Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 22 maart 1999
gepubliceerd op 31 maart 1999

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 1996 betreffende de toepassing van de extra heffing in de sector melk en zuivelproducten

bron
ministerie van middenstand en landbouw
numac
1999016091
pub.
31/03/1999
prom.
22/03/1999
ELI
eli/besluit/1999/03/22/1999016091/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 MAART 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 1996 betreffende de toepassing van de extra heffing in de sector melk en zuivelproducten


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten, inzonderheid op artikel 3, § 1, 1°, gewijzigd bij de wet van 29 december 1990;

Gelet op de Verordening (EEG) nr. 3950/92 van de Raad van 28 december 1992 tot instelling van een extra heffing in de sector melk en zuivelproducten, laatst gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 903/98;

Gelet op de Verordening (EEG) nr. 536/93 van de Commissie van 9 maart 1993 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor de extra heffing in de sector melk en zuivelproducten, laatst gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1255/98;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 oktober 1996 betreffende de toepassing van de extra heffing in de sector melk en zuivelproducten, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 januari 1997, 14 januari 1997, 8 september 1997, 27 maart 1998 en 6 oktober 1998;

Gelet op het overleg met de Gewestregeringen;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3 § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd door de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid om de producenten te kunnen informeren vanaf het begin van het nieuwe tijdvak, te weten vanaf 1 april 1999, omtrent de tot stand gekomen wijzigingen wat hun rechten en plichten betreft;

Op voordracht van Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Aan artikel 1 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1996, betreffende de toepassing van de extra heffing in de sector melk en zuivelproducten, worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) punt 6 wordt vervangen door de volgende bepaling : »De producent : de landbouwuitbater, natuurlijke of rechtspersoon of groepering van natuurlijke personen of rechtspersonen of van beide, die op een autonome manier voor eigen profijt en rekening een bedrijf beheert en die uit dien hoofde, rechtstreeks melk of andere zuivelproducten aan de eindverbruiker verkoopt of die ze levert aan een koper. » B) punt 10 wordt vervangen door de volgende bepaling : « De melkproductie-eenheid : het geheel van de functioneel samenhangende middelen, door de producent uitgebaat voor de productie van melk omvattend, voor zijn exclusief gebruik, de melkveestal, de voor de melkproductie gebruikte gronden, de melkinstallatie, de melkkoeien, de voedervoorraden en de melkkoeltank of de melkkruiken. » C) punt 15, c. wordt vervangen door de volgende bepaling : "dit als dusdanig overgenomen bedrijf moet daadwerkelijk uitgebaat worden, voor de productie van melk, gedurende ten minste 9 jaar vanaf de datum van de overdracht van de referentiehoeveelheid. Tijdens deze periode mag dit bedrijf in zijn geheel of gedeeltelijk niet worden ontmanteld noch verhuisd.

D) punt 16 1°, c. wordt vervangen door de volgende bepaling : "dit als dusdanig opgerichte bedrijf moet daadwerkelijk uitgebaat worden voor de melkproductie gedurende minstens 9 jaar vanaf de datum van de overdracht van de referentiehoeveelheid. Tijdens deze periode mag dit bedrijf in zijn geheel of gedeeltelijk niet worden ontmanteld noch verhuisd.

Art. 2.In artikel 4, § 2 1°, 2e lid van hetzelfde besluit worden de woorden « tijdens hetzelfde tijdvak » toegevoegd tussen de woorden « Ingeval een producent » en « geen aanvraag voor definitieve vrijmaking ».

Art. 3.In artikel 5 van hetzelfde besluit, wordt punt c, 1e gedachtestreepje vervangen door de volgende bepaling : « - De producent-overlater heeft zijn gehele bedrijf, bestaande uit een enkele productie-eenheid, overgelaten samen met de volledige referentiehoeveelheid aan een producent die dit bedrijf overneemt zoals gedefinieerd in artikel 1, punt 15 en die producent-overlater neemt een ander bedrijf over, zoals gedefinieerd in artikel 1, punt 15. Dit andere bedrijf mag noch de stal, noch de gronden noch de melkinstallatie omvatten die eerder werden overgelaten door de overnemer ».

Art. 4.Artikel 9 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 9.§ 1. Van de referentiehoeveelheden die het voorwerp uitmaken of uitgemaakt hebben van een overdracht bedoeld in artikelen 5 en 13 en die buiten het geval van overname of oprichting van een bedrijf vallen, wordt 90 % toegevoegd aan de nationale reserve wanneer de overdracht gebeurt tussen producenten die noch bloedverwant noch aanverwant in de 1e graad zijn. § 2. a) Er moet bloed-of aanverwantschap in de 1e graad bestaan tussen de overlater en de overnemer : 1° voor een landbouwvennootschap : ten minste in hoofde van één van de beherende vennoten die in de oprichtingsakte van de landbouwvennootschap werden benoemd of zonder onderbreking gedurende de 9 voorgaande tijdvakken de hoedanigheid van beheerder van deze landbouwvennootschap hebben;2° voor een groepering van natuurlijke personen : ten minste in hoofde van één van de natuurlijke personen waaruit de groepering bestaat.b) Om bovendien aan de vereiste van bloed- of aanverwantschap in de 1e graad te voldoen, moeten de volgende voorwaarden nageleefd worden : 1° indien de producent-overnemer een landbouwvennootschap is, moeten alle beherende vennoten bedoeld in punt a), 1° onderling bloed- of aanverwant in de 1e graad zijn of bloedverwanten in een zijtak in de 2e graad zijn;2° Indien de producent-overnemer een groepering van natuurlijke personen is : - hetzij moeten alle leden, natuurlijke personen van de groepering, onderling bloed- of aanverwant in de 1e graad of bloedverwanten in een zijtak in de 2e graad zijn; - hetzij moet deze groepering uit twee echtgenoten bestaan. In dit geval moet de producent-overlater één natuurlijke persoon of een groepering van natuurlijke personen van twee echtgenoten zijn. c) Aan de vereiste van bloed- of aanverwantschap is niet voldaan wanneer ofwel de overlater, ofwel de overnemer, een andere rechtspersoon is dan de landbouwvennootschap, een groepering van rechtspersonen of een groepering van rechtspersonen en natuurlijke personen. § 3. Bovendien wordt van de referentiehoeveelheden die het voorwerp uitmaken of uitgemaakt hebben van een overdracht in de volgende gevallen 90% toegevoegd aan de nationale reserve : a) de producent-overnemer is een natuurlijke persoon die de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt op 1 april van het volgende tijdvak en die gedurende de 3 voorgaande tijdvakken zonder onderbreking geen landbouwer in hoofdberoep is;b) de producent-overnemer is een groepering van natuurlijke personen waarvan één van de personen de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt op 1 april van het volgende tijdvak en die gedurende de 3 voorgaande tijdvakken zonder onderbreking geen landbouwer in hoofdberoep is;c) de overdracht gebeurt in toepassing van artikel 8, 2e lid;d) de producent-overnemer blijft in gebreke om het bewijs te leveren van zijn hoedanigheid als landbouwer in hoofdberoep gedurende heel de duur van het jaar van de uitwerking van de overdracht of, in geval van beginnende activiteit, gedurende heel de duur van het volgende burgerlijk jaar. Deze bepaling is niet van toepassing in het geval van overdracht van een bedrijf of van een gedeelte ervan tussen echtgenoten of tussen bloed- of aanverwanten in de eerste graad, en voor zover de producent-overnemer slechts uit één enkele natuurlijke persoon bestaat; e) het geheel van het bedrijf van de producent-overnemer evenals de overgedragen grond zijn niet gelegen op het grondgebied van de oude gemeente waar de installaties van de produktie-eenheid zich bevonden van waaruit per 31 maart 1993 de leveringen en/of de rechtstreekse verkopen gebeurden die door het Bestuur DG3 op de over te dragen referentiehoeveelheid geboekt werden, of op het grondgebied van een naburige oude gemeente.De afname voor de nationale reserve wordt eveneens toegepast indien de overgedragen gronden niet gelegen zijn op het grondgebied van de oude gemeente waar de melkinstallatie en/of de stal van de produktie-eenheid van de overnemer zich bevinden, of op het grondgebied van een naburige oude gemeente.

Evenwel, wanneer het geheel van het bedrijf van de producent-overnemer uit één produktie-eenheid bestaat en gelegen is op het grondgebied van de oude gemeente waar de installaties van deze produktie-eenheid gelegen zijn, of op het grondgebied van een naburige oude gemeente, is deze afname voor de reserve niet van toepassing indien de produktie-eenheid van waaruit per 31 maart 1993 de leveringen en/of rechtstreekse verkopen gebeurden die door het Bestuur DG3 geboekt werden op de over te dragen referentiehoeveelheid, gelegen is op het grondgebied van de oude gemeente waar de installaties van de produktie-eenheid van de overnemer zich bevinden, of op het grondgebied van een naburige oude gemeente.

Indien de overlater en de overnemer van de overgedragen gronden bloed- of aanverwant zijn in de 1e graad, is de afname voor de nationale reserve van 90% van de betreffende over te dragen referentiehoeveelheid niet van toepassing op het gedeelte van de referentiehoeveelheid waarover de overlater reeds beschikte gedurende het tijdvak van 1 april 1991 tot 31 maart 1992. f) een van de voorwaarden voorzien in artikel 5 wordt niet of wordt niet meer nageleefd.»

Art. 5.Artikel 10 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 10.§ 1. Van de referentiehoeveelheden die het voorwerp uitmaken van een overdracht bedoeld in artikelen 5 en 13 tussen producenten die bloed- of aanverwant in de 1e graad zijn en die niet beantwoorden aan een van de gevallen bedoeld in artikel 9, § 3, wordt 90 % van de schijven die, samengevoegd met de referentiehoeveelheid van de overnemer vóór de overdracht, de referentiehoeveelheid van de overnemer na overdracht verhogen tot boven de 520 000 liter, toegevoegd aan de nationale reserve. § 2. 1° Indien de producent-overnemer een groepering van natuurlijke personen is, beantwoordend aan de voorwaarden bedoeld in artikel 9, § 2, b), punt 2°, 1e gedachtestreepje, wordt het plafond van 520 000 liter op 720 000 liter gebracht. 2° Indien de producent-overnemer een landbouwvennootschap is, die voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 9, § 2, b), punt 1°, waarvan alle beherende vennoten beantwoorden aan de voorwaarden bedoeld in artikel 9, § 2, a), punt 1°, wordt het plafond van 520 000 liter verhoogd tot 720 000 liter. § 3. De afname voor de nationale reserve is niet van toepassing op het deel van de referentiehoeveelheid waarover de overlater reeds beschikte voor het tijdvak van 1 april 1991 tot 31 maart 1992, indien de producent-overlater en de producent-overnemer bloed- of aanverwant zijn in de 1e graad en voldoen aan volgende voorwaarden : - de overlater mag in het lopende tijdvak geen referentiehoeveelheid hebben overgenomen; - noch overlater, noch overnemer hebben de leeftijd van 65 jaar bereikt op 1 april van het tijdvak waarin de overdracht uitwerking heeft; - de overnemer mag geen bedrijf overgenomen hebben in de zin van artikel 1, punt 15, gedurende de 9 voorgaande tijdvakken, noch gedurende het lopende tijdvak. De 9 tijdvakken worden evenwel teruggebracht tot 5 als de betreffende vraag tot overname werd ingediend vóór 1 januari 1997; - Indien de producent-overnemer of de producent-overlater of beiden bestaan uit een landbouwvennootschap, moeten alle beherende vennoten beantwoorden aan de voorwaarden bedoeld in artikel 9, § 2, a), punt 1°. »

Art. 6.Het artikel 11 van hetzelfde besluit wordt met het volgende lid vervolledigd : - « Indien één van de voorwaarden voorzien in artikel 1, punten 15 en/of 16 niet wordt nageleefd, wordt op de eerste dag van het volgende tijdvak 100 % van de referentiehoeveelheden die aan de producent waren overgedragen in toepassing van de genoemde punten 15 en 16 of waarvan hij op het ogenblik van de oprichting de titularis was, toegevoegd aan de nationale reserve. »

Art. 7.Aan artikel 15 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) Wordt het woord « producent-overnemer » door het woord « producent-verkrijger » vervangen.

B) In punt 5°, worden de volgende wijzigingen aangebracht : - het 3e gedachtestreepje vervangen door de volgende bepaling : »- moet de producent -verkrijger zich onherroepelijk ertoe verbinden de totale vergoeding voor de aan hem herverdeelde referentiehoeveelheden te betalen binnen een termijn van 10 werkdagen volgend op de datum van mededeling van het resultaat van de herverdeling.

Bij gebrek aan betaling binnen deze termijn zal de producent-verkrijger van rechtswege intresten verschuldigd zijn, berekend aan de wettelijke koers vanaf de eerste dag volgend op deze termijn. » - een 6e gedachtestreepje wordt toegevoegd, bepalend dat : "- de producent-verkrijger mag tijdens het lopende tijdvak geen aanvraag hebben ingediend om een referentiehoeveelheid tijdelijk over te dragen. » - een 7e gedachtestreepje wordt toegevoegd, bepalend dat : "- de producent-verkrijger kan de herverdeelde referentiehoeveelheden niet vrijmaken tijdens de vijf tijdvakken volgend op de herverdeling. » C) Punt 7° wordt vervangen door de volgende bepaling : "tijdens de 4 tijdvakken vanaf 1 april 1999 tot 31 maart 2003 gebeurt de herverdeling van de vrijgemaakte referentiehoeveelheden binnen elke zone tussen de hierna genoemde categorieën producenten : a. de producenten jonger dan 35 jaar op 1 april van het volgende tijdvak;voor producenten die beantwoorden aan de voorwaarde van artikel 1, punt 7, 4°, wordt enkel de echtgenoot of de echtgenote in aanmerking genomen die de voorwaarden bepaald in artikel 1, punt 7, 1° vervult. b. de andere producenten. De herverdeling gebeurt zodanig dat : - per zone worden 50 % van de vrijgemaakte referentiehoeveelheden herverdeeld aan de onder a) bedoelde producenten en de overige 50% aan de onder b) bedoelde producenten; - ieder producent die in aanmerking komt, in iedere categorie, krijgt een gelijke hoeveelheid, zonder dat deze hoger kan zijn dan de hoeveelheid waarvoor hij de onder 5° bedoelde aanvraag heeft ingediend. »

Art. 8.In artikel 19 van hetzelfde besluit wordt § 1 aangevuld met de volgende bepaling : « Volgens de modaliteiten bepaald door de Minister, moet de koper of de persoon die voor rekening van de koper de melkophaling doet, tijdens elke ophaling een document invullen dat door de producent dient bewaard te worden en dat, per productie-eenheid, zijn leveringen individualiseert. »

Art. 9.Aan artikel 21 van hetzelfde koninklijk besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) In het 3e lid worden de woorden « binnen de termijn waarnaar wordt verwezen in artikel 19 » toegevoegd tussen de woorden « rechtstreekse verkopen niet » en « of op een onjuiste manier ».

B) De volgende bepaling is toegevoegd : "In het geval van een bedrijfsovername in de loop van het tijdvak, wordt de berekening van de extra heffing en deze van de in het eerste lid voor verdeling bedoelde beschikbare hoeveelheid vastgesteld na samenvoeging van de respectievelijke verkopen en leveringen van de betrokken producenten. In het voorkomend geval is de extra heffing verschuldigd door de producent of de producenten die de voor dit tijdvak verklaarde behouden of overgenomen referentiehoeveelheid heeft overschreden. »

Art. 10.Artikel 23 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 11.In de bijlage van hetzelfde besluit wordt het punt A.2. gedachtestreepje 2 van de Nederlandse tekst vervangen door de volgende bepaling : « - het representatieve vetgehalte van de verminderde referentiehoeveelheid verandert niet ».

Art. 12.Dit besluit treedt in werking op 1 april 1999 behalve artikel 9 dat uitwerking heeft met ingang van 1 april 1998.

Art. 13.Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen is belast met de uitvoering van dit besluit.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN

^