstige toepassing. § 2. Er wordt een ontslagvergoeding toegekend aan het personeelslid dat wegens beroepsongeschiktheid ontslagen werd.

Deze vergoeding is gelijk aan twaalf maal de laatste maandbezoldiging van het personeelslid als deze op de datum van aantekening van het ontslag minstens twintig jaar bij het OCAD in dienst is, aan acht of zes maal deze bezoldiging naargelang het personeelslid tien jaar of minder dan tien jaar in dienst is bij het OCAD op de datum van aantekening van het ontslag.

Voor de toepassing van deze paragraaf, dient onder "bezoldiging" verstaan te worden, elke wedde, elk loon of elke vergoeding in de plaats van wedde of loon, rekening houdend met de verhogingen of verminderingen tengevolge van de schommelingen van de index van de consumptieprijzen. De in beschouwing te nemen bezoldiging is degene die verschuldigd is voor de werkelijke prestaties van het personeelslid, rekening houdend met de verhogingen of verminderingen tengevolge van de schommelingen van de index van de consumptieprijzen. § 3. Paragraaf 2 is niet van toepassing op de deskundigen en op de administratieve personeelsleden die bij het OCAD gedetacheerd zijn.

Art. 105.Het individuele evaluatiedossier van het personeelslid bevat : 1° de identificatiefiche met individuele gegevens en het aanwijzingsbesluit;2° de functiebeschrijving;3° de prestatiedoelstellingen;4° de eventuele verslagen van de functioneringsgesprekken en de aanpassingen die aan de prestatiedoelstellingen werden aangebracht;5° de activiteitsverslagen;6° de beschrijvende evaluatieverslagen. Het personeelslid kan in zijn evaluatiedossier documenten laten toevoegen.

Het evaluatiedossier is, te allen tijde, ter beschikking van het personeelslid en van de directeur of zijn gemachtigde.

Art. 106.Dit hoofdstuk is niet van toepassing op de stagiairs.

CHAPITRE V. De situatie van de directeur en van de adjunct-directeur Afdeling 1. - De wijze van uitoefening van de functie

Art. 107.In de maand volgend op hun aanstelling op basis van de functiebeschrijving vastgelegd in bijlage 4, stellen de directeur en de adjunct-directeur samen een ontwerp van opdrachtbrief op die aan de ministers bezorgd wordt.

Het ontwerp van opdrachtbrief bepaalt de te bereiken doelstellingen, rekening houdend met de ter beschikking gestelde middelen en de te ondernemen acties, waarbij rekening moet worden gehouden met het algemene beleid inzake de inlichting en de prioriteiten, vastgesteld door het Ministerieel comité voor inlichting en veiligheid.

Art. 108.In de maand volgend op de behoorlijk vastgestelde ontvangst van het ontwerp van opdrachtbrief, keuren de ministers de opdrachtbrief na overleg met de directeur en de adjunct-directeur, goed.

Indien de ministers het ontwerp van opdrachtbrief niet goedkeuren, stellen ze zelf de doelstellingen van de opdracht vast.

Art. 109.Indien nodig wordt de opdrachtbrief in onderling overleg met de ministers aangepast, op basis van een ontwerp van aanpassing opgesteld door de directeur en/of de adjunct-directeur in de maand die volgt op een functioneringsgesprek. Het ontwerp van aanpassing wordt voorgelegd aan de ministers die het goedkeuren in de maand die volgt op de behoorlijk vastgestelde ontvangst ervan.

Indien de ministers het ontwerp van aanpassing niet goedkeuren, stellen ze zelf de doelstellingen van de opdracht vast.

Art. 110.Met het feit dat de voorgeschreven termijnen voor het opstellen van het ontwerp van opdrachtbrief of het ontwerp van aanpassing niet worden nageleefd, zal rekening worden gehouden bij de evaluatie van de directeur en van de adjunct-directeur.

Art. 111.Telkens dit nodig blijkt te zijn, vinden er op intiatief van de directeur of van de adjunct-directeur of op initiatief van één of van de ministers, functioneringsgesprekken plaats tussen één of de ministers enerzijds en tussen de directeur en/of de adjunct-directeur anderzijds.

De functioneringsgesprekken hebben betrekking op alles wat met het functioneren van de directeur of van de adjunct-directeur te maken heeft, alsook op de in de opdrachtbrief bepaalde doelstellingen, de eventuele aanpassingen die daaraan moeten worden aangebracht en de verwezenlijking ervan.

Art. 112.De directeur en de adjunct-directeur brengen om de drie maand aan het Ministerieel comité voor inlichting en veiligheid verslag uit over de vervulling van hun opdrachtbrief. Afdeling 2. - De evaluatie

Art. 113.De directeur en de adjunct-directeur worden tweemaal geëvalueerd. De eerste cyclus duurt dertig maanden en geeft aanleiding tot een tussentijdse evaluatie. De tweede cyclus eindigt zes maanden voor het verstrijken van de aanstelling en wordt met een eindevaluatie afgesloten.

Art. 114.In afwijking van artikel 113 kan een evaluatiegesprek buiten de voorziene tijdstippen plaatsvinden, hetzij op initiatief van een van de twee ministers, hetzij op verzoek van het Interministerieel comité voor inlichting en veiligheid.

Art. 115.§ 1. De evaluaties worden uitgevoerd door de ministers op basis van een activiteitenverslag dat door de directeur en de adjunct-directeur opgesteld wordt en dat betrekking heeft op : 1° het bereiken van de doelstellingen die werden vastgelegd in de opdrachtbrief;2° de wijze waarop die doelstellingen al dan niet behaald werden;3° de persoonlijke bijdrage van de directeur of van de adjunct-directeur aan de verwezenlijking van zijn doelstellingen. § 2. Het verslag bedoeld in § 1 wordt twintig werkdagen vóór de datum waarop het evaluatiegesprek geprogrammeerd staat, aan de ministers bezorgd. § 3. Elke minister analyseert het verslag met betrekking tot de consistentie ervan en vergelijkt de inhoud ervan met de elementen waarover hij beschikt, die resulteren uit feiten en geobserveerd gedrag tijdens de opvolging van het functioneren van de directeur of de adjunct-directeur. Hij verzamelt alle bijkomende informatie die kan bijdragen tot een billijke en objectieve evaluatie.

De ministers plegen overleg over de resultaten van hun analyse.

Art. 116.Aan het einde van elke evaluatiecyclus nodigen de ministers de directeur en de adjunct-directeur uit voor een evaluatiegesprek.

Het evaluatiegesprek wordt gevoerd op basis van het activiteitenverslag bedoeld in artikel 115, § 1.

Art. 117.Na afloop van het evaluatiegesprek stellen de ministers, na onderling overleg, een evaluatieverslag op en bezorgen ze dat voor advies aan het Ministerieel comité voor inlichting en veiligheid. Dit comité beschikt over een termijn van zeven werkdagen om er hun eventuele opmerkingen bij te voegen. Na deze termijn is het advies niet meer vereist.

Art. 118.Het evaluatieverslag wordt binnen twintig dagen na het evaluatiegesprek tegen ontvangstbewjis bezorgd aan de directeur of de adjunct-directeur.

Art. 119.Tijdens de tussentijdse evaluatie bevat het evaluatieverslag geen vermelding, behalve als de ministers van mening zijn dat de directeur of de adjunct-directeur de vermelding « onvoldoende » verdient.

Art. 120.De eindevaluatie wordt afgesloten met de vermelding « goed » of de vermelding « onvoldoende ».

Art. 121.De tussentijdse evaluatie en de eindevaluatie geven aanleiding tot de vermelding « onvoldoende » wanneer uit de evaluatie blijkt dat het functioneren van de directeur of de adjunct-directeur onder het verwachte niveau ligt of dat de in de opdrachtbrief vastgestelde doelstellingen niet bereikt werden of dat de wijze waarop deze doelstellingen bereikt werden niet optimaal was of dat de betrokkene slechts een kleine persoonlijke bijdrage levert tot de verwezenlijking van deze doelstellingen.

Art. 122.De eindevaluatie geeft aanleiding tot de vermelding « goed » wanneer uit de evaluatie blijkt dat de in de opdrachtbrief vastgestelde doelstellingen op een correcte wijze verwezenlijkt werden en dat de persoonlijke bijdrage van de betrokkene positief was.

Art. 123.De eindevaluatie wordt gestaafd met het evaluatieverslag betreffende de verstreken periode voor de tussentijdse evaluatie en de volledige aanstellingsperiode.

Art. 124.Het evaluatiedossier van de directeur of van de adjunct-directeur bestaat uit de volgende elementen : 1° een identificatiefiche met de persoonlijke gegevens en het aanstellingsbesluit;2° de functiebeschrijving;3° de opdrachtbrief en de opeenvolgende aanpassingen daarvan;4° de activiteitenverslagen;5° de evaluatieverslagen. De directeur of de adjunct-directeur kan in zijn evaluatiedossier documenten laten toevoegen.

Art. 125.De directeur en de adjunct-directeur hebben op elk moment toegang tot hun eigen evaluatiedossier.

De toegang tot deze dossiers wordt eveneens op elk moment verleend aan de ministers en aan de voorzitter van het ministerieel comité voor inlichting en veiligheid.

Art. 126.Als de tussentijdse of eindevaluatie aanleiding geeft tot de vermelding « onvoldoende », neemt de aanstelling van de directeur of de adjunct-directeur van rechtswege een einde op de eerste dag van de maand die volgt op de maand tijdens dewelke de vermelding betekend werd. Afdeling 3. - Rechten en plichten

Art. 127.De artikelen 33 tot 42 van dit besluit zijn van toepassing op de directeur en de adjunct-directeur tijdens hun aanstelling.

Ze blijven onderworpen aan de plichten die aan hun hoedanigheid van magistraat verbonden zijn. Afdeling 4. - Ordemaatregelen

Art. 128.Elke schending van de artikelen 33 tot 42, op de door de wet aan het OCAD toevertrouwde opdrachten, op de vereisten inzake veiligheidsmachtiging of elke handeling of gedraging, zelfs buiten de uitoefening van het ambt, die een tekortkoming aan de beroepsplichten uitmaakt of die van aard is de waardigheid van het ambt in het gedrang te brengen, die bewezen geacht wordt door de ministers of door het Ministerieel comité voor inlichting en veiligheid, vormt een voldoende reden om aan de aanstelling van de directeur of de adjunct-directeur een einde te maken.

De directeur of de adjunct-directeur wordt vooraf gehoord door de ministers of hun afgevaardigden; hij kan zich laten bijstaan door de persoon van zijn keuze aan wie kennis gegeven wordt van de artikelen 36 en 37 van de organieke wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdienst met betrekking tot de naleving ven het beroepsgeheim.

Dit artikel is eveneens van toepassing op de directeur of de adjunct-directeur tegen wie een opsporingsonderzoek loopt of een strafvervolging werd ingesteld. Afdeling 5. - Diverse bepalingen

Art. 129.De door dit besluit toegekende bevoegdheden behoren eveneens tot de taken van het personeelslid dat belast wordt om de ambtsbekleder te vervangen, ook in geval van tijdelijke afwezigheid of verhindering van deze laatste.

Art. 130.De bevoegdheden voorzien in dit besluit, in het kader van de procedures die betrekking hebben op de analist, de deskundige of het lid van het gedetacheerd administratief personeel en dit volgens hun taalstelsel, worden naar gelang van het geval uitgeoefend door de directeur of de adjunct-directeur. HOOFDSTUK VI. - De overplaatsing van de personeelsleden van de Antiterroristische gemengde groep

Art. 131.De personeelsleden die, op datum van 30 november 2006, gedetacheerd waren bij de Antiterroristische gemengde groep, worden door middel van een dienstnota op de hoogte gesteld van de via detachering vacante betrekkingen binnen het OCAD. Uiterlijk binnen de tien dagen lichten ze, naar gelang van het geval, de huidige directeur van de Antiterroristische gemengde groep of de adjunct-directeur van het OCAD in als ze naar het OCAD overgeplaatst willen worden.

Art. 132.De personeelsleden bedoeld in artikel 131 die hun wil om naar het OCAD overgeplaatst te worden kenbaar hebben gemaakt, worden daarnaar overgeplaatst voor een hernieuwbare periode van vijf jaar, te rekenen vanaf 1 december 2006 en worden personeelsleden van het OCAD.

Art. 133.De overplaatsingen bedoeld in dit hoofdstuk zijn geen nieuwe benoemingen. HOOFDSTUK VII. - Overgangs-, opheffings- en slotbepalingen

Art. 134.In afwachting van de aanstelling van de directeur, worden de aan hem toegekende bevoegdheden uitgeoefend door de adjunct-directeur van het OCAD. De artikelen 107 tot 126 en 127, tweede lid, worden niet op hem toepasselijk.

Art. 135.Het koninklijk besluit van 17 oktober 1991 over de Antiterroristische Gemengde Groep wordt opgeheven.

Art. 136.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 december 2006.

Art. 137.Onze Eerste Minister, Onze Minister van Justitie, Onze Minister van Financiën, Onze Minister van Begroting, Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Buitenlandse Zaken, Onze Minister van Defensie en Onze Minister van Mobiliteit zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 23 januari 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, G. VERHOFSTADT De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Begroting, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Buitenlandse Zaken, K. DE GUCHT De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT

Bijlage 1 bij Ons besluit van 23 januari 2007 betreffende het personeel van het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse Functiebeschrijving voor de analist 1. Werkomgeving Het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse (OCAD) is een orgaan opgericht door de wet van 10 juli 2006 betreffende de analyse van de dreiging en staat onder het gezag van de Ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie;het is belast met het analyseren en het evalueren van de inlichtingen, noodzakelijk voor het nemen van maatregelen van Bestuurlijke en/of Gerechtelijke Politie en dit ten aanzien van daden in België of tegen Belgische personen of Belgische belangen in het buitenland.

De werkorganisatie bij OCAD is derwijze, dat er momenteel twee departementen zijn. (departement 1 behandelt het Westers en Europese terrorisme en departement 2 is verantwoordelijk voor het Oosters en islamitische terrorisme). 2. Functiebeschrijving : De analist is, onder het gezag van de directeur OCAD of het door hem gedelegeerd departementshoofd, verantwoordelijk voor de inzameling en opzoeking van informaties en inlichtingen betreffende het fenomeen terrorisme en dit volgens een indeling in o.a. geografische, etnische en religieuze belangensferen. Daarnaast dient hij de, aan deze belangensferen gekoppelde, geopolitieke situatie grondig te analyseren volgens zijn vakspecialiteit.

Hij is ook verantwoordelijk voor de inbreng van zijn verwerkte gegevens in de bestanden van de gespecialiseerde OCAD - documentatie.

Hij is belast met de analyse van de ingezamelde gegevens en de verwerking ervan in periodieke, strategische evaluaties en dit in samenwerking met de experten, afgedeeld vanuit de verscheidene steundiensten.

In de opgestelde strategische analyses wordt de nadruk gelegd op de mogelijk te trekken lessen uit de bestudeerde fenomenen en dit om de overheid deskundig te kunnen voorlichten betreffende de potentiële terroristische dreiging op langere termijn.

Betrokkene neemt eveneens deel aan vergaderingen in binnen - en buitenland over terrorisme en extremisme.

Neemt deel aan een permanentie beurtrol 3. Gewenst profiel : Diploma, studiegetuigschrift of titel dat toegang geeft tot de betrekkingen van niveau A van de Rijksbesturen, met voorkeur voor een van de volgende oriëntaties : islamologie, statistiek, sociologie, communicatie wetenschappen, politieke en sociale wetenschappen, economie, geschiedenis, rechten, theologie, arabistiek, computerwetenschappen, criminologie. Belg en in België woonachtig zijn.

Het genot hebben van de burgerlijke en politieke rechten.

De volle leeftijd van 30 jaar hebben bereikt.

Een nuttige ervaring van vijf jaar hebben in de aan OCAD opgelegde opdrachten.

Discretie is een absolute vereiste.

In team kunnen werken is noodzakelijk.

Verantwoordelijkheid nemen over de eigen opgestelde analyses.

Beschikbaar zijn en bereid zijn tot het sporadisch verrichten van WE en nachtwerk.

Zin voor orde en initiatief.

Goede mondelinge - en schriftelijke vaardigheden bezitten.

Analyse - en synthese bekwaamheden zijn een absolute noodzaak.

Interesse vertonen voor de geopolitieke toestand en de wereld actualiteit. 4. Vereiste bijzondere bekwaamheden : Elementaire kennis in het gebruik van een PC en de software Office (Word, Excel, Access).De kennis van een andere taal dan de moedertaal is een troef (Engels, Italiaans, Duits, Spaans...).

In het bezit zijn van een veiligheidscertificaat « ZEER GEHEIM » of bereid zijn hiertoe een veiligheidsonderzoek te ondergaan en dit met verplicht positief resultaat, zoniet betekent dit een grond van uitsluiting voor de bediening.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 23 januari 2007 betreffende het personeel van het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse.

Gegeven te Brussel, 23 januari 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, G. VERHOFSTADT De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Begroting, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Buitenlandse Zaken, K. DE GUCHT De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT

Bijlage 2 bij Ons besluit van 23 januari 2007 betreffende het personeel van het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 23 januari 2007 betreffende het personeel van het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse.

Gegeven te Brussel, 23 januari 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, G. VERHOFSTADT De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Begroting, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Buitenlandse Zaken, K. DE GUCHT De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT

Bijlage 3 bij Ons besluit van 23 januari 2007 betreffende het personeel van het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse A. Profielbeschrijving voor gedetacheerd vertaler bij OCAD van niveau A 1. Werkomgeving Het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse (OCAD) is een orgaan opgericht door de wet van 10 juli 2006 betreffende de analyse van de dreiging en staat onder het gezag van de Ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie;het is belast met het analyseren en het evalueren van de inlichtingen, noodzakelijk voor het nemen van maatregelen van Bestuurlijke en/of Gerechtelijke Politie en dit ten aanzien van daden in België of tegen Belgische personen of Belgische belangen in het buitenland.

De werkorganisatie bij OCAD is derwijze, dat er momenteel twee departementen zijn. (departement 1 behandelt het Westers en Europese terrorisme en departement 2 is verantwoordelijk voor het Oosters en islamitische terrorisme). 2. Functiebeschrijving De vertaler staat onder het gezag van de Directeur OCAD en is verantwoordelijk voor de vertaling vanuit en naar de Nederlandse, Franse en Engelse taal. Hij is tevens verantwoordelijk voor een correcte taalkundige vertaling en de redactie van de evaluaties betreffende de potentiële terroristische dreiging en dit in nauwe samenwerking met de andere experten en analisten bij OCAD. 3. Gewenst profiel Statutair ambtenaar zijn van niveau A van een steundienst. Diploma van licentiaat-vertaler, licentiaat-tolk, master en licentiaat-filologie Nederlands - Frans - Engels.

Belg zijn en het genot hebben over de burgerlijke en politieke rechten.

Discretie is zeer belangrijk; in team kunnen werken eveneens.

Verantwoordelijkheidsgevoel hebben en zijn medewerkers kunnen motiveren.

Beschikbaar zijn en bereid zijn tot het sporadisch verrichten van eventueel WE en nachtwerk.

Interesse voor de geopolitieke toestand en conflicthaarden in de wereld strekt tot aanbeveling rekening houdend met het soms gespecialiseerd taalgebruik.

Zin voor orde en initiatief.

Goede mondelinge - en schriftelijke communicatievaardigheden bezitten.

Analyse - en synthese bekwaamheden zijn een absolute noodzaak.

In het bezit van een rijbewijs klasse B. 4. Vereiste bijzondere bekwaamheden Elementaire kennis in het gebruik van een PC en de software MS Office (Word, Outlook, eventueel.. Excel en/of Access).

Vertalingcapaciteit vanuit en naar de Nederlandse - Franse - Engelse taal is een absolute vereiste; vertalingcapaciteit vanuit de Duitse taal strekken tot aanbeveling.

In het bezit zijn van een veiligheidscertificaat « ZEER GEHEIM » of bereid zijn hiertoe een veiligheidsonderzoek te ondergaan (het niet behalen van het certificaat is een reden tot verwijdering of niet detachering).

B. Profielbeschrijving voor gedetacheerd expert bij OCAD van niveau A 1. Werkomgeving Het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse (OCAD) is een orgaan opgericht door de wet van 10 juli 2006 betreffende de analyse van de dreiging en staat onder het gezag van de Ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie;het is belast met het analyseren en het evalueren van de inlichtingen, noodzakelijk voor het nemen van maatregelen van Bestuurlijke en/of Gerechtelijke Politie en dit ten aanzien van daden in België of tegen Belgische personen of Belgische belangen in het buitenland.

De werkorganisatie bij OCAD is derwijze, dat er momenteel twee departementen zijn. (departement 1 behandelt het Westers en Europese terrorisme en departement 2 is verantwoordelijk voor het Oosters en islamitische terrorisme).

In elk departement zijn er experten van de deelnemende diensten aan OCAD voorzien. 2. Functiebeschrijving De expert staat onder het gezag van de Directeur OCAD en is verantwoordelijk voor de inzameling en de opzoeking van informaties en inlichtingen betreffende de geopolitieke toestand en het fenomeen terrorisme.Deze gegevens worden verkregen via, zowel open als gesloten bronnen, maar hoofdzakelijk vanuit de deelnemende diensten of vanuit homologe buitenlandse diensten.Dit volgens een indeling in o.a. geografische, etnische en/of religieuze belangensferen.

Tevens fungeert hij als verbindingsofficier naar zijn oorspronkelijke dienst Hij is verantwoordelijk voor de inbreng en het actualiseren van de verwerkte gegevens in de bestanden van de gespecialiseerde OCAD - documentatie.

Hij is belast met de permanente analyse van de verkregen gegevens en verantwoordelijk voor de verwerking ervan in bruikbare, punctuele evaluaties betreffende de potentiële terroristische dreiging en dit in nauwe samenwerking met de andere experten en analisten bij OCAD. Betrokkene neemt deel aan vergaderingen in binnen - en buitenland over terrorisme en extremisme als vertegenwoordiger van OCAD. Hij neemt eveneens deel aan een weekbeurtrol als permanentie - officier. 3. Gewenst profiel Statutair ambtenaar zijn van Niveau A van een steundienst. Belg en België woonachtig zijn en het genot hebben van de burgerlijke en politieke rechten.

De volle leeftijd van 30 jaar hebben bereikt Een nuttige ervaring van minimum vijf jaar hebben in de aan OCAD toevertrouwde opdrachten.

Discretie is zeer belangrijk, in team kunnen werken eveneens.

Verantwoordelijkheidsgevoel hebben en zijn medewerkers kunnen motiveren.

Beschikbaar zijn en bereid zijn tot het verrichten van eventueel WE- en nachtwerk.

Interesse voor de geopolitieke toestand en conflicthaarden in de wereld.

Zin voor orde en initiatief.

Goede mondelinge - en schriftelijke communicatievaardigheden bezitten.

Analyse - en synthese bekwaamheden zijn een absolute noodzaak.

In het bezit zijn van een rijbewijs klasse B. 4. Vereiste bijzondere bekwaamheden Elementaire kennis in het gebruik van een PC en de software MS Office (Word, Outlook, eventueel... Excel en/of Access).

De kennis van een andere taal dan de moedertaal (Frans, Nederlands, Engels, Duits, Italiaans, Spaans ...) strekt tot aanbeveling.

In het bezit zijn van een veiligheidscertificaat « zeer geheim » of bereid zijn hiertoe een veiligheidsonderzoek te ondergaan (het niet behalen van het certificaat is een reden tot verwijdering of niet detachering).

C. Profielbeschrijving voor gedetacheerd jurist bij OCAD van niveau A 1. Werkomgeving Het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse (OCAD) is een orgaan opgericht door de wet van 10 juli 2006 betreffende de analyse van de dreiging en staat onder het gezag van de Ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie;het is belast met het analyseren en het evalueren van de inlichtingen, noodzakelijk voor het nemen van maatregelen van Bestuurlijke en/of Gerechtelijke Politie en dit ten aanzien van daden in België of tegen Belgische personen of Belgische belangen in het buitenland.

De werkorganisatie bij OCAD is derwijze, dat er momenteel twee operationele departementen zijn. (departement 1 behandelt het Westers en Europese terrorisme en departement 2 is verantwoordelijk voor het Oosters en islamitische terrorisme).

In elk departement zijn er experten van de deelnemende diensten aan OCAD voorzien.

In het departement beleidsondersteuning zijn er twee functies voor juristen voorzien. 2. Functiebeschrijving De juristen staan onder het gezag van de Directeur OCAD en zijn, in het kader van de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van OCAD, verantwoordelijk voor : - de eerste bediening betreft : de opvolging van de Europese werkzaamheden en initiatieven (zowel 2e als 3e pijler) in het domein van het extremisme en het terrorisme en de verwoording/vertaling hieromtrent naar de Belgische overheid.Hij is eveneens verantwoordelijk voor de opvolging van de gerechtelijke en wetgevende initiatieven in het buitenland en het eventueel formuleren van voorstellen dienaangaande voor de overheid, dit in nauwe samenwerking met de andere experten en analisten bij OCAD. Tevens zal hij als raadgever van de Directeur OCAD de implementatie van het plan Radicalisme opvolgen - de tweede bediening betreft eerder de ondersteuning van de Directeur OCAD, voor wat het specifieke personeelsbeheer betreft van zowel de gedetacheerde als de eigen aangeworven personeelsleden. Hij staat eveneens in voor de uitbouw en de opvolging van de voortgezette opleiding van het personeel 3. Gewenst profiel Statutair ambtenaar zijn van niveau A van een steundienst in het bezit van een diploma van licentiaat, doctor of van master in de rechten (voor de eerste functie, een specialisatie in internationaal / Europees recht en voor de tweede functie, een specialisatie in administratief en/of grondwettelijk recht zijn een troef) Belg zijn en het genot hebben van de burgerlijke en politieke rechten. Discretie is een absolute noodzaak.

In team kunnen werken.

Verantwoordelijkheidszin bezitten.

Beschikbaar zijn en bereid zijn tot het sporadisch verrichten van WE- en nachtwerk.

Zin voor orde en initiatief.

Goede mondelinge - en schriftelijke vaardigheden bezitten.

Analyse - en synthese bekwaamheden zijn een absolute noodzaak.

In het bezit van een rijbewijs klasse B. 4. Vereiste bijzondere bekwaamheden Elementaire kennis in het gebruik van een PC en de software MS Office (Word, Outlook, eventueel... Excel en/of Access).

De kennis van een andere taal dan de moedertaal (Frans, Nederlands, Engels, Duits, Italiaans, Spaans...) strekt tot aanbeveling.

In het bezit zijn van een veiligheidscertificaat « zeer geheim » of bereid zijn hiertoe een veiligheidsonderzoek te ondergaan (het niet behalen van het certificaat is een reden tot verwijdering of niet detachering).

D. Profielbeschrijving voor departementshoofd niveau A bij OCAD 1. Werkomgeving Het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse (OCAD) is een orgaan opgericht door de wet van 10 juli 2006 betreffende de analyse van de dreiging en staat onder het gezag van de Ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie;het is belast met het analyseren en het evalueren van de inlichtingen, noodzakelijk voor het nemen van maatregelen van Bestuurlijke en/of Gerechtelijke Politie en dit ten aanzien van daden in België of tegen Belgische personen of Belgische belangen in het buitenland.

De werkorganisatie bij OCAD is onderverdeeld departementen. 2. Functiebeschrijving : Het hoofd van een departement is, onder het gezag van de directeur OCAD verantwoordelijk, naast zijn oorspronkelijke functie van analist, administratief medewerker of expert voor de werking van zijn departement en er zorg voor te dragen dat de richtlijnen uitgevaardigd door de directie goed worden uitgevoerd in zijn deparetement Hij is eveneens verantwoordelijk voor de voorbereiding van de evaluatiedossiers voor het personeel van zijn departement 3.Gewenst profiel : Statutair ambtenaar zijn van niveau A van een steundienst In staat zijn personeel te motiveren tot groepswerk De verantwoordelijkheid kunnen opnemen voor een departement Beschikbaar zijn Zin voor orde en initiatief Goede mondelinge - en schriftelijke vaardigheden bezitten 4. Vereiste bijzondere bekwaamheden : Elementaire kennis in het gebruik van een PC en de software Office (Word, Excel, Access) Degelijke kennis van de tweede taal bezitten E.Profielbeschrijving voor gedetacheerd bediende niveau C in een operationeel departement 1. Werkomgeving Het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse (OCAD) is een orgaan opgericht door de wet van 10 juli 2006 betreffende de analyse van de dreiging en staat onder het gezag van de Ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie;het is belast met het analyseren en het evalueren van de inlichtingen, noodzakelijk voor het nemen van maatregelen van Bestuurlijke en/of Gerechtelijke Politie en dit ten aanzien van daden in België of tegen Belgische personen of Belgische belangen in het buitenland.

De werkorganisatie bij OCAD is derwijze, dat er momenteel twee operationele departementen zijn. (departement 1 behandelt het Westers en Europese terrorisme en departement 2 is verantwoordelijk voor het Oosters en islamitische terrorisme). 2. Functiebeschrijving : Werkt als operationeel of als administratief medewerker in een departement en behandelt operationele dossiers. Staat, onder de verantwoordelijkheid van een expert of een analist niveau 1, in voor de inzameling, ordening, inbreng en het actualiseren van documentatie gegevens in het geautomatiseerd OCAD netwerk.

Neemt deel aan de dag permanentie beurtrol.

Neemt deel aan de behandeling van de correspondentie en kan belast worden met estafette diensten. 3. Gewenst profiel : Statutair ambtenaar van niveau C of operationeel politie ambtenaar van niveau C (inspecteur) zijn in een van de steundiensten. Belg zijn en het genot over de burgerlijke en politieke rechten hebben.

Interesse tonen voor het fenomeen terrorisme en de wereldactualiteit.

Zelfstandig kunnen werken.

Discretie is een absolute vereiste.

Beschikbaar zijn/Bereid zijn tot het sporadisch verrichten van WE- en nachtwerk.

Zin voor orde en initiatief.

In het bezit van een rijbewijs niveau B voor het eventueel uitvoeren van estafette diensten. 4. Vereiste bijzondere bekwaamheden : Goede kennis in het gebruik van de geïnformatiseerde politie applicaties en de software Office (Word, Excel, Access). Bereid tot aanleren van het gebruik van de gespecialiseerde documentatie databank OCAD. Degelijke kennis van de tweede landstaal.

Kennis van bijkomende talen zijn een positief gegeven.

In het bezit zijn van een veiligheidscertificaat « zeer geheim" of bereid zijn hiertoe een veiligheidsonderzoek te ondergaan en dit met verplicht positief resultaat, zoniet betekent dit een grond van uitsluiting voor de bediening.

F. Profielbeschrijving voor gedetacheerd beleidsmedewerker niveau A in een administratief departement bij OCAD 1. Werkomgeving : Het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse (OCAD) is een orgaan opgericht door de wet van 10 juli 2006 betreffende de analyse van de dreiging en staat onder het gezag van de Ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie;het is belast met het analyseren en het evalueren van de inlichtingen, noodzakelijk voor het nemen van maatregelen van Bestuurlijke en/of Gerechtelijke Politie en dit ten aanzien van de dreiging in België of tegen Belgische personen of Belgische belangen in het buitenland.

De werkorganisatie bij OCAD is derwijze, dat er momenteel naast een administratieve en logistieke steuncel voor de directie, twee operationele departementen zijn. (departement 1 behandelt het Westers en Europese terrorisme en departement 2 is verantwoordelijk voor het Oosters en islamitische terrorisme). 2. Functie beschrijving : Als administratief en strategisch beleidsmedewerker in het departement administratie en logistiek werkt hij onder het rechtstreekse gezag van de Directeur OCAD. Als hoofdtaak heeft hij de medeverantwoordelijkheid betreffende de administratieve en budgettaire voorzieningen in het directiesecretariaat van OCAD. Staat eveneens in voor de contacten met de steundiensten, omtrent allerhande administratieve en financiële personeel- en logistieke problemen. 3. Gewenst profiel : Statutair ambtenaar zijn van niveau A van een steundienst. Onderlegd in en vertrouwd zijn met de methodiek betreffende de zuivere administratie, alsook met budgettaire en financiële administratie, van openbare diensten.

Belg zijn en het genot hebben van de burgerlijke en politieke rechten.

Analytische en gestructureerde werkmethodologie en zelfstandig kunnen werken.

Discretie is een absolute vereiste.

Beschikbaar zijn en bereid zijn tot het sporadisch verrichten van WE en nachtwerk.

Zin voor orde en initiatief. 4. Vereiste bijzondere bekwaamheden : Gevorderde kennis in het gebruik van de geïnformatiseerde politie applicaties en de software Office (Word, Excel, Access). De kennis van een andere taal dan de moedertaal (Frans, Nederlands, Engels, Duits, Italiaans, Spaans...) strekt tot aanbeveling.

In het bezit zijn van een veiligheidscertificaat "zeer geheim" of bereid zijn hiertoe een veiligheidsonderzoek te ondergaan en dit met verplicht positief resultaat, zoniet betekent dit een grond van uitsluiting voor de bediening.

G. Profielbeschrijving voor gedetacheerd ICT -medewerker niveau A in een administratief departement bij OCAD 1. Werkomgeving : Het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse (OCAD) is een orgaan opgericht door de wet van 10 juli 2006 betreffende de analyse van de dreiging en staat onder het gezag van de Ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie;het is belast met het analyseren en het evalueren van de inlichtingen, noodzakelijk voor het nemen van maatregelen van Bestuurlijke en/of Gerechtelijke Politie en dit ten aanzien van de dreiging in België of tegen Belgische personen of Belgische belangen in het buitenland.

De werkorganisatie bij OCAD is derwijze, dat er momenteel naast een administratieve en logistieke steuncel voor de directie, twee operationele departementen zijn. (departement 1 behandelt het Westers en Europese terrorisme en departement 2 is verantwoordelijk voor het Oosters en islamitische terrorisme). 2. Functiebeschrijving : Werkt als technisch beheerder (ICT-adviseur) rechtstreeks onder het gezag van de Directeur OCAD. Staat, in samenwerking met de functionele beheerders in voor de continuïteit, de actualisering en de verdere ontwikkeling van het « stand alone » geautomatiseerd OCAD datanetwerk.

Is eveneens verantwoordelijk voor de ontwikkeling van nieuwe applicaties, zowel van de eigen databank, als betreffende de communicatienetwerken met de deelnemende diensten en andere correspondenten.

Zorgt voor het beheer, de implementatie en support van Windows XP servers en werkstations en van de verschillende LAN's.

Zorgt voor de veiligheidsmaatregelen van het hele systeem. Verzorgt de contacten met leveranciers op technisch vlak.

Levert technische bijstand en advies aan de interne medewerkers en klanten.

Fungeert als tussenpersoon met onder meer de Federale Politie en de andere deelnemende diensten, wat betreft informatica problemen. 3. Gewenst profiel : Statutair ambtenaar zijn van niveau A van een steundienst.Houder van een diploma van licentiaat, doctor of master informatica, burgerlijk of industrieel ingenieur of van andere evenwaardige, erkende titels in het domein van de informatica of de computerwetenschappen.

Belg zijn en het genot hebben van de burgerlijke en politieke rechten.

Interesse hebben voor het fenomeen terrorisme.

Analytische en gestructureerde werkmethodologie en zelfstandig kunnen werken.

Grondige kennis van netwerkomgevingen zoals Windows Enterprises, Windows XP, TCP/IP, ISDN...

Discretie is een absolute vereiste.

Beschikbaar zijn / Bereid zijn tot het verrichten van WE- en nachtwerk Zin voor orde en initiatief. 4. Vereiste bijzondere bekwaamheden : Gevorderde kennis in het gebruik van de meest gangbare computerapplicaties en de software « MS Office » (Word, Excel, Access) evenals de software voor databanken zoals;Oracle,....

Bijdragen tot de ontwikkeling van de specifieke informatica applicatie voor OCAD Aanleren van het gebruik van de gespecialiseerde documentatie databank OCAD. Degelijke kennis van de tweede landstaal. Kennis van, voornamelijk technisch Engels, zijn een positief gegeven.

In het bezit zijn van een veiligheidscertificaat "zeer geheim" of bereid zijn hiertoe een veiligheidsonderzoek te ondergaan en dit met verplicht positief resultaat, zoniet betekent dit een grond van uitsluiting voor de bediening.

H. Profielbeschrijving voor gedetacheerd bediende-bestuurder voor OCAD van niveau C 1. Werkomgeving : Het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse (OCAD) is een orgaan opgericht door de wet van 10 juli 2006 betreffende de analyse van de dreiging en staat onder het gezag van de Ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie;het is belast met het analyseren en het evalueren van de inlichtingen, noodzakelijk voor het nemen van maatregelen van Bestuurlijke en/of Gerechtelijke Politie en dit ten aanzien van de dreiging in België of tegen Belgische personen of Belgische belangen in het buitenland.

De werkorganisatie bij OCAD is derwijze, dat er momenteel naast een administratieve en logistieke steuncel voor de directie, twee operationele departementen zijn. (departement 1 behandelt het Westers en Europese terrorisme en departement 2 is verantwoordelijk voor het Oosters en islamitische terrorisme). 2. Functiebeschrijving : Betrokkene verzorgt de transport opdrachten van de directie en het vervoer van personeel van OCAD.Staat eveneens in voor het uitvoeren van estafette diensten in gans het land.

Neemt deel aan de behandeling van de correspondentie. Is verantwoordelijk voor de administratie en het onderhoud van het eerste niveau van het OCAD wagenpark.

Levert administratieve hulp betreffende logistieke problemen. Staat de veiligheidsverantwoordelijke van de OCAD bij op logistiek en administratief vlak. 3. Gewenst profiel : Statutair ambtenaar van niveau C zijn vanuit een steundienst. De Belgische nationaliteit bezitten en het genot hebben van de burgerlijke en politieke rechten.

Zeer degelijke vaardigheden als chauffeur hebben en zelfstandig kunnen werken.

In bezit zijn van een goed oriëntatie vermogen.

Discretie is een absolute vereiste.

Beschikbaar zijn en bereid zijn tot het sporadisch verrichten van WE- en nachtwerk.

Zin voor orde en initiatief. 4. Vereiste bijzondere bekwaamheden : Elementaire kennis in het gebruik van een PC en de software Office (Word, Excel, Access). Noties van de tweede taal strekken tot aanbeveling.

In het bezit zijn van een veiligheidscertificaat « zeer geheim » of bereid zijn hiertoe een veiligheidsonderzoek te ondergaan en dit met verplicht positief resultaat, zoniet betekent dit een grond van uitsluiting voor de bediening.

I. Profielbeschrijving van gedetacheerd bediende niveau B in een departement 1. Werkomgeving Het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse (OCAD) is een orgaan opgericht door de wet van 10 juli 2006 betreffende de analyse van de dreiging en staat onder het gezag van de Ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie;het is belast met het analyseren en het evalueren van de inlichtingen, noodzakelijk voor het nemen van maatregelen van Bestuurlijke en/of Gerechtelijke Politie en dit ten aanzien van daden in België of tegen Belgische personen of Belgische belangen in het buitenland.

De werkorganisatie bij OCAD is onderverdeeld departementen. 2. Functiebeschrijving : Werkt als operationeel of als administratief medewerker in een departement en behandelt operationele dossiers. Staat, onder de verantwoordelijkheid van een niveau A, een expert of een analist niveau A, in voor de inzameling, ordening, inbreng en het actualiseren van documentatie gegevens in het geautomatiseerd OCAD netwerk Neemt deel aan de dag permanentie beurtrol.

Neemt deel aan de behandeling van de correspondentie IN - OUT 3. Gewenst profiel : Statutair ambtenaar van niveau B of operationeel politie ambtenaar van niveau B (hoofdinspecteur) zijn in een van de steundiensten Belg zijn en het genot over de burgerlijke en politieke rechten hebben Interesse tonen voor het fenomeen terrorisme en de wereldactualiteit. Zelfstandig kunnen werken Discretie is een absolute vereiste.

Beschikbaar zijn/Bereid zijn tot het sporadisch verrichten van WE- en nachtwerk Zin voor orde en initiatief In het bezit van een rijbewijs niveau B voor het eventueel uitvoeren van estafette diensten 4. Vereiste bijzondere bekwaamheden : Goede kennis in het gebruik van de geïnformatiseerde politie applicaties en de software Office (Word, Excel, Access) Bereid tot aanleren van het gebruik van de gespecialiseerde documentatie databank OCAD Degelijke kennis van de tweede landstaal. Kennis van bijkomende talen zijn een positief gegeven In het bezit zijn van een veiligheidscertificaat « zeer geheim" of bereid zijn hiertoe een veiligheidsonderzoek te ondergaan en dit met verplicht positief resultaat, zoniet betekent dit een grond van uitsluiting voor de bediening.

J. Profielbeschrijving voor gedetacheerd bediende niveau D in een departement 1. Werkomgeving Het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse (OCAD) is een orgaan opgericht door de wet van 10 juli 2006 betreffende de analyse van de dreiging en staat onder het gezag van de Ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie;het is belast met het analyseren en het evalueren van de inlichtingen, noodzakelijk voor het nemen van maatregelen van Bestuurlijke en/of Gerechtelijke Politie en dit ten aanzien van daden in België of tegen Belgische personen of Belgische belangen in het buitenland.

De werkorganisatie bij OCAD is onderverdeeld departementen. 2. Functiebeschrijving : Werkt als operationeel of als administratief medewerker in een departement en behandelt operationele dossiers. Staat, onder de verantwoordelijkheid van een niveau A, een expert of een analist niveau A, in voor de inzameling, ordening, inbreng en het actualiseren van documentatie gegevens in het geautomatiseerd OCAD netwerk Neemt deel aan de behandeling van de correspondentie IN - OUT en kan belast worden met estafette diensten 3. Gewenst profiel : Statutair ambtenaar van niveau D zijn in een van de steundiensten Belg zijn en het genot over de burgerlijke en politieke rechten hebben Discretie is een absolute vereiste. Beschikbaar zijn / Bereid zijn tot het sporadisch verrichten van WE- en nachtwerk Zin voor orde en initiatief In het bezit van een rijbewijs niveau B voor het eventueel uitvoeren van estafette diensten 4. Vereiste bijzondere bekwaamheden : Goede kennis in het gebruik van de geïnformatiseerde politie applicaties en de software Office ' (Word, Excel, Access) Bereid tot aanleren van het gebruik van de gespecialiseerde documentatie databank OCAD Basis kennis van de tweede landstaal. Kennis van bijkomende talen zijn een positief gegeven In het bezit zijn van een veiligheidscertificaat « zeer geheim » of bereid zijn hiertoe een veiligheidsonderzoek te ondergaan en dit met verplicht positief resultaat, zoniet betekent dit een grond van uitsluiting voor de bediening.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 23 januari 2007 betreffende het personeel van het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse.

Gegeven te Brussel, 23 januari 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, G. VERHOFSTADT De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Begroting, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Buitenlandse Zaken, K. DE GUCHT De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT

Bijlage 4 bij Ons besluit van 23 januari 2007 betreffende het personeel van het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse Functiebeschrijving voor de directeur en de adjunct directeur van OCAD 1. Werkomgeving Het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse (OCAD) is een orgaan opgericht door de wet van 10 juli 2006 betreffende de analyse van de dreiging en staat onder het gezag van de Ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie;het is belast met het analyseren en het evalueren van de inlichtingen, noodzakelijk voor het nemen van maatregelen van Bestuurlijke en/of Gerechtelijke Politie en dit ten aanzien van daden in België of tegen Belgische personen of Belgische belangen in het buitenland.

De werkorganisatie bij OCAD is derwijze, dat er momenteel twee departementen zijn. (departement 1 behandelt het Westers en Europese terrorisme en departement 2 is verantwoordelijk voor het Oosters en islamitische terrorisme). 2. Functiebeschrijving : De directeur en de adjunct directeur zijn verantwoordelijk voor de algemene leiding van OCAD.Dit houdt volgende deeltaken in : Opstellen van een beleidsplan, waarin de opdrachten evenals de beoogde doelstellingen in detail worden vermeld;

Organisatie van de werkmethode en een gedetailleerd werkprogramma in een reglement;

Dagelijks beheer van het personeel met respect voor het behoud van alle, oorspronkelijke statutaire rechten van elk gedetacheerd personeelslid;

Verantwoordelijkheid over de opgestelde, punctuele en strategische analyse verslagen;

Jaarlijkse evaluatie van de personeelsleden;

Verzorgen van de uitwisseling van inlichtingen tussen OCAD en zijn correspondenten zoals beschreven in het uitvoeringsbesluit van de wet;

Deelnemen aan en het OCAD vertegenwoordigen bij vergaderingen in binnen - en buitenland over terrorisme. 3. Gewenst profiel : Benoemd zijn tot magistraat en in het bezit zijn van een diploma van licentiaat, master of van doctor in de rechten De leeftijd van 35 jaar bereikt hebben Een nuttige ervaring van minimum vijf jaar hebben in de aan OCAD opgelegde opdrachten Absolute discretie is onontbeerlijk Een doorgedreven zin voor orde en initiatief Voorbeeldige mondelinge en schriftelijke vaardigheden bezitten Analyse en synthese bekwaamheden zijn een absolute noodzaak Interesse vertonen voor de geopolitieke toestand en de wereld actualiteit 4.Vereiste bijzondere bekwaamheden : Elementaire kennis bezitten in het gebruik van een PC en de software Office (Word, Excel, Access) De kennis van een andere taal dan de moedertaal (Frans, Nederlands, Engels, Duits, Italiaans, Spaans...) strekt tot aanbeveling.

In het bezit zijn van een veiligheidscertificaat « ZEER GEHEIM » of bereid zijn hiertoe een veiligheidsonderzoek te ondergaan en dit met verplicht positief resultaat, zoniet betekent dit een grond van uitsluiting voor de bediening.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 23 januari 2007 betreffende het personeel van het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse.

Gegeven te Brussel, 23 januari 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, G. VERHOFSTADT De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Begroting, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Buitenlandse Zaken, K. DE GUCHT De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT

^