22 JUNI 2006. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 13 augustus 1976 betreffende de toekenning van een toelage voor dienst op zee

ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 20 mei 1994 betreffende de geldelijke rechten van de militairen, inzonderheid op artikel 9bis, ingevoegd bij de wet van 27 maart 2003;

Gelet op het koninklijk besluit van 13 augustus 1976 betreffende de toekenning van een toelage voor dienst op zee, inzonderheid op de artikelen 2, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 29 september 1977 en 22 november 1999, 3, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 november 1999, 4 en 5, en op de bijlage, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 augustus 1994;

Gelet op het protocol van het Onderhandelingscomité van het militair personeel van de Krijgsmacht, afgesloten op 29 september 2005;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 10 oktober 2005;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Ambtenarenzaken gegeven op 17 januari 2006;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting gegeven op 3 februari 2006;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat het koninklijk besluit van 21 december 2001 tot bepaling van de algemene structuur van het ministerie van Landsverdediging en tot vastlegging van de bevoegdheden van bepaalde autoriteiten, de Krijgsmacht grondig geherstructureerd heeft door de inplaatsstelling van een nieuwe structuur, "eenheidsstructuur" genoemd, waarin de historische interne compartimentering tussen land- en luchtmacht, marine en medische dienst, als zodanig werd opgeheven en vervangen werd door een nieuwe geïntegreerde organisatie;

Overwegende dat deze wijzigingen in werking zijn getreden op 1 januari 2002;

Overwegende dat, vanaf deze datum, militairen van alle machten, en niet alleen meer militairen van de marine, regelmatig deelnemen aan opdrachten aan boord van schepen van onze marine of van buitenlandse marines, waar hun aanwezigheid onontbeerlijk is voor de goede operationele werking van het schip;

Overwegende dat al de militairen die in het kader van dezelfde opdracht ingezet zijn, op een gelijke en billijke manier moeten behandeld worden;

Overwegende dat de wijzigingen aangebracht aan het koninklijk besluit van 13 augustus 1976 betreffende de toekenning van een toelage voor dienst op zee, onontbeerlijk zijn voor de realisatie van dit doel;

Overwegende dat bijgevolg zonder uitstel de nodige maatregelen moeten worden getroffen om aan het personeel dat niet behoort tot de marine dezelfde geldelijke rechten als aan hun collega's van de marine toe te kennen, en dit vanaf de datum waarop zij er rechtmatig aanspraak kunnen op maken;

Overwegende bijgevolg de dringende noodzaak om deze wijzigende bepalingen zo snel mogelijk in werking te laten treden;

Op de voordracht van Onze Minister van Landsverdediging, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 2 van het koninklijk besluit van 13 augustus 1976 betreffende de toekenning van een toelage voor dienst op zee, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 29 september 1977 en 22 november 1999, wordt vervangen als volgt : "

Artikel 2.De weddetrekkende militairen ontvangen, per vaardag, een toelage voor dienst op zee, in zoverre zij dienst verrichten aan boord van een gecommissioneerde Belgische vlooteenheid of in zoverre zij een opdracht vervullen, die de actieve deelneming aan het leven aan boord vereist.".

Art. 2.In artikel 3, § 1, van hetzelfde besluit, vervallen de woorden "van de marine".

Art. 3.Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 4.In artikel 5 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, worden de woorden "vastgesteld in de bijlage bij dit besluit." vervangen door de woorden "bepaald op 20,18 EUR voor de officieren, op 15,72 EUR voor de onderofficieren en op 13,47 EUR voor de vrijwilligers."; 2° paragraaf 2 wordt opgeheven.

Art. 5.De bijlage bij hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 6.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2002.

Art. 7.Onze Minister van Landsverdediging is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, op 22 juni 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT