gepubliceerd op 12 mei 1998
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot regeling van de bewapening van de gemeentepolitie
23 APRIL 1998. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot regeling van de bewapening van de gemeentepolitie
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikel 226 van de nieuwe gemeentewet;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot regeling van de bewapening van de gemeentepolitie, inzonderheid op de artikelen 1, 8 en 11;
Gelet op het protocol nr. 97/09 van 25 juli 1997 van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;
Gelet op het advies van de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben wij besloten en besluiten wij :
Artikel 1.Artikel 1 van het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot regeling van de bewapening van de gemeentepolitie wordt aangevuld met het volgende lid : « De hulpagenten van politie kunnen ook over de bewapening beschikken vermeld in punt c) van het vorige lid ».
Art. 2.In artikel 8 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In § 1 wordt het volgende lid ingevoegd tussen het eerste en het tweede lid : « De hulpagenten van politie daarentegen mogen tijdens de dienst, en volgens de richtlijnen van de korpschef, de bewapening dragen die hun toevertrouwd wordt in toepassing van artikel 1, laatste lid.» 2° § 2 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 2.Ingeval een politieambtenaar of een hulpagent van politie zich in non-activiteit bevindt of langdurig ziek is, levert hij zijn dienstbewapening in bij de korpschef. De machtiging voorzien in artikel 10 wordt voor de politieambtenaar ingetrokken. » 3° Lid 1 van § 3 wordt vervangen door het volgende lid : « Wanneer het voorhanden hebben of het dragen van de dienstbewapening door een politieambtenaar of een hulpagent van politie een gevaar betekent voor hemzelf of voor derden, kan de korpschef hem tijdelijk zijn dienstbewapening ontnemen en, voor de politieambtenaar, de machtiging voorzien in artikel 10 intrekken ».
Art. 3.In artikel 11 van hetzelfde besluit wordt het eerste lid vervangen door het volgende lid : « De politieambtenaren mogen de in de artikelen 1, 2, 5 en 10 bedoelde dienstbewapening bezitten, dragen, vervoeren en gebruiken. De hulpagenten van politie daarentegen mogen de in artikel 1, eerste lid, c, bedoelde dienstbewapening bezitten, dragen, vervoeren en gebruiken »
Art. 4.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 23 april 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, J. VANDE LANOTTE