gepubliceerd op 30 mei 2018
Koninklijk besluit tot wijziging van het Koninklijk besluit van 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign Terrorist Fighters en tot uitvoering van sommige bepalingen van de afdeling 1bis "Het informatiebeheer" van hoofdstuk IV van de wet op het politieambt en tot omvorming van de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign Terrorist Fighters naar de gemeenschappelijke gegevensbank Terrorist Fighters
23 APRIL 2018. - Koninklijk besluit tot wijziging van het Koninklijk besluit van 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign Terrorist Fighters en tot uitvoering van sommige bepalingen van de afdeling 1bis "Het informatiebeheer" van hoofdstuk IV van de wet op het politieambt en tot omvorming van de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign Terrorist Fighters naar de gemeenschappelijke gegevensbank Terrorist Fighters
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van Koninklijk besluit tot wijziging van het Koninklijk besluit van 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign Terrorist Fighters en tot uitvoering van sommige bepalingen van de afdeling 1bis "Het informatiebeheer" van hoofdstuk IV van de wet op het politieambt en tot omvorming van de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign Terrorist Fighters naar de gemeenschappelijke gegevensbank Terrorist Fighters, waarvan we de eer hebben het ter ondertekening van Uwe Majesteit voor te leggen, heeft tot doel de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign Terrorist Fighters om te vormen tot de gemeenschappelijke gegevensbank Terrorist Fighters en de voorwaarden te bepalen die betrekking hebben op het beheer van deze gemeenschappelijke gegevensbank, door een nieuwe bijzondere categorie toe te voegen, bovenop de Foreign Terrorist Fighters (F.T.F.'s), namelijk de Homegrown Terrorist Fighters (hierna H.T.F.'s genoemd).
I. Algemene commentaar.
Voorliggend ontwerp van Koninklijk besluit heeft tot doel bepaalde aspecten van de gemeenschappelijke gegevensbank F.T.F. (zoals ingevoerd door het Koninklijk besluit van 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign Terrorist Fighters) uit te breiden door er ook de fysieke personen die beschouwd worden als Homegrown Terrorist Fighters in op te nemen. De gemeenschappelijke gegevensbank zal aldus worden omgevormd tot de gemeenschappelijke gegevensbank "Terrorist Fighters" (T.F.) en de categorieën van "Foreign Terrorist Fighters" en "Homegrown Terrorist Fighters" bevatten.
Het opschrift van het Koninklijk besluit van 21 juli 2016 wijzigt derhalve in "Koninklijk besluit betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Terrorist Fighters".
De wet van 27 april 2016 inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme heeft immers in de afdeling 1bis « Het informatiebeheer » van hoofdstuk IV van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, voor de minister van Binnenlandse Zaken en de minister van Justitie de mogelijkheid ingevoerd om gemeenschappelijke gegevensbanken op te richten in het kader van het voorkomen en het bestrijden van terrorisme en van extremisme dat kan leiden tot terrorisme.
Deze gemeenschappelijke gegevensbanken maken het voor verschillende diensten met verschillende bevoegdheden mogelijk om hun gegevens en informatie te delen teneinde doeltreffender te zijn in het kader van het bestrijden en het opvolgen van terrorisme en van extremisme dat kan leiden tot terrorisme.
De bedoeling is om kennis te delen met het oog op de bescherming van onze burgers tegen het blinde geweld van bepaalde personen of groeperingen en om op deze gewelddadige acties te anticiperen en ze te verhinderen.
In deze gemeenschappelijke gegevensbank T.F. worden inlichtingenfiches opgenomen van de strijders die afreizen naar jihadistische conflictzones (F.T.F.) en van Homegrown Terrorist Fighters (H.T.F.) die mogelijk terroristische acties kunnen uitvoeren. Deze fiche maakt het onder meer mogelijk om: - de potentiële dreiging te beoordelen die van deze personen uitgaat, en - een opvolging te verzekeren met het oog op het anticiperen op en het verhinderen van mogelijke terroristische acties door hen.
De opvolging van H.T.F.'s binnen een gemeenschappelijke gegevensbank waarin deze opgenomen zouden worden, is dringend en noodzakelijk. De recente dramatische gebeurtenissen in Nice, Berlijn, Londen en Parijs illustreren dit.
Bij de aanslag in Nice op 14 juli 2016 vielen er 86 dodelijke slachtoffers en honderden gewonden. Deze aanslag werd opgeëist door Islamitische Staat. Het lijkt dat de dader, een Tunesiër met verblijfplaats in Frankrijk, zeer snel geradicaliseerd is vóór de aanslag. In dit geval is het duidelijk dat het nuttig is om iemand te registreren als H.T.F. en de opvolging van deze individuen in de gemeenschappelijke gegevensbank T.F. te verzekeren.
In het geval van de dubbele aanslag van Westminster in Londen op 22 maart 2017 waarbij een auto werd ingezet als stormram en een steekwapen werd gebruikt, en waarbij 5 dodelijke slachtoffers en meer dan 50 gewonden vielen, zou de dader, een Brit, geradicaliseerd zijn tijdens zijn gevangenisstraf en tijdens zijn reizen in Saudi-Arabië.
Vóór 22 maart was hij trouwens al verschillende keren in beschuldiging gesteld van ernstige feiten van agressie, wapenbezit en het verstoren van de openbare orde. Ook hier is het belang duidelijk om deze individuen te kunnen opvolgen als H.T.F. van zodra de criteria zijn vervuld om hem als dusdanig te valideren in de gemeenschappelijke gegevensbank T.F..
De dader van de aanslag in Berlijn die op 19 december 2016 inreed op de massa en waarbij 12 slachtoffers vielen en meer dan 50 gewonden, ook een Tunesiër, een asielzoeker die uitgeprocedeerd was in Duitsland, was lid van een salafistisch jihadistisch netwerk en werd door de Duitse inlichtingendiensten beschouwd als een gevaarlijk individu voor de veiligheid van de staat.
Teneinde te antwoorden op de opmerkingen in het advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer nr. 04/2018 van 17 januari 2018, waarbij zij stelt dat het voorliggend ontwerp van koninklijk besluit alle vormen van terrorisme en extremisme dat tot terrorisme kan leiden viseert, en dus niet alleen het jihadisme, worden hierna een aantal voorbeelden gegeven die aantonen dat de uitbreiding tot alle vormen van terrorisme en extremisme dat tot terrorisme kan leiden, gerechtvaardigd is. Immers, in 2017 en 2018 alleen al heeft extreemrechts een tiental aanslagen uitgevoerd en/of gepland in Europa. Enkele daarvan konden tijdig verijdeld worden door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. ° In het Zweedse Göteborg raakte in januari 2017 een vluchteling zwaar gewond na een extreemrechtse aanslag met een bom op een asielcentrum; ° In Londen reed een extreemrechtse Welshman in juni 2017 met zijn bestelwagen in op de moskeegangers na de ramadan vlakbij de moskee van Finsbury Park. Er vielen één dode en verscheidene gewonden; ° Nog in juni 2017 kon in Zuid-Frankrijk een extreemrechtse aanslag op Franse president Macron verijdeld worden; ° Tot slot heeft een vroegere kandidaat van de Lega Nord in februari 2018 zeven personen van Afrikaanse afkomst vanuit zijn wagen beschoten in Macerata, Italië. Er vielen verschillende gewonden.
De Homegrown Terrorist Fighter wordt gedefinieerd als elke fysieke persoon waarbij er een aanknopingspunt is met België en vanaf het ogenblik dat er aan minstens één van beide volgende criteria is voldaan: a) Er bestaan ernstige aanwijzingen dat zij de intentie hebben om geweld te gebruiken tegen personen of materiële belangen om ideologische of politieke redenen met het doel hun doelstellingen door middel van terreur, intimidatie of dreigingen te bereiken; b) Er bestaan ernstige aanwijzingen dat de persoon doelbewust steun levert, meer bepaald logistiek, financieel of met opleidings- of rekruteringsdoeleinden, aan de personen geviseerd in a) of aan personen die geregistreerd staan als F.T.F. en waarvoor er ernstige aanwijzingen bestaan dan zij de intentie hebben om een gewelddadige actie uit te voeren.
Wat het eerste criterium van de bovenvermelde primaire criteria betreft, mogen de "ernstige aanwijzingen" niet enkel gebaseerd zijn op de persoonlijke beweegredenen van de potentiële H.T.F., maar tevens en vooral op diens materiële handelingen ter voorbereiding van een aanslag.
Een ernstige aanwijzing betreft een situatie die met concrete elementen kan worden ondersteund. Het OCAD beslist in fine over de validering als T.F..
Volgende voorbeelden laten toe om het eerste criterium te illustreren.
Zo zal bijvoorbeeld een aanhanger van Islamitische Staat die vanuit een gevangenis in België een aanslag plant na zijn vrijlating en dit voor rekening van Islamitische Staat, opgenomen worden als H.T.F.. In diezelfde lijn zal een Belgische aanhanger van Islamitische Staat die vanuit Syrië of Irak door leden van Islamitische Staat wordt verzocht of geïnspireerd om aanslagen te plegen in België, worden opgenomen.
Ook een militant van extreemrechts die terroristische acties plant tegen een opvangcentrum voor vluchtelingen omwille van ideologische motieven zal als H.T.F. kunnen worden opgenomen in de gemeenschappelijke gegevensbank T.F. Daarentegen zal een persoon die bijvoorbeeld vertrekt om in Oost-Oekraïne te gaan strijden, niet worden opgenomen als H.T.F..
Het tweede criterium kan worden geduid aan de hand van volgende voorbeelden. Zo zal bijvoorbeeld een persoon die vrijwillig financiële steun levert aan een Belgische extreemrechtse groep die gekend is voor het plannen van daden van terrorisme in België, opgenomen worden als H.T.F.. Ook een persoon die financiële steun levert aan een andere persoon kan opgenomen worden als H.T.F, als deze laatste zelf andere personen in België rekruteert om te gaan strijden in een jihadistische conflictzone. Daarentegen zal een Belgische geradicaliseerde persoon die sympathiseert met Islamitische Staat niet worden opgenomen als H.T.F. indien hij geen enkele vorm van steun (logistiek, financieel, ...) levert aan Islamitische Staat.
De Raad van State stelt in haar advies nr. 62.629/2 d.d. 31 januari 2018, dat het nieuwe artikel 6, § 1, 2°, c) redundant is gezien wat reeds bepaald wordt in artikel 6, § 1, 1° /1 (artikel 7, b) van het voorliggend ontwerp van koninklijk besluit). Het nieuwe artikel 6, § 1, 2°, c) creëert echter een nieuwe categorie, met name de potentiële H.T.F.'s. Net als de F.T.F.'s worden ook de potentiële H.T.F.'s opgenomen waarvoor een opvolging vereist is op basis van aanwijzingen waaruit kan worden afgeleid dat ze in de gemeenschappelijke gegevensbank T.F. geregistreerd en gevalideerd zouden kunnen worden.
Het gaat dan om personen die nog niet beantwoorden aan de vereiste criteria, maar voor wie er bepaalde aanwijzingen bestaan dat zij als Home-grown Terrorist Fighters beschouwd zouden kunnen worden. Deze personen zullen dus worden geregistreerd in de gemeenschappelijke gegevensbank T.F. met als doel bijkomende gegevens of informatie in te zamelen die al dan niet het statuut van Homegrown Terrorist Fighter zullen onderbouwen.
Net als voor de F.T.F.'s is de exploitatie van de gegevens van de inlichtingenfiche van een H.T.F. een waardevol middel om de dreiging die de persoon vormt en de opvolging die dient te gebeuren, te bepalen.
Deze fiche, die door het OCAD (de expert inzake dreigingsanalyse) wordt geëvalueerd, moet voortdurend evolueren in functie van de informatie van de diensten die de gemeenschappelijke gegevensbank T.F. voeden.
Deze inlichtingenfiche bevat alle persoonsgegevens en informatie die afkomstig zijn van de diensten die de gemeenschappelijke gegevensbank T.F. voeden. Enkel niet-geclassificeerde gegevens worden in deze fiche opgenomen.
De informatiekaart is een uittreksel van de inlichtingenfiche die de niet-geclassificeerde persoonsgegevens en informatie bevat die strikt beperkt zijn tot de behoefte om te kennen van de bestemmeling voor de opvolging van de persoon. Voorliggend ontwerp van besluit wijzigt niets aan de bepalingen met betrekking tot de informatiekaart, noch aan de omschrijving van de basis- en partnerdiensten.
Krachtens artikel 8 § 2, 1° van de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging, is dit ontwerp vrijgesteld van een voorafgaande impactanalyse daar het betrekking heeft op bepalingen inzake de nationale veiligheid.
De Raad van State gaf haar advies nr. 62.629/2 op 31 januari 2018. De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer gaf haar advies nr. 04/2018 op 17 januari 2018. Zowel de Raad van State als de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer verwijzen in hun respectievelijke adviezen naar de nieuwe Europese regelgeving inzake bescherming van persoonsgegevens die recent werd uitgevaardigd: het betreft de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (Algemene Verordening Gegevensbescherming - AVG) en de Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad (Richtlijn voor Politie en Justitie). De AVG wordt van toepassing in het Belgisch recht op 25 mei 2018, de Richtlijn voor Politie en Justitie moet via nationale wetgeving omgezet worden in Belgisch recht tegen uiterlijk 6 mei 2018. De omzetting van deze nieuwe Europese regelgeving in de Belgische rechtsorde zal gebeuren door een voorontwerp van kaderwet met betrekking tot de bescherming van gegevens, die momenteel voorbereid wordt en die van toepassing zal zijn op de gemeenschappelijke gegevensbanken, net als op elke verwerking van persoonsgegevens.
Voorliggend ontwerp van koninklijk besluit is niet tegenstrijdig met dit ontwerp van kaderwet.
De Raad van State stelt in zijn advies nr. 62.629/2 dat de voorafgaandelijke aangifte van de gemeenschappelijke gegevensbank door de ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie bij het Vast Comité van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en het Controleorgaan op de politionele informatie overeenkomstig artikel 44/11/3bis, § 3 van de wet op het politieambt, nog niet gebeurd is. De gemeenschappelijke gegevensbank Foreign Terrorist Fighters die gecreëerd werd door het koninklijk besluit van 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign Terrorist Fighters en tot uitvoering van sommige bepalingen van de afdeling 1bis "Het informatiebeheer" van hoofdstuk IV van de wet op het politieambt, werd d.d. 3 november 2016 en 26 juni 2017 aangegeven. De voorafgaandelijke aangifte betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Terrorist Fighters (T.F.), die gecreëerd wordt door voorliggend ontwerp van koninklijk besluit, zal aangegeven worden eens het voorliggende ontwerp van koninklijk besluit aangenomen is.
II. Artikelsgewijze commentaar.
In artikel 1, 2° en 11° en in artikel 2 van het Koninklijk besluit van 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank F.T.F. worden de woorden "gemeenschappelijke gegevensbank Foreign Terrorist Fighters" telkens vervangen door de woorden "gemeenschappelijke gegevensbank Terrorist Fighters".
In de artikelen 1, 13°, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 13, 14, 15 en 16 van hetzelfde besluit worden de woorden "gemeenschappelijke gegevensbank F.T.F." telkens vervangen door de woorden "gemeenschappelijke gegevensbank Terrorist Fighters".
Artikel 1.
Artikel 1 wijzigt het opschrift van het Koninklijk besluit van 21 juli 2016 aangezien de gemeenschappelijke gegevensbank F.T.F. de gemeenschappelijke gegevensbank Terrorist Fighters (hierna gemeenschappelijke gegevensbank T.F. genoemd) wordt. De gemeenschappelijke gegevensbank T.F. bevat voortaan de F.T.F.'s en de H.T.F.'s.
Artikel 2.
Artikel 2 van dit ontwerp wijzigt artikel 1 van het voornoemde Koninklijk besluit om aan de lijst van definities deze van "Homegrown Terrorist Fighter" en "Terrorist Fighter" toe te voegen. Daarnaast voert artikel 2 een aantal technische aanpassingen door, in functie van het nieuwe statuut H.T.F. Artikel 3.
Artikel 3 van dit ontwerp voert technische wijzigingen door in het Koninklijk besluit van 21 juli 2016 door de invoeging van de nieuwe categorie "Homegrown Terrorist Fighter" in de gemeenschappelijke gegevensbank T.F. Artikel 4.
Artikel 4 van dit ontwerp voert een technische wijziging door in het Koninklijk besluit van 21 juli 2016 door de invoeging van de nieuwe categorie "Homegrown Terrorist Fighter" in de gemeenschappelijke gegevensbank T.F. Artikel 5.
Het OCAD heeft als specifieke opdracht om het statuut van de "Foreign Terrorist Fighter" of van de "Homegrown Terrorist Fighter" te valideren. Op basis van gegevens en informatie ingebracht in de gemeenschappelijke gegevensbank T.F., zal het OCAD al dan niet bevestigen of de geregistreerde persoon een Foreign Terrorist Fighter is volgens de criteria beschreven in artikel 6, § 1, 1° of een Home-grown Terrorist Fighter op basis van 6, § 1, 1° /1. Deze validering door het OCAD zal de noodzaak bevestigen om de betrokken persoon op te volgen. De methodologie gebruikt door het OCAD voor de validering van het statuut F.T.F. of H.T.F. is geïntegreerd in de gemeenschappelijke gegevensbank T.F. en maakt deel uit van de voorafgaandelijke aangifte opgesteld voor het COC en het Comité I. Artikel 6.
Artikel 6 van dit ontwerp voert een technische wijziging door in het Koninklijk besluit van 21 juli 2016 door de invoeging van de nieuwe categorie « Homegrown Terrorist Figther" in de gemeenschappelijke gegevensbank T.F. Artikel 7.
Overeenkomstig artikel 44/11/3bis, § 4 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt (hierna: wet op het politieambt), bepaalt dit artikel de types van persoonsgegevens die in de gemeenschappelijke gegevensbank T.F. verwerkt worden voor wat betreft de H.T.F's.
Naast de F.T.F.'s wordt in deze gemeenschappelijke gegevensbank T.F. elke fysieke persoon opgenomen die een link heeft met België vanaf het ogenblik dat er aan minstens één van beide volgende criteria is voldaan: a) Er bestaan ernstige aanwijzingen dat zij de intentie hebben om geweld te gebruiken tegen personen of materiële belangen om ideologische of politieke redenen met het doel hun doelstellingen door middel van terreur, intimidatie of dreigingen te bereiken; b) er bestaan ernstige aanwijzingen dat deze persoon doelbewust levert, onder andere (niet limitatief) logistiek, financieel of met opleidings- of rekruteringsdoeleinden, aan de personen bedoeld in a) of aan personen die geregistreerd staan als F.T.F..
Om te antwoorden op de opmerkingen van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in haar advies nr. 04/2018 van 17 januari 2018 aangaande de vraag naar het aanknopingspunt met België, wordt hier gepreciseerd dat het belangrijk is een onderbouwd aanknopingspunt te bepalen tussen de H.T.F. en België, of dit nu juridisch en/of feitelijk van aard is. Bijvoorbeeld, in het geval van een H.T.F. met de Belgische nationaliteit, die de intentie zou hebben om een aanslag te plegen in Frankrijk, zou de weerhouden link van juridische aard zijn: de Belgische nationaliteit van de betrokkene. In het geval van een H.T.F. met een buitenlandse nationaliteit, die in Frankrijk verblijft, en die doelbewust logistieke steun zou verlenen aan een terroristische groep in Duitsland met de bedoeling om een aanslag te plegen in België, zou de weerhouden link van feitelijke aard zijn, het is te zeggen, de plaats van de mogelijke aanslag, België. Het is noodzakelijk om een zekere flexibiliteit te behouden in het vaststellen van een "aanknopingspunt" met België. Deze relatieve flexibiliteit wordt omkaderd door een dubbele controle op het vlak van validering. Een eerste controle gebeurt door de partnerdiensten wanneer zij een potentiële T.F. ingeven in de gemeenschappelijke gegevensbank T.F.. Een tweede controle gebeurt door het OCAD, bij de validering van een persoon als T.F. in de gemeenschappelijke gegevensbank Terrorist Fighters.
De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer stelt in zijn advies nr. 04/2018 dat ook bepaalde andere concepten in het ontwerp van artikel 6, § 1, 1° /1, a) te vaag zouden zijn. Deze bepaling werd echter gebaseerd op de definitie van terrorisme bepaald in artikel 8, § 1, b) van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, die eveneens de begrippen "materiële belangen", en "ideologische en politieke motieven" hanteert. Een verwijzing naar deze definitie werd ook opgenomen in artikel 3 van de wet van 10 juli 2006 betreffende de analyse van de dreiging. Dezelfde terminologie wordt nu hernomen in voorliggend ontwerp van besluit.
De Raad van State stelt in haar advies nr. 62.629/2 d.d. 31 januari 2018, dat het nieuwe artikel 6, § 1, 2°, c) redundant is gezien wat reeds bepaald wordt in artikel 6, § 1er, 1° /1 (artikel 7, b) van het voorliggend ontwerp van koninklijk besluit). Het nieuwe artikel 6, § 1, 2°, c) creëert echter een nieuwe categorie, met name de potentiële H.T.F.'s. Dit zijn de personen die zich bevinden in een situatie die een opvolging vereist op basis van aanwijzingen waaruit kan worden afgeleid dat zij zich in een van bovengenoemde te bepalen situaties bevinden en die eveneens opgenomen worden in de gemeenschappelijke gegevensbank T.F.. Het betreft bijgevolg een tijdelijke situatie na afloop waarvan deze persoon al dan niet in de gemeenschappelijke gegevensbank T.F. opgenomen blijft.
In hun gezamenlijke voorafgaandelijke aangifte bedoeld in artikel 44/11/3bis, § 3, van de wet op het politieambt, zullen de minister van Veiligheid en van Binnenlandse Zaken en de minister van Justitie aangeven welke gegevens en informatie met betrekking tot H.T.F.'s elke dienst moet doorgeven om de gemeenschappelijke gegevensbank T.F. te voeden.
Het onderhavige ontwerp betreft echter niet de van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten afkomstige geclassificeerde inlichtingen. De gemeenschappelijke gegevensbank T.F. is een gemeenschappelijke gegevensbank die ter beschikking gesteld wordt van talrijke partners.
Het is belangrijk om sommige gegevens of informatie die zodanig gevoelig zijn dat ze geclassificeerd werden, niet in gevaar te brengen en te verspreiden.
Artikel 8.
Wat de basisdiensten betreft, bepaalt artikel 44/11/3ter, § 1 van de wet op het politieambt dat zij rechtstreeks toegang hebben tot de gemeenschappelijke gegevensbanken. Voor de partnerdiensten, bepaalt de wetgever ofwel een rechtstreekse toegang, ofwel een toegang via rechtstreekse bevraging (soort HIT, NO HIT).
De rechtstreekse bevraging zal voortaan slaan op het bestaan van gegevens over een F.T.F. of een H.T.F. die voldoet aan de criteria bedoeld in artikel 6, § 1, 1° of 1° /1. De rechtstreekse bevraging kan bovendien eveneens slaan op de gegevens van potentiële F.T.F.'s of H.T.F.'s bedoeld in artikel 6, § 1, 2°. Om te antwoorden op de opmerkingen van de Commissie ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer in haar advies nr. 04/2018 van 17 januari 2018, is de mogelijkheid om de aanwezigheid van potentiële F.T.F.'s of H.T.F.'s (HIT, NO HIT) in de gemeenschappelijke gegevensbank T.F rechtstreeks te bevragen gerechtvaardigd door een nood aan een betere informatiestroom waarbij de nadruk wordt gelegd op de coördinatie tussen de diensten. Aangezien de rechtstreekse bevraging de dienst die de gemeenschappelijke gegevensbank T.F. bevraagt enkel toelaat te bevestigen of er een potentiële HIT is, moet deze dienst, in geval van een HIT, een basisdienst contacteren die de beschikbare informatie kan contextualiseren in functie van de noden van de betrokken diensten. Er is dus een menselijke tussenkomst om te vermijden dat beslissingen enkel of zelfs deels gebaseerd worden op niet-gevalideerde gegevens.
De mogelijkheid om niet-gevalideerde gegevens te gebruiken wordt dus omkaderd door procedures. De aangebrachte wijziging wil vooral de voorgemelde coördinatie tussen de diensten toelaten, en ervoor zorgen dat de basisdiensten geïnformeerd worden wanneer andere diensten interesse hebben in personen die mogelijks behoren tot een van de persoonscategorieën die voorzien worden in voorliggend koninklijk besluit. Bij het vaststellen van een potentiële terrorist fighter in de gemeenschappelijke gegevensbank T.F., is het aan de betrokken dienst om na het verloop van de termijn van maximaal 6 maanden waarin de betrokken potentiële terrorist fighter ofwel geregistreerd wordt als terrorist fighter, ofwel gewist wordt uit de gemeenschappelijke gegevensbank T.F. omdat hij niet voldoet aan de criteria, de gemeenschappelijke gegevensbank terrorist fighters opnieuw te bevragen.
Daarenboven is er voorgesteld dat de Nationale Veiligheidsoverheid (NVO), de collegiale overheid die bevoegd is voor de afgifte of de intrekking van de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen, kan beschikken over een directe toegang tot de gemeenschappelijke gegevensbank T.F, overeenkomstig artikel 44/11/3ter, § 3, van de wet op het politieambt. Concreet moet het secretariaat van NVO in de mogelijkheid gesteld worden om de beslissingen van het College zelf in deze gemeenschappelijke gegevensbank in te brengen, hetgeen een directe toegang van de NVO tot de gemeenschappelijke gegevensbank Terrorist Fighters verantwoordt.
Het spreekt van zelf dat dit enkel slaat op de beslissingen die betrekking hebben op de personen die reeds volgens de geëigende procedure in de gemeenschappelijke gegevensbank opgenomen werden. Om te antwoorden op de opmerking van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer met betrekking tot de finaliteit waarvoor de Nationale Veiligheidsoverheid rechtstreeks toegang zal hebben, wordt gepreciseerd dat deze ligt in het voeden van de databank met de beslissingen genomen in het kader van zijn bevoegdheid inzake veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen.
Wat de basisdiensten betreft, bepaalt artikel 44/11/3ter, § 1 van de wet op het politieambt dat zij rechtstreeks toegang hebben tot de gemeenschappelijke gegevensbanken. Voor de partnerdiensten, bepaalt de wetgever ofwel een rechtstreekse toegang, ofwel een toegang via rechtstreekse bevraging (soort HIT, NO HIT). De rechtstreekse bevraging zal voortaan slaan op het bestaan van gegevens over een Foreign Terrorist Fighter of een Homegrown Terrorist Fighter die voldoet aan de criteria bedoeld in artikel 6, § 1, 1° of 1° /1. De rechtstreekse bevraging kan bovendien eveneens slaan op de gegevens van potentiële F.T.F.'s of H.T.F.'s bedoeld in artikel 6, § 1, 2°.
Om te antwoorden op de opmerkingen van de Commissie ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer in haar advies nr. 04/2018 van 17 januari 2018, wordt er verduidelijkt dat de verschillende partnerdiensten die vermeld worden in artikel 44/11/3ter, § 2, b), c), e) en i) van de wet op het politieambt, het is te zeggen, de Algemene Directie Crisiscentrum, de Algemene Directie Veiligheid en Preventie van de Federale overheidsdienst Binnenlandse Zaken, de Federale overheidsdienst Buitenlandse Zaken, de Directie-generaal Consulaire Zaken en de onderzoeks- en opsporingsdiensten van de Algemene Administratie der douane en accijnzen, zullen beschikken over een recht op rechtstreekse bevraging (hit/no hit) van de gemeenschappelijke gegevensbank T.F., met het oog op afstemming en een goede communicatie-uitwisseling. Het is bijvoorbeeld noodzakelijk dat de Directie-generaal Consulaire Zaken van de FOD Buitenlandse Zaken, in het kader van de afgifte van een visum, de gemeenschappelijke gegevensbank T.F. zou kunnen raadplegen en in het geval van een `hit' contact opneemt met één van de basisdiensten om zo zijn beslissing aan te passen aan de opvolging die voor de betrokken persoon werd voorzien (bijvoorbeeld de weigering van een visum). Zo heeft ook de Algemene Directie Veiligheid en Preventie van de FOD Binnenlandse Zaken, in het kader van een vraag tot afgifte van een toegangsbadge voor een luchthaven, er baat bij om te weten of de verzoekende persoon opgenomen is als terrorist fighter. De Algemene Directie Crisiscentrum heeft er belang bij de gemeenschappelijke gegevensbank Terrorist Fighters rechtstreeks te bevragen om te weten of de administratieve maatregel die zij zou treffen tegen een terrorist fighter, pertinent is gezien de informaties of persoonsgegevens die één of meerdere basisdiensten zouden meedelen ingevolge een `hit'. Ten slotte spreekt het voor zich dat het ook voor de opsporings- en onderzoeksdiensten van de Algemene Directie Douane en Accijnzen noodzakelijk is om een rechtstreeks bevraging te kunnen doen van de gemeenschappelijke gegevensbank Terrorist Fighters. Zo zal er inderdaad, in geval van een `hit', een striktere controle kunnen plaatsvinden van de bagage van een terrorist fighter of kan er in tegendeel gevraagd worden om geen bagage te controleren van een terrorist fighter om geen argwaan bij de betrokken persoon te wekken.
Wat de toegangen voor de Gemeenschappen betreft, worden geen wijzigingen aangebracht. De toegang tot de gemeenschappelijke gegevensbank Terrorist Fighters werd toegekend aan de aangewezen bevoegde diensten van de Gemeenschappen en is identiek aan diegene die reeds bestond voor de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign Terrorist Fighters. Deze diensten voeden de gemeenschappelijke gegevensbank volgens dezelfde voorwaarden.
Artikel 9.
Artikel 9 van dit ontwerp voert een technische wijziging door in het Koninklijk besluit van 21 juli 2016 door de invoeging van de nieuwe categorie "Homegrown Terrorist Figther" in de gemeenschappelijke gegevensbank T.F. Artikel 10.
Dit artikel bepaalt dat enkel de basisdiensten een inlichtingenfiche kunnen creëren, wat wil zeggen dat enkel zij een persoon bedoeld in artikel 6, § 1, 1°, 1° /1 of 2° kunnen opnemen in de gemeenschappelijke gegevensbank T.F.. Overeenkomstig artikel 5 van onderhavig besluit is het aan het OCAD om te bepalen of de betrokken persoon effectief in één van de categorieën van de gemeenschappelijke gegevensbank T.F. valt.
Artikel 11.
De inlichtingenfiche van de personen bedoeld in artikel 6, § 1, 1°, 1° /1 of 2° is slechts toegankelijk voor de diensten die een rechtstreekse toegang hebben tot de gemeenschappelijke gegevensbank T.F. Deze inlichtingenfiche mag niet meegedeeld worden aan andere diensten of instellingen.
Teneinde te antwoorden op de opmerkingen in het advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer nr. 04/2018 van 17 januari 2018, waar zij zich de vraag stelt waarom de toegang tot de "inlichtingenfiche" niet aan de voorwaarden onderworpen is dat elke toegangsgerechtigde persoon over een veiligheidsmachtiging dient te beschikken, terwijl deze voorwaarde nochtans wel voorzien is voor de toegang tot de `informatiekaart", wordt verwezen naar artikel 7, § 2 van het koninklijk besluit van 21 juli 2016, dat bepaalt dat elke dienst die beschikt over een rechtstreekse toegang tot de gemeenschappelijke gegevensbank, de leden van zijn organisatie aanwijst die een toegang hebben tot de persoonsgegevens en de informatie van de gegevensbank. Deze leden zijn houder van een veiligheidsmachtiging van het niveau "geheim". De personen die toegang hebben tot de inlichtingenfiche beschikken dus overeenkomstig deze bepaling wel degelijk over een veiligheidsmachtiging.
Om de eventuele onderzoeken waarvan de betrokkene het voorwerp uitmaakt, niet in gevaar te brengen, wordt sommige meer gevoelige informatie betreffende deze onderzoeken niet hernomen op de inlichtingenfiche. Hetzelfde geldt voor de informatie met betrekking tot de methoden voor het verzamelen van gegevens die door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten in plaats zijn gesteld en die niet voorkomen op de inlichtingenfiche.
Deze gegevens en informatie maken dus a priori het voorwerp uit van een embargo zoals voorzien in artikel 44/11/3ter, § 5 van de wet op het politieambt aangezien ze volgens de voorziene regels de gemeenschappelijke gegevensbank T.F. niet zullen voeden.
Artikel 12.
Het feit dat de informatiekaart niet kan dienen als bewijsstuk om een administratieve beslissing te motiveren is een praktisch obstakel tijdens het nemen van administratieve beslissingen, dat weggenomen moet worden.
Het doel van de gemeenschappelijke gegevensbank is niet enkel om het delen van gegevens te verbeteren, maar ook om een kader te hebben voor het nemen van maatregelen, waartoe in overleg besloten wordt binnen de hiervoor voorziene platformen. Het is bijgevolg belangrijk om te preciseren dat de diensten die een rechtstreekse toegang hebben tot de gemeenschappelijke gegevensbank T.F. hun administratieve beslissingen kunnen steunen op de evaluatie van de dreiging geleverd door het OCAD overeenkomstig artikel 4 en ingevoerd in de gemeenschappelijke gegevensbank T.F.. Om een dubbele werklast te vermijden voor de diensten die de gemeenschappelijke gegevensbank T.F. voeden, is het voor hen dus mogelijk om de evaluatie van het OCAD, met officiële hoofding, datum en handtekening van de directeur van het OCAD, te printen.
Wat betreft de lijsten die getrokken kunnen worden uit de gemeenschappelijke gegevensbank T.F., zijn enkel de diensten die een rechtstreekse toegang hebben tot de gemeenschappelijke gegevensbank Terrorist Fighters gemachtigd om dit te doen, en dit enkel voor intern gebruik. Om te antwoorden op de opmerkingen van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in haar advies nr. 04/2018 van 17 januari 2018, wordt er benadrukt dat een lijst minstens de geanonimiseerde gegevens van terrorist fighters (statistieken) bevat en hoogstens de persoonsgegevens en informaties uit de informatiekaarten betreffende deze laatsten.
Het begrip "lijst" moet begrepen worden in de gebruikelijke betekenis van het woord: een opsomming van persoonsgegevens (bijvoorbeeld: geboortedatum, E-ID-nummer,...) die betrekking hebben op meerdere personen. De lijst verschilt van de informatiekaart die slechts één persoon betreft en die meer persoonsgegevens bevat over deze persoon.
De mededeling door de basisdiensten van persoonsgegevens of informatie, onder de vorm van lijsten gehaald uit de informatiekaarten en betrekking hebbend op terrorist fighters aan andere diensten of instellingen wordt dan ook niet toegestaan, met uitzondering van de gevallen zoals voorzien in artikel 44/11/3quater van de wet op het politieambt, zijnde indien de beheerder, de operationeel verantwoordelijke, het OCAD en de diensten bedoeld in artikel 44/11/3ter, § 1 van de wet op het politieambt, evalueren dat de mededeling noodzakelijk is voor een welbepaald doel waarmee de betrokken ontvanger belast werd. Om te antwoorden op de opmerking van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, wordt toegevoegd dat de lijsten gehaald uit de gemeenschappelijke gegevensbank Terrorist Fighters enkel mogen gecommuniceerd worden aan andere overheidsinstanties en openbare organen. Voor de toepassing van voorliggend koninklijk besluit moet onder "overheidsinstantie" en "openbaar orgaan" worden verstaan openbare instellingen in de zin van een overheidsinstelling die een openbare dienst verleent. Daarnaast mag de mededeling van een of meerdere lijsten enkel gebeuren omwille van een welbepaald doel dat kadert in de wettelijke opdrachten van de betrokken ontvanger (bijvoorbeeld in het kader van een historische of statistische opzoeking). Deze lijsten mogen niet gebruikt worden voor een andere doelstelling. Ten slotte mogen de lijsten niet langer bewaard worden dan nodig voor het verwezenlijken van deze doelstelling.
Hiermee willen we vermijden dat verschillende lijsten met persoonsgegevens verspreid raken op ongepaste wijze voor doeleinden die dit niet rechtvaardigen. Hernomen worden op een dergelijke lijst heeft immers zware gevolgen voor de betrokken personen.
Artikel 13.
Artikel 13 van dit ontwerp voert technische wijzigingen door in het Koninklijk besluit van 21 juli 2016 door de invoeging van de nieuwe categorie "Homegrown Terrorist Fighter" in de gemeenschappelijke gegevensbank T.F. Artikel 14 Artikel 14 voert technische wijzigingen door in het Koninklijk besluit van 21 juli 2016 door de invoeging van de nieuwe categorie "Homegrown Terrorist Fighter" in de gemeenschappelijke gegevensbank T.F. Artikel 15 Artikel 15 voert technische wijzigingen door in het Koninklijk besluit van 21 juli 2016 door de invoeging van de nieuwe categorie "Homegrown Terrorist Fighter" in de gemeenschappelijke gegevensbank T.F..
Artikel 16 Artikel 16 voert een technische wijziging door in het Koninklijk besluit van 21 juli 2016 door de invoeging van de nieuwe categorie "Homegrown Terrorist Fighter" in de gemeenschappelijke gegevensbank T.F. Artikel 17 Artikel 17 van dit ontwerp voert een technische wijziging door in het Koninklijk besluit van 21 juli 2016 door de invoeging van de nieuwe categorie "Homegrown Terrorist Fighter" in de gemeenschappelijke gegevensbank T.F..
Artikel 18 Artikel 18 bepaalt de inwerkingtreding van het besluit.
Het ontwerp van het besluit bevat belangrijke maatregelen inzake de goede uitvoering van bepaalde opdrachten toegekend aan meerdere diensten in het kader van de strijd tegen het terrorisme en brengt geen rechtstreekse gevolgen met zich mee voor onze burgers. De bepalingen van huidig ontwerp moeten bijgevolg zo snel mogelijk worden toegepast.
Artikel 19 Dit artikel betreft de uitvoering van voorliggend besluit.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Vice-Eerste Minister, Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, J. JAMBON De Minister van Justitie, K. GEENS
23 APRIL 2018. - Koninklijk besluit tot wijziging van het Koninklijk besluit van 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign Terrorist Fighters en tot uitvoering van sommige bepalingen van de afdeling 1bis "Het informatiebeheer" van hoofdstuk IV van de wet op het politieambt en tot omvorming van de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign Terrorist Fighters naar de gemeenschappelijke gegevensbank Terrorist Fighters FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, de artikelen 44/3, § 1/1, lid 5, 44/11/3bis, § 4, 44/11/3bis, § 8, 44/11/3bis, § 9, 44/11/3bis, § 10, 44/11/3bis, § 11, 44/11/3ter, § 2, lid 2, 44/11/3ter, § 3, 44/11/ 3ter, § 4, 44/11/3quater et 44/11/3quinquies, lid 3 ingevoegd bij de wet van 27 april 2016 inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme;
Gelet op het koninklijk besluit van 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign Terrorist Fighters en tot uitvoering van sommige bepalingen van de afdeling 1bis "Het informatiebeheer" van hoofdstuk iv van de wet op het politieambt;
Gelet op het advies nr. 04/2018 van de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer, gegeven op 17 januari 2018;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 9 november 2017;
Gelet op het advies 62.629/2 van de Raad van State, gegeven op 31 januari 2018, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Gelet op de validatie door de Interministeriële Conferentie Justitiehuizen, op 4 oktober 2017;
Gelet op artikel 8, § 2, 1°, van de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging, worden de voorontwerpen van regelgeving die de nationale veiligheid en de openbare orde aanbelangen uitgezonderd van de impactanalyse;
Op de voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en van de Minister van Justitie, en op advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Het opschrift van het koninklijk besluit van 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign Terrorist Fighters en tot uitvoering van sommige bepalingen van de afdeling 1bis "Het informatiebeheer" van hoofdstuk IV van de wet op het politieambt, wordt vervangen als volgt: "Koninklijk besluit betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Terrorist Fighters".
Art. 2.In artikel 1 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in de bepalingen onder 2° en 11°, wordt het woord « Foreign » opgeheven;b) in de bepaling onder 12° worden de woorden "in artikel 6, § 1, 1°. " vervangen door de woorden "in artikel 6, § 1, 1° en 1° /1;"; c) in de bepaling onder 13°, worden de woorden "de gegevensbank F.T.F." vervangen door de woorden "de gegevensbank Terrorist Fighters"; d) het artikel 1 wordt aangevuld met de bepalingen onder 14° en 15°, luidende: "14° "Homegrown Terrorist Fighters": de personen bedoeld in artikel 6, § 1, 1° /1; 15° "Terrorist Fighters": de personen bedoeld in artikel 6, § 1, 1° en 1° /1.".
Art. 3.In artikel 2 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden "De gegevensbank Foreign Terrorist Fighters, hierna "gegevensbank F.T.F." genoemd" worden vervangen door de woorden "De gegevensbank Terrorist Fighters"; 2° de woorden "de opvolging van de personen bedoeld in artikel 6, § 1, 1° en 2° " worden vervangen door de woorden " de opvolging van de personen bedoeld in artikel 6, § 1, 1°, 1° /1 en 2° ".
Art. 4.In artikel 3, van hetzelfde besluit worden de woorden "de gegevensbank F.T.F." telkens vervangen door de woorden "de gegevensbank Terrorist Fighters".
Art. 5.In artikel 4 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de inleidende zin van het eerste lid, worden de woorden "de gegevensbank F.T.F." vervangen door de woorden "de gegevensbank Terrorist Fighters"; 2° in het eerste lid, wordt de bepaling onder het tweede streepje vervangen als volgt: "- valideren als "foreign terrorist fighter" of "homegrown terrorist fighter" van de in de gegevensbank Terrorist Fighters geregistreerde persoon die beantwoordt aan de in artikel 6, § 1, 1° of 1° /1 bedoelde criteria, binnen een tijdspanne van 15 dagen"; 3° in het eerste lid, vierde streepje, worden de woorden "de gegevensbank F.T.F." telkens vervangen door de woorden "de gegevensbank Terrorist Fighters"; 4° in het tweede lid, worden de woorden "zijn gegevens die beschikbaar zijn in de gegevensbank F.T.F." vervangen door de woorden "of "homegrown terrorist fighter" zijn gegevens die beschikbaar zijn in de gegevensbank Terrorist Fighters.".
Art. 6.In artikel 5, tweede lid, derde streepje van hetzelfde besluit, worden de woorden "de gegevensbank F.T.F." vervangen door de woorden "de gegevensbank Terrorist Fighters".
Art. 7.In artikel 6 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) de woorden "de gegevensbank F.T.F." worden telkens vervangen door de woorden "de gegevensbank Terrorist Fighters"; b) in paragraaf 1 wordt de bepaling onder 1° /1 ingevoegd, luidende: "1° /1 de identificatiegegevens met betrekking tot personen vanaf het ogenblik dat er een aanknopingspunt is met België en dat er aan minstens één van de volgende criteria is voldaan: a) Er bestaan ernstige aanwijzingen dat zij de intentie hebben om geweld te gebruiken tegen personen of materiële belangen om ideologische of politieke redenen met het doel hun doelstellingen door middel van terreur, intimidatie of dreigingen te bereiken; b) Er bestaan ernstige aanwijzingen dat zij doelbewust steun leveren, onder meer logistiek, financieel of met opleidings- of rekruteringsdoeleinden, aan de personen geviseerd in a), of aan personen die geregistreerd staan als foreign terrorist fighter zoals bedoeld in artikel 6, § 1, 1° en waarvoor er ernstige aanwijzingen bestaan dat zij de intentie hebben om een gewelddadige actie uit te voeren."; c) in de bepaling onder 2° worden de woorden "de criteria bedoeld in 1° " vervangen door de woorden "de criteria bedoeld in 1° of 1° /1° ";d) in de bepaling onder 3°, worden de woorden "in 1° en 2° bedoelde" vervangen door de woorden "in 1°, 1° /1 en 2° bedoelde";
Art. 8.In artikel 7 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden "de gegevensbank F.T.F." worden telkens vervangen door de woorden "de gegevensbank Terrorist Fighters"; 2° in paragraaf 1 wordt het derde lid wordt vervangen als volgt: "De rechtstreekse bevraging slaat op het bestaan van gegevens over een terrorist fighter, die voldoet aan de criteria bedoeld in artikel 6, § 1, 1 °, 1° /1 of 2°.Indien het bestaan van gegevens over een persoon bedoeld in artikel 6, § 1, 2° door een rechtstreekse bevraging bevestigd wordt, bevraagt de dienst die deze rechtstreekse bevraging heeft uitgevoerd, de gemeenschappelijke gegevensbank Terrorist Fighters opnieuw na het einde van de maximale bewaartermijn van 6 maanden bedoeld in artikel 13."; 3° in paragraaf 1, vierde lid wordt het woord "foreign" opgeheven;4° in paragraaf 1, zesde lid wordt het woord "Foreign" opgeheven. 5° paragraaf 1 wordt aangevuld met een lid, luidende: "De Nationale Veiligheidsoverheid beschikt over een rechtstreekse toegang tot de persoonlijke gegevens en informatie uit de gegevensbank Terrorist Fighters teneinde zijn eigen beslissingen genomen in het kader van zijn bevoegdheid inzake veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen, in te voeren, overeenkomstig de bepalingen van artikel 44/11/3ter, §§ 4 en 5 van de wet op het politieambt."
Art. 9.In artikel 8, van hetzelfde besluit, worden de woorden "de gegevensbank F.T.F." telkens vervangen door de woorden "de gegevensbank Terrorist Fighters".
Art. 10.In artikel 9 van hetzelfde besluit worden de paragrafen 1 en 2 vervangen als volgt: " § 1. Enkel een basisdienst kan een in artikel 6, § 1, 1°, 1° /1 en 2° bedoelde persoon in de gegevensbank Terrorist Fighters registreren. § 2. Wanneer de in artikel 6, § 1, 1°, 1° /1 en 2° bedoelde persoon al in de gegevensbank Terrorist Fighters geregistreerd is, waken de diensten die rechtstreeks toegang hebben tot de gegevenbank Terrorist Fighters erover hun eigen persoonsgegevens en informatie toe te voegen zonder de al bestaande persoonsgegevens en informatie te wijzigen of uit te wissen".
Art. 11.Artikel 10 van hetzelfde besluit worden vervangen als volgt: "
Art. 10.De gegevens met betrekking tot een in de gegevensbank Terrorist Fighters geregistreerde persoon bedoeld in artikel 6, § 1, 1°, 1° /1 en 2° stellen de inlichtingenfiche samen. Deze fiche is enkel toegankelijk voor de diensten die rechtstreeks toegang hebben tot de gegevensbank Terrorist Fighters en mag niet meegedeeld worden aan andere diensten of instellingen.".
Art. 12.In artikel 11 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 wordt het woord "foreign" opgeheven ;2° in paragraaf 2, eerste lid, wordt het woord "foreign " opgeheven;3° paragraaf 2 wordt aangevuld met twee leden, luidende: "Enkel de diensten die een rechtstreekse toegang hebben tot de gegevensbank Terrorist Fighters zijn gemachtigd om lijsten met persoonsgegevens en informatie hernomen in de informatiekaart met betrekking tot terrorist fighters uit de gegevensbank te halen, en dit enkel voor intern gebruik.De behandeling van deze gegevens en informatie gebeurt door een personeelslid dat houder is van een veiligheidsmachtiging van het niveau "geheim".
De mededeling aan andere diensten of instellingen door de basisdienst van persoonsgegevens of informatie gehaald uit de informatiekaarten van Terrorist Fighters, onder de vorm van lijsten, wordt niet toegestaan, met uitzondering van de gevallen zoals voorzien in artikel 44/11/3quater van de wet op het politieambt. De lijsten kunnen enkel meegedeeld worden aan overheidsinstanties en openbare organen. De doelstelling van de lijst kadert binnen de wettelijke opdrachten van de ontvanger en wordt bepaald en meegedeeld aan de ontvanger. Het gebruik van de lijst wordt enkel toegestaan in het kader van deze welbepaalde doelstelling. De lijsten mogen niet langer bewaard worden dan voor de verwezenlijking van de doelstelling waarvoor zij worden verkregen, noodzakelijk is."
Art. 13.In artikel 12, paragraaf 1 van hetzelfde besluit wordt het woord "foreign" opgeheven.
Art. 14.In artikel 13 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid, worden de woorden "de gegevensbank F.T.F." vervangen door de woorden "de gegevensbank Terrorist Fighters"; 2° In het derde lid worden de woorden "criteria van artikel 6, § 1, 1° " vervangen door de woorden "criteria van artikel 6, § 1, 1° of 1° /1".
Art. 15.In artikel 14 van hetzelfde besluit worden de woorden "de gegevensbank F.T.F." vervangen door de woorden "de gegevensbank Terrorist Fighters".
Art. 16.In artikel 15, § 1, van hetzelfde besluit worden de woorden "de gegevens F.T.F. mogen meedelen" vervangen door de woorden "de gegevensbank Terrorist Fighters mogen meedelen, eveneens onder de vorm van lijsten,".
Art. 17.In artikel 16 van hetzelfde besluit, worden de woorden "de gegevensbank F.T.F." telkens vervangen door de woorden "de gegevensbank Terrorist Fighters".
Art. 18.Dit besluit treedt in werking op dag waarop het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Art. 19.De Minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en de Minister bevoegd voor Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 23 april 2018.
FILIP Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, J. JAMBON De Minister van Justitie, K. GEENS