gepubliceerd op 14 juli 2006
Koninklijk besluit houdende de regeling van de specifieke functieuitrustingen van het uniform van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus
22 JUNI 2006. - Koninklijk besluit houdende de regeling van de specifieke functieuitrustingen van het uniform van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften;
Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, inzonderheid op artikel 141;
Gelet op het koninklijk besluit van 26 maart 2001 tot uitvoering van de artikelen 13, 27, tweede en vijfde lid en 53 van de wet van 27 december 2000 houdende diverse bepalingen met betrekking tot de rechtspositie van het personeel van de politiediensten en houdende diverse andere overgangsbepalingen, inzonderheid op artikel 23;
Gelet op het koninklijk besluit van 4 september 2002 houdende de regeling tot het dragen van de graden door de personeelsleden van het operationeel kader van de lokale en de federale politie;
Gelet op de protocollen nr. 137/2 van 10 november 2004 en nr. 139 van 8 december 2004 van het onderhandelingscomité voor de politiediensten;
Gelet op het feit dat het advies van de Adviesraad van burgemeesters niet regelmatig binnen de voorgeschreven termijn gegeven is en dat geen verzoek om verlenging van de termijn gedaan is; dat er bijgevolg aan is voorbijgegaan;
Gelet op de adviezen van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 14 december 2004 en op 4 januari 2005;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 24 juni 2005;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Ambtenarenzaken van 9 maart 2005;
Gelet op het advies van Onze Minister van Justitie, gegeven op 8 november 2005;
Gelet op de adviezen 39.159/2 en 39.160/2 van de Raad van State, gegeven op 19 oktober 2005, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « de minister » : de Minister van Binnenlandse Zaken;2° "ordehandhavingskledij" : de kledij die wordt gedragen door de politieambtenaren tijdens opdrachten van handhaving en herstel van de openbare orde;3° "motorrijderskledij" : de kledij die wordt gedragen door de leden van het operationeel kader van de politiediensten tijdens hun opleiding tot motorrijder en tijdens opdrachten met een motor zonder beschermingsstructuren. HOOFDSTUK II. - De ordehandhavingskledij
Art. 2.De ordehandhavingskledij, waarvan het model wordt vastgesteld in bijlage A, bestaat uit : 1° een jas en een broek;2° een helm;3° een bivakmuts;4° handschoenen;5° een ondertrui;6° schoenen met hoge schachten;7° beschermingsstukken;8° toebehoren. HOOFDSTUK III. - De motorrijderskledij
Art. 3.De motorrijderskledij, waarvan het model in leder en in textiel wordt vastgesteld in bijlage B, bestaat uit : 1° een blouson in leder of een 3/4 jas in textiel;2° een broek in leder of in textiel;3° een helm;4° laarzen;5° handschoenen. Deze kledij wordt aangevuld naar gelang van de weersomstandigheden met de volgende stukken : 1° een regen-bovenbroek;2° een regenoverjas;3° thermische onderkleding;4° zonnebril. Deze kledij kan worden aangevuld met een kogelwerende vest voor motorrijder. HOOFDSTUK IV. - Gemeenschappelijke bepaling
Art. 4.De technische normen, kleuren en het logo van de specifieke functieuitrustingen worden bepaald door de minister. HOOFDSTUK V. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 5.Artikel 23 van het koninklijk besluit van 26 maart 2001 tot uitvoering van de artikelen 13, 27, tweede en vijfde lid, en 53 van de wet van 27 december 2000 houdende diverse bepalingen met betrekking tot de rechtspositie van het personeel van de politiediensten en houdende diverse andere overgangsbepalingen, geldt, voor wat betreft de specifieke functieuitrusting voor de handhaving en het herstel van de openbare orde, per politieambtenaar tot wanneer het de in dit besluit bedoelde specifieke functieuitrusting verwerft en dit uiterlijk tot 1 januari 2010.
Art. 6.Artikel 23 van het hetzelfde besluit geldt, voor wat betreft de specifieke functieuitrusting voor motorrijders, per personeelslid tot wanneer het de in dit besluit bedoelde specifieke functieuitrusting verwerft en dit uiterlijk tot 1 januari 2010.
Art. 7.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 8.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 22 juni 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL Bijlage A bij het koninklijk besluit van 22 juni 2006. - Annexe A à l'arrêté royal du 22 juin 2006 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 22 juni 2006 houdende de regeling van de specifieke functieuitrustingen van het uniform van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL Bijlage B bij het koninklijk besluit van 22 juni 2006. - Annexe B à l'arrêté royal du 22 juin 2006 Lederkledij. - Tenue en cuir Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Textielkledij. - Tenue en matière textile Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Broek en tuinbroek. - Pantalon et jardinière Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 22 juni 2006 houdende de regeling van de specifieke functieuitrustingen van het uniform van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL