gepubliceerd op 03 april 1998
Koninklijk besluit betreffende de bescherming van kalveren in kalverhouderijen
23 JANUARI 1998. Koninklijk besluit betreffende de bescherming van kalveren in kalverhouderijen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren gewijzigd bij de wetten van 26 maart 1993 en van 4 mei 1995, inzonderheid op artikel 4, § 4;
Gelet op de Richtlijn 91/629/EEG van de Raad van 19 november 1991 tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van kalveren, gewijzigd bij de Richtlijn 97/2/EG van de Raad van 20 januari 1997;
Gelet op de Beschikking 97/182/EG van de Commissie van 24 februari 1997 houdende wijziging van de bijlage bij Richtlijn 91/629/EEG tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van kalveren;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989, 4 juli 1989, 6 april 1995 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de noodzaak om onverwijld maatregelen te nemen inzake de bescherming van kalveren in kalverhouderijen voortvloeit uit de verplichting zich binnen de voorgeschreven termijn te schikken naar Richtlijn 97/2/EG en Beschikking 97/182/EG, teneinde economische distorsies tegenover de omringende landen van de Europese Unie te vermijden;
Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijving
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder "Kalf" : een rund van ten hoogste zes maanden. HOOFDSTUK II. - Inrichting en uitrusting
Art. 2.§ 1. Met ingang van 1 januari 1998 gelden de volgende voorschriften voor alle nieuw gebouwde of verbouwde bedrijven en voor alle bedrijven die na die datum in gebruik worden genomen : a) kalveren van meer dan acht weken mogen niet in een individueel hok worden opgesloten, tenzij een dierenarts heeft verklaard dat het dier in verband met zijn gezondheid of zijn gedrag moet worden geïsoleerd om te worden behandeld. De breedte van elk individueel hok moet tenminste gelijk zijn aan de schofthoogte van het kalf, gemeten terwijl het dier rechtop staat, en de lengte moet tenminste gelijk zijn aan de lengte van het kalf, gemeten van de neuspunt tot aan de achterkant van de zitbeenknobbel (tuber ischii) en vermenigvuldigd met 1,1.
Een individueel hok voor kalveren (behalve de hokken voor het isoleren van zieke dieren) mag niet voorzien zijn van muren, maar moet bestaan uit open afscheidingen die een direct visueel en lichamelijk contact tussen de kalveren mogelijk maakt; b) in groepen gehouden kalveren moeten elk over een vrije ruimte beschikken die tenminste gelijk is aan 1,5 m2 voor kalveren met een levend gewicht van minder dan 150 kg, 1,7 m2 voor kalveren met een levend gewicht van meer dan 150 kg, maar minder dan 220 kg, en 1,8 m2 voor kalveren met een levend gewicht van meer dan 220 kg. § 2. De bepalingen van § 1 gelden vanaf 1 januari 2004 voor alle bedrijven, behalve voor bedrijven waar kalveren gehouden worden : - in groepshokken met een minimum vrije ruimte van 1,5 m2 per kalf met een levend gewicht tot 150 kg - in eenlingboxen met een minimumbreedte van 81 cm of 0,8 maal de schofthoogte waar deze bepalingen gelden vanaf 31 december 2006. § 3. De bepalingen van §§ 1 en 2 zijn niet van toepassing op : - bedrijven met minder dan 6 kalveren; - kalveren die door hun moeder gezoogd worden.
Art. 3.De stallen voor kalveren moeten zodanig gebouwd en ingericht zijn dat elk kalf ongehinderd kan liggen, rusten, opstaan en zich likken.
Art. 4.De materialen gebruikt voor de bouw van stallen, boxen en uitrusting, waarmee de kalveren in aanraking kunnen komen mogen niet schadelijk zijn voor de kalveren en moeten grondig gereinigd en ontsmet kunnen worden. De kalveren mogen er zich niet kunnen aan kwetsen.
Art. 5.De vloeren moeten een stevige, vlakke en stabiele oppervlakte vormen die stroef is maar zonder scherpe uitsteeksels. Zij moeten aangepast zijn aan het gewicht en de grootte van de kalveren.
De ligruimte moet behoorlijk gedraineerd, zindelijk en comfortabel zijn. Voor kalveren jonger dan twee weken moet strooisel gebruikt worden.
Art. 6.Kalveren mogen niet worden aangebonden tenzij het gaat om in groep gehuisveste kalveren die voor ten hoogste één uur mogen worden aangebonden tijdens het verstrekken van melk of melkvervanger. Wanneer aanbindsystemen gebruikt worden mogen ze geen verwondingen veroorzaken en moeten ze regelmatig geïnspecteerd en bijgesteld worden, zodat ze gemakkelijk zitten. Elk aanbindsysteem moet zo zijn ontworpen dat de kans op wurging en verwonding wordt vermeden en dat het kalf zich kan bewegen zoals aangegeven in artikel 3.
Art. 7.Voeder- en drinkinstallaties moeten zo ontworpen, gebouwd, geplaatst en onderhouden worden dat het risiko op verontreiniging van voeder of water wordt beperkt.
Art. 8.§ 1. Door middel van isolatie, verwarming en ventilatie van het gebouw moet ervoor worden gezorgd dat de luchtcirculatie, het stofgehalte van de lucht, de temperatuur, de relatieve luchtvochtigheid en de gasconcentraties binnen zodanige grenzen gehouden worden dat zij niet schadelijk zijn voor de kalveren. § 2. Bij gebruik van kunstmatige ventilatie moet voor een noodvoorziening worden gezorgd, zodat er, wanneer het systeem uitvalt, toch voldoende verse lucht aangevoerd wordt om de gezondheid en het welzijn van de kalveren veilig te stellen en moet er een alarmsysteem aanwezig zijn om de veehouder te waarschuwen wanneer het systeem uitvalt. Het alarmsysteem dient regelmatig te worden getest. § 3. Alle automatische of mechanische apparatuur die noodzakelijk is voor de gezondheid en het welzijn van de kalveren moet ten minste eenmaal per dag geïnspekteerd worden. Indien er defekten zijn moeten deze onmiddellijk worden hersteld en indien dat niet mogelijk is moeten de nodige maatregelen worden getroffen om de gezondheid en het welzijn van de kalveren te beschermen totdat het defekt is hersteld, met name door de toepassing van andere voedermethoden en het handhaven van een acceptabel leefklimaat. § 4. Elektrische leidingen en apparaten moeten worden geïnstalleerd en onderhouden worden overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 10 maart 1981 waarbij het Algemeen Reglement op de elektrische installaties voor huishoudelijke installaties en sommige lijnen van transport en verdeling van elektrische energie bindend worden verklaard.
Art. 9.De kalveren mogen niet voortdurend in het duister gehouden worden. Daartoe moet er voor passend dag- en kunstlicht gezorgd worden. Wordt er kunstlicht gebruikt, dan moet dit tenminste zolang branden als er tussen 9 en 17 uur daglicht is. Er moet een vaste of verplaatsbare verlichtingsbron van voldoende sterkte aanwezig zijn om de kalveren te allen tijde te kunnen inspekteren. HOOFDSTUK III. - Verzorging van de kalveren
Art. 10.Voor de verzorging van de kalveren moet voldoende en bekwaam personeel ter beschikking zijn om ziekte en gedragsveranderingen bij de dieren vast te stellen en om te oordelen of de omgevingsfaktoren voldoen om de gezondheid en het welzijn van de kalveren te waarborgen.
Art. 11.Op stal gehouden kalveren moeten ten minste tweemaal per dag en in de open lucht gehouden kalveren ten minste eenmaal per dag door de eigenaar of de voor de dieren verantwoordelijke persoon worden ge-inspecteerd. Kalveren die ziek of gewond lijken, moeten onmiddellijk op passende wijze worden verzorgd. Zieke en gewonde kalveren moeten zo nodig kunnen worden afgezonderd in adequate lokalen met droog en confortabel strooisel. Wanneer de kalveren niet reageren op de door eigenaar of houder verstrekte zorgen, moet zo spoedig mogelijk een dierenarts worden geraadpleegd zonder afbreuk te doen van de bepalingen van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987 en van de wet van 28 augustus 1991 op de uitoefening van de diergeneeskunde alsook van hun uitvoeringsbesluiten.
Art. 12.§ 1. Alle kalveren moeten kunnen beschikken over voeder dat is afgestemd op hun leeftijd en gewicht en dat beantwoordt aan op de met hun gedrag samenhangende en hun fysiologische behoeften, ten einde een goede gezondheid en welzijn van de kalveren te bevorderen. Daarom moet het voeder voldoende ijzer bevatten om een gemiddeld haemoglobinegehalte van tenminste 4,5 mmol/l te bereiken en moeten kalveren van meer dan twee weken een bepaalde minimumhoeveelheid vezelhoudend voeder per dag krijgen, waarbij de hoeveelheid moet opgedreven worden van 50g tot 250 g per dag voor kalveren van 8 tot 20 weken oud. § 2. De kalveren moeten tenminste tweemaal daags gevoederd worden.
Kalveren in groepshokken moeten, behalve bij "ad libitum" voedering of bij voedering via een automatisch voedersysteem, allemaal tegelijk kunnen eten. Kalveren mogen niet gemuilkorfd worden. § 3. Kalveren ouder dan twee weken moeten over voldoende vers water beschikken of hun dorst met andere vloeistoffen kunnen lessen. Evenwel moet in zeer warme omstandigheden en voor zieke kalveren steeds vers drinkwater ter beschikking zijn. § 4. Alle kalveren moeten zo vlug mogelijk na hun geboorte en in elk geval binnen de eerste 6 levensuren rundercolostrum toegediend worden.
Art. 13.§ 1. Stallen, uitrusting en gereedschap moeten op gepaste wijze worden gereinigd en ontsmet om kruisbesmetting en ziekteverwekkers te voorkomen. § 2. Uitwerpselen, urine en niet opgegeten of gemorst voeder moeten zo vaak mogelijk worden verwijderd om de reuk zo gering mogelijk te houden en geen vliegen en knaagdieren aan te trekken. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
Art. 14.Het koninklijk besluit van 6 juli 1994 betreffende de bescherming van kalveren in kalverhouderijen wordt opgeheven.
Art. 15.Overtredingen van de bepalingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld en gestraft overeenkomstig de bepalingen van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren.
Art. 16.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 17.Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 23 januari 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN