gepubliceerd op 03 juni 2005
Koninklijk besluit betreffende het recht op geneeskundige verzorging van geïnterneerden in de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging
22 MEI 2005. - Koninklijk besluit betreffende het recht op geneeskundige verzorging van geïnterneerden in de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 56, § 3, ingevoegd bij de wet van 27 december 2004;
Gelet op het advies van het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging, gegeven op 31 januari 2005;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 4 maart 2005;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 15 april 2005;
Gelet op de hoogdringendheid, gemotiveerd door het feit dat de tenlasteneming van de kosten van geneeskundige verzorging van de geïnterneerden door de Federale Overheidsdienst Justitie gebeurt tot 31 december 2004; dat deze tenlasteneming een einde neemt op 1 januari 2005; dat de programmawet van 27 december 2004 met de invoering van artikel 56, §3 in de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, het wettelijk kader schept om deze kosten ten laste te nemen binnen de verzekering voor geneeskundige verzorging; dat het in het belang van de betrokken geïnterneerden is dat zo snel mogelijk de modaliteiten en nadere voorwaarden worden vastgesteld waaronder deze kosten van geneeskundige verzorging binnen het nieuwe wettelijke kader ten laste kunnen worden genomen; dat dit besluit derhalve zo snel mogelijk dient te worden genomen en bekendgemaakt;
Gelet op het advies nr. 38.348/1 van de Raad van State, gegeven op 28 april 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, en van onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De geneeskundige verstrekkingen verleend aan geïnterneerden vanaf 1 januari 2005 in de verzorgingsinstellingen bedoeld in artikel 56, § 3 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, hierna genoemd de gecoördineerde wet, worden door de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging ten laste genomen onder de voorwaarden opgesomd in dit besluit.
Art. 2.De tussenkomst door de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging, bedoeld in artikel 1, dekt volgende verstrekkingen en kosten : 1° de verblijfskosten in de verzorgingsinstellingen bedoeld in artikel 1;2° de andere geneeskundige verstrekkingen in de zin van de gecoördineerde wet verleend in de instelling waar de betrokken patiënt verblijft;3° de geneeskundige verstrekkingen in de zin van de gecoördineerde wet die niet in verband staan met de psychiatrische staat van de patiënt;4° de geneesmiddelen die in het kader van de gecoördineerde wet niet het voorwerp uitmaken van terugbetaling;5° de persoonlijke aandelen, bedoeld in artikel 37 van de gecoördineerde wet.
Art. 3.De verblijfskosten in de betrokken instellingen stemmen overeen met de verblijfskosten tenlastegenomen in het raam van de reglementering betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging.
In de verblijfskosten voor de psychiatrische verzorgingstehuizen is tevens de Staatstussenkomst begrepen bedoeld in artikel 5, § 5 van de wet van 27 juni 1987 tot wijziging van de wetgeving op de ziekenhuizen en betreffende sommige andere vormen van verzorging.
Art. 4.De honoraria die in rekening worden gebracht in het kader van de tussenkomst bedoeld in artikel 1, mogen in geen geval de honoraria overschrijden die conventioneel zijn vastgesteld in het kader van de gecoördineerde wet. Hetzelfde geldt voor de verblijfskosten bedoeld in artikel 2, 1°.
Art. 5.Worden uitgesloten van elke tenlasteneming in het kader van de tussenkomst bedoeld in artikel 1 : 1° de diverse kosten die geen enkele band hebben met de geneeskundige verstrekkingen;2° de kosten gelinkt aan de veiligheid van de patiënten of ze nu al dan niet in rekening worden gebracht in het budget van financiële middelen, bedoeld in artikel 87 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987;3° de kosten die reeds ten laste worden genomen in het kader van het voormelde budget van financiële middelen;4° alle supplementen die aan de patiënt worden gevraagd door de instelling of door de betrokken zorgverleners.
Art. 6.Een overeenkomst wordt gesloten tussen elke betrokken inrichting, en de Ministers die de Sociale Zaken, Volksgezondheid en Justitie onder hun bevoegdheden hebben.
Deze overeenkomst bepaalt de modaliteiten van tussenkomst voorzien in artikel 1.
Deze overeenkomst bevat ten minste de volgende elementen : 1° het minimum en maximum aantal geïnterneerden die in de betrokken instellingen verblijven;2° de categorieën patiënten, vastgesteld in functie van het gevaar dat ze opleveren en aan wie de zorgen worden verleend in één van de betrokken instellingen, en in voorkomend geval, het betrokken beddentype;3° de maximumquota van verpleegdagen of dagvergoedingen verbonden aan het verblijf in de instelling;4° de betalingsmodaliteiten van de betrokken tussenkomst alsook de modaliteiten van indiening van de facturen;5° de duur van de overeenkomst.
Art. 7.§ 1. De bedragen van de kosten, bedoeld in artikel 2, worden opgenomen in een trimestriële factuur, opgemaakt door de betrokken inrichting. 90 % van de bedragen, opgenomen in de factuur, worden betaald binnen een termijn en volgens de modaliteiten, vastgesteld in de overeenkomst, bedoeld in artikel 6.
De betaling van het saldo wordt verrekend op voorlegging van facturen en rechtvaardigingsstukkken met betrekking tot het betrokken burgerlijk jaar.
Indien de voormelde rechtvaardigingsstukken en de facturen ontbreken, zal de betaling geweigerd worden en zullen de onverschuldigde bedragen teruggevorderd worden ten laste van de betrokken inrichting.
Bovenbedoelde documenten worden door de inrichting overgemaakt aan de Dienst geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, na het visum te hebben ontvangen van de bevoegde Commissie voor bescherming van de maatschappij.
Door dit visum bevestigt de Commissie voor bescherming van de maatschappij dat de betrokken factuur een geïnterneerde betreft die van de tegemoetkoming bedoeld in artikel 1 kan genieten, ten laste van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging gedurende de periode die vermeld is op de factuur. § 2. De facturen en de rechtvaardigingsstukken bedoeld in § 1 worden gecontroleerd door het RIZIV.
Art. 8.Als een recht op geneeskundige verzorging wordt toegekend voor de betrokken patiënt overeenkomstig de bepalingen van artikel 121 van de gecoördineerde wet, is geen enkele bijkomende tegemoetkoming verschuldigd door de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging in het kader van dit besluit.
Art. 9.Dit koninklijk besluit heeft uitwerking voor de verstrekkingen verleend vanaf 1 januari 2005.
Art. 10.Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 22 mei 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX