gepubliceerd op 27 februari 2002
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 april 1969 houdende algemeen reglement betreffende het gewaarborgd inkomen voor bejaarden
22 JANUARI 2002. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 april 1969 houdende algemeen reglement betreffende het gewaarborgd inkomen voor bejaarden
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 1 april 1969 tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden, inzonderheid op artikel 1, § 2, vierde lid, vervangen bij de wet van 20 juli 1991;
Gelet op het koninklijk besluit van 29 april 1969 houdende algemeen reglement betreffende het gewaarborgd inkomen voor bejaarden, inzonderheid op artikel 63, vervangen bij het koninklijk besluit van 30 december 1991;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 14 juni 2001;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 19 juli 2001;
Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen de termijn van een maand;
Gelet op het advies 32.198/1 van de Raad van State, gegeven op 13 november 2001 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 63 van het koninklijk besluit van 29 april 1969 houdende algemeen reglement betreffende het gewaarborgd inkomen voor bejaarden, vervangen bij het koninklijk besluit van 30 december 1991, wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 63.Wordt geacht zijn werkelijke verblijfplaats, bedoeld in artikel 1, § 2, van de wet van 1 april 1969 tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden, in België te hebben, de gerechtigde die er zijn hoofdverblijfplaats heeft en er bestendig en daadwerkelijk verblijft.
Met het oog op de betaling van het gewaarborgd inkomen wordt met bestendig en daadwerkelijk verblijf in België gelijkgesteld : 1° het verblijf in het buitenland gedurende minder dan dertig al dan niet opeenvolgende dagen per kalenderjaar;2° het verblijf in het buitenland gedurende dertig al dan niet opeenvolgende dagen per kalenderjaar of langer, ten gevolge van een toevallige en tijdelijke opname in een ziekenhuis of een andere instelling voor zorgenverstrekking;3° het verblijf in het buitenland gedurende dertig al dan niet opeenvolgende dagen per kalenderjaar of langer, voor zover uitzonderlijke omstandigheden dit verblijf wettigen en op voorwaarde dat het beheerscomité van de Rijksdienst voor pensioenen hiertoe de toelating heeft verleend. Wanneer de in het tweede lid, 1°, bedoelde periode wordt overschreden en onverminderd de bepalingen van hetzelfde tweede lid, 2°, wordt de uitbetaling van het gewaarborgd inkomen geschorst voor elke kalendermaand tijdens welke de gerechtigde niet ononderbroken in België verblijft.
De gerechtigde op het gewaarborgd inkomen die het Koninkrijk verlaat is verplicht de Rijksdienst voor pensioenen voorafgaandelijk daarvan in te lichten met vermelding van de duur van zijn verblijf in het buitenland.
De controle op de bepalingen van de vorige leden gebeurt door elke maand steekproefsgewijze verblijfsbewijzen op te vragen voor vijf percent van de gerechtigden voor wie het gewaarborgd inkomen wordt betaald op een persoonlijke rekening, geopend bij een financiële instelling, met uitsluiting evenwel van de gerechtigden die opgenomen zijn in een rusthuis, in een rust- en verzorgingstehuis of in een psychiatrische verzorgingsinstelling. »
Art. 2.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juni 2001.
Art. 3.Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 22 janvier 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, F. VANDENBROUCKE