gepubliceerd op 03 mei 2006
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 juni 2005, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, betreffende het nationaal akkoord 2005-2006
22 MAART 2006. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 juni 2005, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, betreffende het nationaal akkoord 2005-2006 (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 2 juni 2005, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, betreffende het nationaal akkoord 2005 - 2006.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 22 maart 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie Collectieve arbeidsovereenkomst van 2 juni 2005 Nationaal akkoord (Overeenkomst geregistreerd op 23 juni 2005 onder het nummer 75319/CO/149.01) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, de werklieden en werksters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder "werklieden" verstaan : de werklieden en de werksters. HOOFDSTUK II. - Kader
Art. 2.Voorwerp Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt neergelegd op de Griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 7 november 1969 tot vaststelling van de modaliteiten van neerlegging van de collectieve arbeidsovereenkomsten.
De ondertekenende partijen vragen de algemeen bindend verklaring bij koninklijk besluit van deze collectieve arbeidsovereenkomst, inclusief de bijlage. HOOFDSTUK III. - Inkomenszekerheid
Art. 3.Koopkracht Afdeling 1. - Indexering
Alle minimumuurlonen en de effectieve uurlonen worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan de reële index volgens de formule "sociale index" (= 4-maandelijks gemiddelde) december van het voorgaande kalenderjaar tegenover december van het kalenderjaar daarvoor. Afdeling 2. - Verhoging van de minimumuurlonen
en de effectieve uurlonen - Op 1 oktober 2005 worden alle lonen verhoogd met 0,4 pct. - Op 1 januari 2006 wordt het saldo berekend volgens volgende formule : 4,5 pct. verminderd met de som van de reële index op 1 januari 2005, de loonsverhoging van 0,4 pct. op 1 oktober 2005 en de reële index op 1 januari 2006.
Indien dit saldo negatief is, wordt er geen verhoging toegepast.
Indien dit saldo 0,01 pct. tot en met 0,20 pct. bedraagt, wordt vanaf 1 januari 2006 dit saldo gebruikt voor een verhoging van de bijdrage aan het sectoraal pensioenfonds verhoogd met een coëfficiënt van 1,5.
De aanwending van het mogelijk resterend gedeelte boven 0,20 pct. wordt in de loop van de maand januari 2006 bepaald op het niveau van het paritair subcomité en wordt gebruikt voor een verhoging van de bijdrage van het sectoraal pensioenfonds en/of voor een verhoging van de lonen, telkens vanaf 1 juli 2006.
De collectieve arbeidsovereenkomst inzake uurlonen van 24 juni 2003 zal in die zin worden aangepast voor onbepaalde duur.
Art. 4.Vervoerskosten § 1. Vanaf 1 juli 2005 wordt een nieuwe regeling ingevoerd voor arbeiders die zich verplaatsen van hun woonplaats, de zetel van de onderneming of de ophaalplaats naar een werf, die niet de aanwervingsplaats is, zoals opgenomen in hoofdstuk III van de collectieve arbeidsovereenkomst inzake vervoerskosten van 24 juni 2003. - Arbeiders die zich verplaatsen met het openbaar vervoer hebben recht op een werkgeverstegemoetkoming, gelijk aan de volledige terugbetaling van de totale kost van het gebruikte openbaar vervoer (type 1); - Arbeiders die zich verplaatsen met hun eigen voertuig hebben recht op een vergoeding van 0,2190 EUR per kilometer, en dit zonder een begrensde afstand (type 2); - Arbeiders die zich verplaatsen met een voertuig van de werkgever hebben recht op een vergoeding van 0,0903 EUR per kilometer, en dit zonder een begrensde afstand (type 3). § 2. De bedragen van type 1 worden aangepast overeenkomstig de tarieven vastgesteld door de NMBS en de overige vervoermaatschappijen.
De vaste bedragen per kilometer van type 2 en type 3 worden vanaf 1 februari 2007 jaarlijks geïndexeerd op 1 februari op basis van de sociale index van januari van het betreffende kalenderjaar tegenover de sociale index van januari van het voorgaande kalenderjaar.
Evenwel kan het geïndexeerde bedrag van type 3 in geen geval het bedrag dat is vrijgesteld van de RSZ-bijdragen overschrijden. § 3. De vergoeding voor chauffeurs wordt vanaf 1 juli 2005 verhoogd tot 0,1076 EUR per kilometer.
De collectieve arbeidsovereenkomst inzake vervoerkosten van 24 juni 2003 zal vanaf 1 juli 2005 in die zin worden aangepast voor onbepaalde duur.
De overeenkomst betreffende een overgangsregeling inzake vervoerskosten zoals opgenomen in het paritair subcomité van 9 juli 2002 vervalt vanaf 1 juli 2005.
Art. 5.Eindejaarspremie De collectieve arbeidsovereenkomst inzake eindejaarspremie - algemeen regime van 24 juni 2003 wordt vanaf 1 juli 2005 als volgt aangepast : - Rechthebbenden van arbeiders die overlijden tijdens de referteperiode ontvangen een basiseindejaarspremie van 1.660 EUR; - Om recht te hebben op een eindejaarspremie dienen arbeiders, tewerkgesteld in een deeltijds arbeidsregime, een anciënniteit te hebben van 30 werkdagen of gelijkgestelde dagen.
Art. 6.Fonds voor bestaanszekerheid § 1. Vanaf 1 juli 2005 worden alle aanvullende vergoedingen verhoogd tot volgende bedragen : - Aanvullende vergoeding bij tijdelijke werkloosheid : - 6,21 EUR per werkloosheidsuitkering; - 3,10 EUR per halve werkloosheidsuitkering. - Aanvullende vergoedingen bij volledige werkloosheid, voor oudere werklozen, oudere zieken en minimumvergoeding bij brugpensioen : - 5,17 EUR per werkloosheids- en ziekteuitkering; - 2,59 EUR per halve werkloosheids- en ziekteuitkering. - Aanvullende vergoedingen bij ziekte : - 1,45 EUR per ziekteuitkering; - 0,72 EUR per halve ziekteuitkering. - Aanvullende vergoeding bij sluiting : - 256,56 EUR + 12,93 EUR/jaar met een maximum van 846,22 EUR. - Aanvullende vergoeding bij halftijds tijdskrediet : 64,14 EUR. § 2. Inzake aanvullende vergoeding bij brugpensioen na ontslag worden volgende aanpassingen ingeschreven : - De aanvullende vergoeding wordt berekend op het ogenblik waarop de betrokkene in brugpensioen wordt gesteld. Bij de aanvraag dient de werkgever ook de loonfiches van het afgelopen jaar te voegen. De raad van bestuur van het fonds voor bestaanszekerheid wordt gemachtigd een procedure uit te werken om misbruiken te voorkomen en, in voorkomend geval, de werkgevers hiervoor financieel verantwoordelijk te stellen zonder dat dit evenwel invloed heeft op de aanvullende vergoeding van de arbeider in brugpensioen, noch op de afhandeling van het administratief dossier bij het fonds voor bestaanszekerheid; - Het fonds neemt de betaling van de aanvullende vergoeding brugpensioen ten laste op voorwaarde dat de arbeider een anciënniteit van 5 jaar in de sector kan voorleggen; - Indien de arbeider een anciënniteit heeft opgebouwd in een zelfde onderneming als arbeider, die een bepaalde periode niet tot het Paritair Subcomité voor de elektriciens behoorde of die opgedeeld is in verschillende technische entiteiten behorende tot verschillende paritaire comités, dan wordt deze anciënniteit als één geheel beschouwd; - Indien een onderneming de sector verlaat, dient de betrokken onderneming de hoofdelijke bijdragen aan RVA en RVP van haar arbeiders in brugpensioen zelf ten laste te nemen en terug te betalen aan het fonds voor bestaanszekerheid. § 3. Inzake aanvullende vergoedingen bij tijdelijke werkloosheid hebben arbeiders recht op maximum 120 uitkeringen per kalenderjaar.
Vanaf 1 januari 2006 recupereert het fonds voor bestaanszekerheid de betaling van de aanvullende vergoedingen vanaf de 61ste dag bij de werkgever volgens modaliteiten uit te werken binnen de raad van bestuur van het fonds.
Deze recuperatie bij de werkgever kan er niet toe leiden dat de rechten van de arbeider op de aanvullende vergoeding geschonden worden.
De collectieve arbeidsovereenkomst inzake statuten fonds voor bestaanszekerheid van 24 juni 2003 zal in die zin worden aangepast voor onbepaalde duur.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst dient op een aantal technische punten nog verder te worden verduidelijkt.
Art. 7.Sectoraal pensioenfonds Het sectoraal pensioenfonds wordt verhoogd conform de bepalingen van artikel 3, afdeling 2 van onderhavig akkoord.
De collectieve arbeidsovereenkomst van 14 december 2004 inzake het sectoraal pensioenstelsel zal in die zin voor onbepaalde duur worden aangepast.
Hoofdstuk IV. - Werkzekerheid
Art. 8.Sectorale tewerkstellingscel De sectorale tewerkstellingscel die in uitvoering van het nationaal akkoord 2001 - 2002 in de schoot van Vormelek werd ingevoerd, zal worden geoptimaliseerd door zich specifiek te richten op de doelgroep : volledig werklozen geregistreerd binnen het fonds voor bestaanszekerheid en herstructureringen binnen de sector.
De sociale partners zullen binnen Vormelek verder uitvoering geven aan de sectorale tewerkstellingscel.
De principes van deze sectorale tewerkstellingscel zullen worden ingeschreven in de collectieve arbeidsovereenkomst inzake vorming en opleiding vanaf 1 januari 2006, en dit voor onbepaalde duur.
Art. 9.Werkzekerheidsclausule Partijen engageren zich om van zodra er een sluitende formulering gevonden wordt inzake procedure bij faling, zij de noodzakelijke tekstuele aanpassing zullen doorvoeren in de collectieve arbeidsovereenkomst inzake werkzekerheid van 24 juni 2003.
De bedoelde formulering zal tegensprekelijk zijn aan de curator als ook aan het "Fonds voor sluiting van ondernemingen".
Art. 10.Bestrijding zwartwerk De sociale partners engageren zich om tijdens de duurtijd van dit akkoord maatregelen uit te werken om het zwartwerk in de sector te bestrijden.
De sociale partners engageren zich de nodige stappen te zetten om de gegevens waarover de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid beschikt in het kader van de DIMONA-aangifte in dit kader te kunnen aanwenden. HOOFDSTUK V. - Vorming en opleiding De ondersteuning betreffende vorming en opleiding, evenals betreffende technologische dienst- en adviesverlening aan de bedrijven behorende tot Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie zal gebeuren vanuit de afdeling vorming van het fonds voor bestaanszekerheid door middel van dotaties aan de V.Z.W.'s Vormelek en Tecnolec.
De ondertekenende partijen verklaren zich akkoord om, rekening houdend met deze principes, een collectieve arbeidsovereenkomst inzake vorming en opleiding af te sluiten, en dit vanaf 1 januari 2006 tot en met 31 december 200 7.
Art. 11.Risicogroepen - Bevestiging van de bijdrage van 0,15 pct. voor onbepaalde duur, bestemd voor de risicogroepen zoals bepaald in hoofdstuk II van de collectieve arbeidsovereenkomst inzake vorming en opleiding van 24 juni 2003; - Gezien deze inspanning vragen de partijen dat de Minister van Werk de sector zou vrijstellen van de stortingen van 0,10 pct. in 2005 en 2006 bestemd voor het "Tewerkstellingsfonds"; - Voortzetten van de inspanningen inzake het optimaliseren van de stelsels alternerend leren - werken; - Verlenging van de bepalingen met betrekking tot instroom van risicogroepen met bijzondere aandacht voor werkzoekenden die na hun opleiding in VDAB, Bruxelles Formation en Forem worden tewerkgesteld in de sector; - Aanpassing van de bepalingen met betrekking tot de instroom van risicogroepen in functie van de beheersbaarheid van de kosten en de tewerkstelling in de sector; - Verlenging van de vrijstelling tot verplichte aanwerving van arbeiders met een startbaanovereenkomst, en dit voor de duurtijd van dit akkoord.
Art. 12.Recht op permanente vorming - Bevestiging van de bijdrage van 0,60 pct. voor onbepaalde duur; - Verfijnen van het bestaande systeem van een recht op permanente vorming; - Verbeteren van de kwantiteit en kwaliteit van de opleidingsplannen in de onderneming; - Partijen engageren zich een werkgroep te installeren die zich zal buigen over volgende vormingsmogelijkheden : - uitbreiding van het recht op premiekrediet voor opleidingen die bedrijfsspecifiek zijn; - uitbreiding van het recht op premiekrediet voor opleidingen die georganiseerd worden buiten de normale arbeidstijd; - invoering van een systeem voor arbeiders die op eigen initiatief en buiten de normale arbeidstijd door Vormelek erkende opleidingen volgen.
Partijen zullen tegen januari 2007 een voorstel formuleren dat tijdens de volgende onderhandelingsperiode als basis kan dienen voor een collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK VI. - Arbeidstijd en flexibiliteit
Art. 13.Tewerkstellingsbevorderende maatregel De ondernemingen kunnen in het geval van herstructurering of indien de arbeidsorganisatie kan versoepeld worden, via een collectieve arbeidsovereenkomst de tewerkstelling bevorderen door onder meer collectieve arbeidsduurvermindering toe te passen.
Ze kunnen hiervoor gebruik maken van de bestaande wettelijke en decretale aanmoedigingspremies en de omzetting van de loonsverhogingen.
Art. 14.Flexibiliteit § 1. De bestaande collectieve arbeidsovereenkomst inzake flexibiliteit van 24 juni 2003 wordt verlengd vanaf 1 januari 2005 tot en met 30 juni 2007. § 2. Vanaf het in voege treden van de wettelijke regeling inzake arbeidsorganisatie tot en met 30 juni 2007 wordt een collectieve arbeidsovereenkomst inzake arbeidsorganisatie opgemaakt die uitvoering geeft aan volgende principes : - de wettelijke keuzemogelijkheid van de arbeider om de eerste 65 overuren per kalenderjaar in het kader van buitengewone vermeerdering van werk (artikel 25 van de arbeidswet van 16 maart 1971) of van de werkzaamheden ingevolge een onvoorziene noodzakelijkheid (artikel 26, § 1, 3° van de arbeidswet van 16 maart 1971) te recupereren of uitbetaald te krijgen; - de keuzemogelijkheid van de arbeider om de bijkomende schijf van 65 overuren tot 130 overuren per kalenderjaar in het kader van buitengewone vermeerdering van werk (artikel 25 van de arbeidswet van 16 maart 1971) of van de werkzaamheden ingevolge een onvoorziene noodzakelijkheid (artikel 26, § 1, 3° van de arbeidswet van 16 maart 1971) te recupereren of uitbetaald te krijgen. Evenwel, ondernemingen met een vakbondsafvaardiging die gebruik willen maken van de bijkomende schijf van 65 overuren tot 130 overuren dienen terzake een ondernemingsovereenkomst af te sluiten.
In deze overeenkomst dienen ook afspraken worden opgenomen over het verschaffen van informatie op semestriële basis aan de vakbondsafvaardiging over het totaal aantal gepresteerde overuren (het totaal aantal uitbetaalde en gerecupereerde overuren) en over het gebruik van tijdelijke contracten (uitzendcontracten, contracten van bepaalde duur en onderaanneming).
Bovendien moet in deze overeenkomst worden opgenomen hoe jaarlijks overleg zal worden gepleegd over de eventuele omzetting van structurele overuren en tijdelijke contracten in contracten van onbepaalde duur. - Partijen herinneren eraan dat conform artikel 25 en artikel 26, § 1, 3° van de arbeidswet van 16 maart 1971 de vakbondsafvaardiging haar goedkeuring dient te geven bij het presteren van overuren. HOOFDSTUK VII. - Loopbaanplanning
Art. 15.Brugpensioen § 1. Het brugpensioen in de sector wordt onder dezelfde voorwaarden en binnen de wettelijke mogelijkheden verlengd vanaf 1 juli 2005 tot en met 30 juni 2007.
In die zin zullen de bestaande collectieve arbeidsovereenkomsten inzake brugpensioen worden aangepast en verlengd, met name de collectieve arbeidsovereenkomst inzake brugpensioen vanaf 58 jaar van 24 juni 2003 en de collectieve arbeidsovereenkomsten inzake brugpensioen na ontslag van 24 juni 2003. § 2. De bestaande brugpensioenregeling, die een brugpensioenleeftijd vastlegt op 56 jaar mits 33 jaar beroepsloopbaan en in functie van 20 jaar ploegenarbeid met nachtprestaties, zoals bedoeld in collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46 van de Nationale Arbeidsraad, wordt verlengd voor de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2006.
De collectieve arbeidsovereenkomst inzake Brugpensioen ploegenarbeid van 24 juni 2003 wordt verlengd vanaf 1 januari 2005 tot en met 31 december 2006 en zal in die zin worden aangepast. § 3. Het recht op halftijds brugpensioen vanaf 56 jaar wordt verlengd voor de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2006.
De collectieve arbeidsovereenkomst inzake halftijds brugpensioen van 24 juni 2003 wordt verlengd vanaf 1 januari 2005 tot en met 31 december 2006 en zal in die zin worden aangepast. § 4. Voor de duur van het akkoord 2005-2006 worden de aanbevelingen brugpensioen - procedure voorzien in artikel 19, § 4 van het nationaal akkoord 2003-2004 verlengd : Op vlak van brugpensioen bevelen de partijen in het kader van de arbeidsherverdelende maatregelen op ondernemingsvlak volgende procedure aan : ten laatste twee maand voor het bereiken van de brugpensioenleeftijd nodigt de werkgever de betrokken arbeider uit tot een onderhoud tijdens de werkuren op de zetel van de onderneming. Bij dit onderhoud kan de arbeider zich laten bijstaan door zijn vakbondsafgevaardigde. Bij dit onderhoud zullen zowel naar timing van het brugpensioen als naar opleiding van de vervanger van de bruggepensioneerde sluitende afspraken gemaakt worden. HOOFDSTUK VIII. - Inspraak en overleg
Art. 16.Statuut van de vakbondsafvaardiging in ondernemingen met minder dan 50 werklieden en minstens 35 werknemers In die ondernemingen waar bovenvermelde bestaande collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juli 2001 inzake statuut van de vakbondsafvaardiging nog niet wordt toegepast, ondanks het feit dat aan de criteria van deze collectieve arbeidsovereenkomst werd voldaan, zal op het niveau van die onderneming de mogelijkheid worden onderzocht in nauw overleg met de betrokken vakbondssecretarissen, zoals omschreven in de collectieve arbeidsovereenkomst inzake representatieve functie, om vooralsnog een vakbondsafvaardiging te installeren.
Bij een mogelijke betwisting op ondernemingsvlak over installatie van deze vakbondsafvaardiging kunnen hetzij de werkgever hetzij de werknemersvertegenwoordigers beroep doen op een paritaire overleggroep.
Vanaf 1 juli 2006 evalueren de partijen op het niveau van het paritair subcomité de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst teneinde in een volgende onderhandelingsperiode de bestaande collectieve arbeidsovereenkomst mogelijks aan te passen. HOOFDSTUK IX. - Sectorale projecten 2005-2006
Art. 17.Technische aanpassingen In de hieronder vermelde collectieve arbeidsovereenkomsten dienen technische aanpassingen te worden doorgevoerd : - collectieve arbeidsovereenkomst inzake vakbondsafvaardiging; - collectieve arbeidsovereenkomst inzake vorming en opleiding. HOOFDSTUK X. - Sociale vrede en duurtijd akkoord
Art. 18.Sociale vrede Dit akkoord verzekert de sociale vrede in de sector tijdens heel de duur van het akkoord. Bijgevolg zal geen enkele eis van algemene of collectieve aard voorgelegd worden, noch op nationaal, noch op regionaal, noch op vlak van de individuele onderneming.
Art. 19.Duur Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor bepaalde duur, gaande van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2006, tenzij anders bepaald.
De artikels die van toepassing zijn voor onbepaalde duur kunnen worden opgezegd mits een opzeggingstermijn van drie maanden, betekend per aangetekend schrijven aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie en aan de ondertekenende organisaties.
De artikels die van toepassing zijn op het fonds voor bestaanszekerheid voor onbepaalde duur kunnen worden opgezegd mits een opzeggingstermijn van zes maanden, betekend per aangetekend schrijven aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie en aan de ondertekenende organisaties.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 22 maart 2006.
De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN
Bijlage aan het sectoraal akkoord 2005-2006 voor het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie van 2 juni 2005 PREMIES VLAAMSE GEWEST De ondertekenende partijen verklaren dat de arbeiders ressorterend onder het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie die inzake domicilie en tewerkstelling voldoen aan de omschrijving van het Vlaamse Gewest gebruik kunnen maken van de aanmoedigingspremies van kracht in het Vlaamse Gewest namelijk : - zorgkrediet; - opleidingskrediet; - ondernemingen in moeilijkheden of herstructureringen.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 22 maart 2006.
De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN