Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 23 december 2008
gepubliceerd op 29 december 2008

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 oktober 2007 tot invoering van een bijkomende werkgeversbijdrage ten bate van de financiering van het betaald educatief verlof voor de werkgevers die behoren tot sectoren die onvoldoende opleidingsinspanningen realiseren in uitvoering van artikel 30 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg en federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2008013648
pub.
29/12/2008
prom.
23/12/2008
ELI
eli/besluit/2008/12/23/2008013648/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

23 DECEMBER 2008. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 oktober 2007 tot invoering van een bijkomende werkgeversbijdrage ten bate van de financiering van het betaald educatief verlof voor de werkgevers die behoren tot sectoren die onvoldoende opleidingsinspanningen realiseren in uitvoering van artikel 30 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, inzonderheid op artikel 30, § 1 en § 2, tweede lid, vervangen bij de wet van 17 mei 2007, en op artikel 71;

Gelet op het voorstel van de sociale partners in het interprofessioneel akkoord van 2 februari 2007 voor de periode 2007-2008;

Gelet op het advies van het Nationale Arbeidsraad gegeven op 5 november 2008;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 13 november 2008;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 4 december 2008;

Gelet op advies nr. 45.619/1 van de Raad van State, gegeven op 11 december 2008, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op de hoogdringendheid gemotiveerd door wat volgt en beoogd door het advies van Nationale Arbeidsraad van 5 november 2008 : - moeten de sectoren, enerzijds, zo snel mogelijk geïnformeerd worden over de bepalingen in verband met het niveau van de opleidingsinspanningen; het is namelijk van primordiaal belang dat de sectoren op de hoogte zijn van deze bepalingen om sectorale akkoorden te kunnen afsluiten; - anderzijds is het noodzakelijk om de reglementaire bepalingen vóór 1 januari 2009 te nemen, de datum waarop het koninklijk besluit van 11 oktober 2007 in werking treedt.

Op de voordracht van onze Minister van Werk en onze Minister van Sociale Zaken en op het advies van onze in Raad vergaderde ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 1, § 2, 2de alinea, van het koninklijk besluit van 11 oktober 2007 tot invoering van een bijkomende werkgeversbijdrage ten bate van de financiering van het betaald educatief verlof voor de werkgevers die behoren tot sectoren die onvoldoende opleidingsinspanningen realiseren in uitvoering van artikel 30 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, worden de woorden « op de kwartaalaangifte van het vierde kwartaal van het betreffende jaar » vervangen door « op de kwartaalaangifte van het eerste kwartaal van het jaar waarin de bijdrage verschuldigd kan zijn ».

Art. 2.Artikel 3 van hetzelfde koninklijk besluit wordt vervangen door : «

Artikel 3.§ 1. De collectieve arbeidsovereenkomst inzake bijkomende opleidingsinspanningen moet op de griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg neergelegd worden, uiterlijk op 1 september van het jaar waarin de collectieve arbeidsovereenkomst in werking treedt. Als overgangsmaatregel wordt de datum vastgelegd op 1 november voor de collectieve arbeidsovereenkomsten die in 2008 in werking treden. § 2. Uiterlijk één maand na het verstrijken van de bij § 1 bepaalde termijn maakt de directeur-generaal van de Algemene Directie van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, ter informatie, de lijst van sectoren die een collectieve arbeidsovereenkomst conform de voorwaarden van dit besluit hebben neergelegd, over aan de Nationale Arbeidsraad en de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven. § 3. Uiterlijk op 1 juni van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de bijdrage verschuldigd kan zijn, maakt de directeur-generaal van de Algemene Directie van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg de lijst van sectoren die onvoldoende opleidingsinspanningen realiseren, over aan de Nationale Arbeidsraad en de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven voor advies.

Uiterlijk op 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de bijdrage verschuldigd kan zijn, maken de Nationale Arbeidsraad en de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven hun gezamenlijk advies over aan de Minister van Werk. § 4. Op basis van dit advies of, bij ontstentenis hiervan, na het verstrijken van de in § 3, tweede lid, bedoelde termijn, stelt de Minister van Werk de definitieve lijst van de sectoren die onvoldoende opleidingsinspanningen realiseren, vast bij ministerieel besluit.

Voormelde lijst wordt aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid overgemaakt uiterlijk op 15 januari van het jaar waarin de bijdrage verschuldigd kan zijn. § 5. Het in §§ 2 en 3 bepaald begrip « sector » dient te worden begrepen in de zin van de definitie in artikel 30, § 2, de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact. »

Art. 3.Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « § 1. Op 1 januari 2009 treden in werking : - artikel 30 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact; - dit besluit.

Voor de opleidinginspanningen gerealiseerd in 2008 zal de evaluatie voorzien in artikel 30, § 3 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, gebaseerd zijn op de vernieuwde sociale balansen van het jaar volgend op de datum van inwerkintreding van het koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen. » § 2. In afwijking van artikel 3, § 1, dienen de sectoren uitzonderlijk, indien uiterlijk op 1 november 2008 geen collectieve arbeidsovereenkomst werd neergelegd die voorziet in afspraken over een verhoging van de investering van de bedrijven in vorming of een verhoging van de participatiegraad van deze werknemers aan vorming voor het jaar 2008, in bijkomende opleidingsinspanningen voor de jaren 2009 en 2010 te voorzien en deze in te schrijven in de collectieve arbeidsovereenkomst die opleidingsinspanningen voor 2009 en 2010 voorziet. Deze collectieve arbeidsovereenkomst dient voor 2009 en 2010 minimaal te voorzien in een verhoging van de vormingsinspanning met 0,1 % per jaar of een toename van de participatiegraad met 5 % per jaar, bovenop de eventuele inspanningen voor 2009 en 2010. De betreffende collectieve arbeidsovereenkomst moet in dat geval neergelegd worden, uiterlijk op 1 september van het jaar waarop de collectieve arbeidsovereenkomst betrekking heeft. Artikel 3, § 4, is niet van toepassing voor de opleidingsinspanningen die in 2007 werden gerealiseerd. »

Art. 4.Onze Minister bevoegd voor Werk en onze Minister bevoegd voor Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 23 december 2008.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET De Minister van Sociale Zaken, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 23 december 2005, Belgisch Staatsblad van 30 december 2005. Koninklijk besluit van 11 oktober 2007, Belgisch Staatsblad van 5 december 2007.

^