gepubliceerd op 05 november 2002
Koninklijk besluit houdende overgangsbepalingen betreffende diverse toelagen toegekend aan personen die een religieuze en morele bijstand verlenen in de strafinrichtingen
22 OKTOBER 2002. - Koninklijk besluit houdende overgangsbepalingen betreffende diverse toelagen toegekend aan personen die een religieuze en morele bijstand verlenen in de strafinrichtingen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikel 107, tweede lid, van de Grondwet;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 20 juni 2002;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 23 augustus 2002;
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 21 mei 1965 houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen en van het ministerieel besluit van 12 juli 1971 houdende algemene instructie voor de strafinrichtingen, die betrekking hebben op het zedelijk en godsdienstig regime, gewijzigd of opgeheven werden;
Overwegende dat sommige koninklijke en ministeriële besluiten die toelagen of bezoldigingen toekennen aan personen die belast zijn om religieuze en morele bijstand te verlenen, gebaseerd zijn op deze bepalingen en deze derhalve geen reden van bestaan meer hebben, wat geen enkele betaling meer toelaat;
Overwegende dat een koninklijk besluit het personeelsbestand van de aalmoezeniers, islamconsulenten en moreelconsulenten die een bezoldiging ten laste van de overheid zullen kunnen genieten, echter nog moet vastgesteld worden;
Overwegende dat het in afwachting van de inwerkingtreding van dat besluit noodzakelijk is dat de betaling van de hierboven vermelde toelagen als overgangsmaatregel behouden blijft, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Tot de inwerkingtreding van een koninklijk besluit tot vaststelling van het personeelsbestand van de aalmoezeniers, islamconsulenten en morele consulenten bij de strafinrichtingen, blijven de toelagen en de bezoldiging die voorzien worden in : 1° het koninklijk besluit van 14 augustus 1972 tot toekenning van een vergoeding aan de geestelijke raadslieden in dienst bij de strafinrichtingen;2° het koninklijk besluit van 6 januari 1976 tot toekenning van een vergoeding aan de plaatsvervangend aalmoezeniers van de protestantse eredienst werkzaam bij de strafinrichtingen;3° het koninklijk besluit van 27 oktober 1977 tot toekenning van een toelage aan priesters van de katholieke eredienst alsmede aan zangers-organisten die bij gelegenheid hun medewerking verlenen in de strafinrichtingen, en 4° het ministerieel besluit van 31 januari 1957 tot vaststelling van de bezoldiging van de aalmoezeniers van de erediensten, andere dan de katholieke, betaalbaar aan de personen die in deze besluiten bepaald worden.Als zij erin bepaald worden bij verwijzing naar een opgeheven bepaling, moet die gelezen worden zoals ze opgesteld ze vooraleer het opgeheven werd.
Art. 2.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 2001.
Art. 3.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven op Brussel, 22 oktober 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN