Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 22 juni 2003
gepubliceerd op 30 juni 2003

Koninklijk besluit tot wijziging van de wet van 22 juli 1993 tot instelling van een bijdrage op de energie ter vrijwaring van het concurrentievermogen en de werkgelegenheid

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2003003375
pub.
30/06/2003
prom.
22/06/2003
ELI
eli/besluit/2003/06/22/2003003375/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

22 JUNI 2003. - Koninklijk besluit tot wijziging van de wet van 22 juli 1993 tot instelling van een bijdrage op de energie ter vrijwaring van het concurrentievermogen en de werkgelegenheid


VERSLAG AAN DE KONING Sire, De liberalisering van de markten van aardgas en elektriciteit die zich op progressieve wijze ontwikkelt, vereist een aanpassing van de reglementering betreffende de bijdrage op de energie die verschuldigd is op deze producten, inzonderheid inzake de wijze waarop de tarieven zijn uitgedrukt in artikel 2 van de wet van 22 juli 1993 tot instelling van een bijdrage op de energie ter vrijwaring van het concurentievermogen en de werkgelegenheid.

De voorgestelde wijziging bestaat er voornamelijk in om deze tarieven, voor wat betreft aardgas, op zodanige wijze te herformuleren dat er concepten beschikbaar zijn die zowel kunnen toegepast worden op de geliberaliseerde sectoren van de markt als op deze die dit nog niet zijn.

Deze wijziging brengt derhalve noch een verhoging, noch een verlaging teweeg van de bijdrage op de energie op aardgas.

Het ontwerp van koninklijk besluit dat ik de eer heb aan Uwe Majesteit voor te leggen heeft tot doel om dit artikel 2 van de wet van 22 juli 1993 te wijzigen met betrekking tot aardgas.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer trouwe dienaar, De Minister van Financiën, D. REYNDERS

ADVIES 35.300/2 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 9 april 2003 door de Minister van Financiën verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste een maand, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot wijziging van de wet van 22 juli 1993 tot instelling van een bijdrage op de energie ter vrijwaring van het concurrentievermogen en de werkgelegenheid", heeft op 14 mei 2003 het volgende advies gegeven : Rekening houdend met het tijdstip waarop dit advies gegeven wordt, vestigt de Raad van State de aandacht van de Regering op het feit dat de ontstentenis van de controle die het Parlement krachtens de Grondwet moet kunnen uitoefenen, tot gevolg heeft dat de Regering niet over de volheid van haar bevoegdheid beschikt. Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of dit ontwerp in die beperkte bevoegdheid kan worden ingepast, aangezien de afdeling Wetgeving geen kennis heeft van het geheel van de feitelijke gegevens welke de Regering in aanmerking kan nemen als zij te oordelen heeft of het vaststellen of wijzigen van een verordening noodzakelijk is. 1. De aanhef dient te worden aangepast.Overeenkomstig de kennisgeving van de Ministerraad d.d. 5 april 2003 steunt de adviesaanvraag immers op artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State (verzoek om advies uit te brengen binnen een termijn van ten hoogste één maand). 2. Het ontwerp van koninklijk besluit valt binnen de werkingssfeer van artikel 3bis van de gecoördineerde wetten op de Raad van State.De daarin voorgeschreven procedure en vormvereisten dienen dan ook te worden nageleefd als de Koning het ontworpen besluit aanneemt. Voor de bewoordingen van het verslag aan de Koning dat in dat geval moet worden opgemaakt, zou kunnen worden gesteund op de bewoordingen van de memorie van toelichting van het voorontwerp van wet dat gevoegd is bij de aan de Raad van State gerichte adviesaanvraag. 3. Artikel 3, eerste lid, van de wet van 22 juli 1993 tot instelling van een bijdrage op de energie ter vrijwaring van het concurrentievermogen en de werkgelegenheid, luidt als volgt : « Met het oog op de vervroegde toepassing van de wijzigingen welke bij hoogdringendheid aan de bijdragen op de energie moeten worden aangebracht, kan de Koning, bij in Ministerraad overlegd besluit, de wijzigingen op de bij artikel 2 bedoelde tarieven voorschrijven.» Toen de gemachtigde ambtenaar verzocht werd de wettigheid aan te tonen van het ontworpen besluit waarvoor de voormelde bepaling als rechtsgrond wordt aangevoerd, heeft hij op het volgende gewezen : « En raison de la libéralisation progressive du marché du gaz naturel, les "tarifs" définis à l'article 1er de la loi du 22 juillet 1993 susmentionnée deviennent sans objet, du moins pour la partie libéralisée de ce marché. Or, ces tarifs font partie intégrante de l'expression des taux de cotisation frappant le gaz naturel. Pour mémoire, ces tarifs sont directement fonction des quantités d'énergie consommées annuellement par un consommateur donné.

Pour éviter toute discrimination indue entre, d'une part, la partie libéralisée du marché et, d'autre part, celle qui ne l'est pas encore, il s'est donc avéré nécessaire de reformuler les taux prévus à l'article 2 relatifs au gaz naturel, en se référant directement aux volumes d'énergie consommés en cause.

A situation égale, la modification proposée ne modifie en rien le niveau de taxation.

Mais il y a bien re-formulation des taux et, donc, modification formelle de ces taux. » Aldus blijkt dat de moeilijkheid om een besluit op te stellen dat met de wet in overeenstemming is zowel ligt in artikel 1 van de wet, waarin naar ministeriële besluiten wordt verwezen, als in de restrictieve bewoordingen van artikel 3.

Die moeilijkheden zouden moeten worden opgelost ter gelegenheid van de omzetting van de richtlijn van de Raad tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten (1), welke richtlijn volgens de verklaringen van de gemachtigde ambtenaar weldra zal worden aangenomen, en die vóór 1 januari 2004 zou moeten worden omgezet. In de tussentijd is de wettigheid van een ontwerp zoals datgene dat thans wordt onderzocht twijfelachtig.

Dat is des te meer zo daar in het onderhavige geval artikel 3 van het ontwerp aan het besluit terugwerkende kracht verleent. De Koning wordt evenwel bij geen enkele bepaling van de voormelde wet van 22 juli 1993 gemachtigd om zulke maatregelen te treffen. Het is Hem alleen toegestaan de tarieven te wijzigen met het oog op de vervroegde toepassing van de wijzigingen van de bijdragen zonder het optreden van de wetgever af te wachten.

De kamer was samengesteld uit : de heren : Y. Kreins, kamervoorzitter;

J. Jaumotte, Mevr. M. Baguet, staatsraden;

J. Kirkpatrick, assessor van de afdeling wetgeving;

Mevr. A.-C. Van Geersdaele, toegevoegd griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer J. Regnier, eerste auditeur-afdelingshoofd. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld door de heer P. Brouwers, referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J. Jaumotte.

De griffier, De voorzitter, A.-C. Van Geersdaele. Y. Kreins. _______ Nota (1) Ontwerp COM/97/0030 DEF - CNS 97/0111;Publicatieblad nr. C 139 van 06/05/1997, blz. 0014.

22 JUNI 2003. - Koninklijk besluit tot wijziging van de wet van 22 juli 1993 tot instelling van een bijdrage op de energie ter vrijwaring van het concurrentievermogen en de werkgelegenheid ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 22 juli 1993 tot instelling van een bijdrage op de energie ter vrijwaring van het concurrentievermogen en de werkgelegenheid (1), gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 juli 2001 (2), bekrachtigd door de wet van 26 juni 2002 (3), en bij de wet van 26 juni 2002 (3), inzonderheid op de artikelen 2 en 3;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 3 april 2003;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 5 april 2003;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door het feit dat dit besluit tot doel heeft de meest noodzakelijke aanpassingen aan te brengen aan de reglementering betreffende de bijdrage op de energie met het oog op de liberalisering van de aardgas- en de elektriciteitsmarkt die zich op progressieve wijze ontwikkelt; dat het derhalve vereist is om de notie van de tarieven te herformuleren die van toepassing zijn op aardgas teneinde over concepten te beschikken die zowel van toepassing kunnen zijn op de geliberaliseerde sectoren van de markt als op deze die dit nog niet zijn; dat deze liberalisering geleidelijk wordt verwezenlijkt; dat, in die omstandigheden, dit besluit zonder uitstel moet worden genomen;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 14 mei 2003, bij toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 2, punt B ., van de wet van 22 juli 1993 tot instelling van een bijdrage op de energie ter vrijwaring van het concurrentievermogen en de werkgelegenheid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 juli 2001, bekrachtigd bij de wet van 26 juni 2002, en bij de wet van 26 juni 2002, wordt het punt « Aardgas » vervangen als volgt : « Aardgas : - verbruik van minder dan 976,944 MWh per jaar en per eindafnemer : 1,2199 EUR per MWh; - verbruik van meer dan of gelijk aan 976,944 MWh per jaar en per eindafnemer : 0 EUR per MWh. »

Art. 2.Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Art. 3.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2003.

Gegeven te Brussel, 22 juni 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS _______ Nota (1) Belgisch Staatsblad van 29 juli 1993.(2) Belgisch Staatsblad van 11 augustus 2001. (3) Belgisch Staatsblad van 20 juli 2002.

^