gepubliceerd op 30 januari 1998
Koninklijk besluit houdende instelling van een Commissie Internering
22 JANUARI 1998. Koninklijk besluit houdende instelling van een Commissie Internering
VERSLAG AAN DE KONING Sire, De meest recente herziening ten gronde van de wet tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen en de gewoontemisdadigers gebeurde in 1964. Sindsdien zijn de inzichten in de menselijke geestestoestand sterk geëvolueerd.Bovendien blijkt uit de praktijk dat de werking van het interneringsstelsel in België verre van optimaal is te noemen.
In het najaar van 1996 heb ik een commissie onder leiding van de heer Jan Baron Delva opdracht gegeven deze ingewikkelde problematiek te bestuderen. Deze commissie zal mij uiterlijk 31 oktober 1998 verslag uitbrengen Dit verslag moet als grondslag dienen voor een ontwerp van wet tot modernisering van de huidige wettelijke regeling. Hierin dient verholpen te worden aan de moeilijkheden die de toepassing van de huidige wet kent en aan de problemen inzake zorgenverstrekking aan geestesgestoorde delinquenten.
De Commissie Internering telt maximaal dertig leden die door mij worden aangeduid op basis van hun bekwaamheid en hun ervaring met en belangstelling voor deze materie. Naast mensen uit de academische wereld zijn ook personen uit de rechtspraktijk, de verzorgende sector en de administratie betrokken.
De commissie moet een beroep kunnen doen op deskundigen, eventueel uit het buitenland, om te komen tot een grondige rechtsvergelijking, aangevuld met de praktijkervaringen van personen die ervaring hebben met de verschillende systemen.
De commissie heeft ondertussen reeds meer dan een jaar de facto vergaderd in verschillende subcommissies. De subcommissie I buigt zich over de problematiek van de inobservatiestelling en van het gerechtsdeskundigen- onderzoek; de subcommissie II bekommert zich om de organisatie en praktijk van de zorg voor geïnterneerden. Beide subcommissies vergaderen onder voorzitterschap van professor P. Cosyns.
De subcommissie III onderzoekt de wetgeving en de werking van de commissies tot bescherming van de maatschappij onder voorzitterschap van de heer O. Vandemeulebroeke, ere-advocaat-generaal. In oktober 1997 werd een voorlopig verslag uitgebracht van hun bevindingen aan de commissie Justitie van de Kamer van Volksvertegenwoordigers.
Aan de leden van de Commissie worden de gebruikelijke vergoedingen voor reis- en verblijfskosten toegekend.
Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Justitie, S. DE CLERCK
22 JANUARI 1998. - Koninklijk besluit houdende instelling van een Commissie Internering ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikel 37 van de Grondwet;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 4 september 1997;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 9 december 1997;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 22 december 1997;
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Bij het Ministerie van Justitie wordt een Commissie Internering ingesteld, hierna Commissie genoemd.
Art. 2.De Commissie heeft tot taak met het oog op het ontwikkelen van een toekomstgerichte visie op de internering : - de inventarisatie te maken van de juridische en praktische knelpunten in de toepassing van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers, vervangen door de wet van 1 juli 1964; - het formuleren van voorstellen tot wijziging van de wet; - het formuleren van voorstellen ter verbetering van de praktijk.
De Commissie zal het eindverslag van deze werkzaamheden uitbrengen ten laatste op 31 oktober 1998.
Art. 3.De Commissie is samengesteld uit ten hoogste 30 leden, die op grond van hun bekwaamheid en interesse op het vlak van de internering door de Minister van Justitie worden benoemd.
Art. 4.De Minister benoemt, onder de leden, de voorzitter en de ondervoorzitters.
Art. 5.§ 1. De voorzitter, de ondervoorzitters en de leden kunnen aanspraak maken op de reis-en verblijfsvergoeding zoals bepaald in het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten en het koninklijk besluit van 24 december 1964 tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfskosten toegekend aan de leden van het personeel der ministeries. § 2. Voor de toepassing van dit artikel worden de personen die geen ambtenaar zijn gelijkgesteld met de personeelsleden van rang 15 tot 17.
Art. 6.De Commissie kan een beroep doen op externe deskundigen.
Daartoe kan hen, op advies van de voorzitter, een vergoeding worden toegekend. Deze vergoeding wordt vereffend op voorlegging van een staat van kosten, na goedkeuring door Onze Minister van Justitie.
Art. 7.Bij de Commissie wordt een secretariaat ingesteld belast met technische en administratieve taken.
Art. 8.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 23 september 1996.
Art. 9.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 22 januari 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK