gepubliceerd op 30 december 2000
Koninklijk besluit tot vaststelling van de bijdrage in de werkings-, personeels- en oprichtingskosten van de kansspelcommissie verschuldigd door de houders van de vergunningen A, B, C en E
22 DECEMBER 2000. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de bijdrage in de werkings-, personeels- en oprichtingskosten van de kansspelcommissie verschuldigd door de houders van de vergunningen A, B, C en E
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit hetwelk de Regering de eer heeft aan Uwe Majesteit voor te leggen heeft als hoofddoel, in toepassing van artikel 19 van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers het bedrag van de jaarlijkse bijdrage verschuldigd door de houders van de licenties A, B, C en E in de werkings-, personeels-, en oprichtingskosten van de kansspelcommissie vast te leggen.
Bij de Wetgevende Kamers zal een ontwerp van wet ter bevestiging van dit besluit worden ingediend binnen een termijn van twee maanden vanaf de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Artikel 19 van de voornoemde wet van 7 mei 1999 bepaalt dat het bedrag van deze bijdrage uitsluitend moet dienen om de werkings-, oprichtings- en personeelskosten van de kansspelcommissie te dekken.
De oprichtingskosten zijn gedeeltelijk gekend (kantoor, vaste kost, . ). De begrotingskredieten ingeschreven in het programma betreffende de kansspelcommissie belopen 31,3 miljoen frank binnen de aangepaste begroting 2000 en 44,8 miljoen in de ontwerpbegroting 2001.
De werkingskosten, daarentegen, zijn niet geheel gekend. Enkel de kosten voor het statutair personeel en het contractueel personeel, aangeworven voor een periode van twee jaar zijn gekend, vele andere kosten zijn dit absoluut niet : 1. De oprichtingskost van een gegevensbank. Deze gegevensbank, voorzien in artikel 55 van de wet van 7 mei 1999, moet 24 uur op 24 kunnen functioneren. Dit houdt in dat voor het personeel van het Ministerie van Justitie een 8 uren rotatiesysteem wordt ingesteld. Daarbij komt dat de computers van het Ministerie van Justitie hiervoor niet uitgerust zijn. Er is een specifieke installatie nodig waarvoor de kost op dit ogenblik op 40 miljoen wordt geschat. De werkingskost van deze gegevensbank (voeding van de repertoria, beheer van het systeem) is ook niet gekend en zal afhangen van het aantal noodzakelijke toegangen (minstens 180 voor de lunaparken+ 9 voor de casino's + toegang voor de politiediensten + toegang voor de leden van de commissie en haar secretariaat die de hoedanigheid hebben van OGP) dus waarschijnlijk meer dan 300 toegangen. 2. De kost van de controles (artikel 52 van de wet van 7 mei 1999) Bij gebrek aan een aangepaste metrologische dienst in België of laboratoria erkend krachtens een koninklijk besluit genomen in toepassing van de wet van 20 juli 1990 betreffende de accreditatie van certificatie- en keuringsinstellingen, alsmede van beproevingslaboratoria, zal men zijn toevlucht moeten nemen tot een Europese aanbesteding ter aanduiding van een laboratorium van een andere lidstaat van de EEG, hiertoe erkend in zijn land.Daarenboven zijn de opdrachten van de politie van de commissie en de financiële controle op de rekeningen van de ondernemingen (lunaparken en casino's) met behulp van bedrijfsrevisoren, niet gekend. 3. De wetgeving op de casino's zal in het beste geval slechts in werking treden op 1 januari 2002.Op deze manier zullen de inkomsten, voor wat de casino's betreft, niet gerealiseerd worden in 2001. 4. Rekening houdend met het aantal in 2001 uit te reiken vergunningen, is het nodig, naast het tijdelijk personeel, interim-personeel aan te werven om de aanvragen te behandelen die zullen ingediend worden binnen de voorziene termijnen. 5. Het zal onmogelijk zijn het geheel van de aanvragen te behandelen in 2001 (ongeveer 10.000), waardoor ongeveer slechts 80 % van de opbrengsten in het vooruitzicht kunnen gesteld worden.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaren.
De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Economie, Ch. PICQUE De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Volksgezondheid, Mevr. M. AELVOET
22 DECEMBER 2000. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de bijdrage in de werkings-, personeels- en oprichtingskosten van de kansspelcommissie verschuldigd door de houders van vergunningen klasse A, B, C en E ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers en meer bepaald artikel 19 en 71;
Gelet op het advies van de kansspelcommissie, gegeven op 8 november 2000;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 21 november 2000;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 28 november 2000;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid, dat het absoluut noodzakelijk is, dat de bepalingen betreffende de lijst van de toegelaten kansspelen en de werkingsregels ervan, de bepaling van de regels inzake het beheer van de kansspelinrichtingen klasse II en III en de modaliteiten betreffende het bekomen van de vergunningen klasse B en C, en de vorm ervan ten laatste in werking treden op 1 januari 2001, gegeven het feit dat deze bepalingen kansspelapparaten betreffen waarvoor een niet terugbetaalbare belasting moet betaald zijn op 1 januari van elk jaar.
Het is dientengevolge aangewezen, om coherent systeem te verkrijgen op deze datum de bijdrage vast te stellen van de houders van vergunningen klasse A,B,C en E in de werkings-, personeels-, en oprichtingskosten van de kansspelcommissie te meer daar artikel 2 van dit besluit het bedrag vaststelt van de retributies voor het burgerlijk jaar 2001. Het is daarom onontbeerlijk dat dit besluit tegelijk in werking treedt met de koninklijke besluiten betreffende de exploitatie van de kansspelinrichtingen klasse II en III en het verkrijgen van de vergunningen B, C en E;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 13 december 2000, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, van Onze Minister van Financiën, van Onze Minister van Economie, van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en van Onze Minister van Volksgezondheid en op advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De Minister van Justitie wijst de agenten van het ministerie van Justitie aan die belast zijn met de inning van de retributies bedoeld in artikel 19 van de wet van 7 mei 1999 als bijdrage in de werkings-, personeels- en oprichtingskosten van de kansspelcommissie, hierna commissie genoemd, en haar secretariaat, die ten laste van de houders van vergunningen klasse A, B, C en E vallen.
Art. 2.§ 1. De retributies worden, één keer per jaar, betaald, ten laatste tegen 31 mei van ieder burgerlijk jaar, ongeacht de duur van de vergunning en dit voor heel de komende werkingsperiode van de commissie, die overeenkomt met één burgerlijk jaar. Het bedrag van de retributies wordt jaarlijks vastgesteld. § 2. Voor het burgerlijk jaar 2001, bedraagt de retributie voor een vergunning klasse A 600.000 frank, de retributie voor een vergunning klasse B bedraagt 300.000 frank, de retributie voor een vergunning klasse C bedraagt 4.000 frank, de retributie voor een vergunning klasse E bedraagt 100.000 frank voor de houders die enkel diensten leveren in het raam van het onderhoud, het herstel of de uitrusting van de kansspelen, voor al de andere houders van een vergunning klasse E bedraagt de retributie 50.000 frank per aangevatte schijf van 50 toestellen.
Daarenboven bedraagt de retributie voor de houders van een vergunning klasse A, die automatische kansspelen exploiteren, 10.000 frank per toestel met een minimum van 300.000 frank. § 3. De retributie voor de eerste periode van de exploitatie van het spel wordt volledig betaald, uiterlijk één maand na de kennisgeving. § 4. Voor het burgerlijk jaar 2001, wordt het geheel van de retributies betaald ten laatste één maand na de kennisgeving.
Art. 3.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 4.Onze Minister van Justitie, Onze Minister van Financiën, Onze Minister van Economie, Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Volksgezondheid zijn, ieder wat hem betreft, beslast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 22 december 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Economie, Ch. PICQUE De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Volksgezondheid, Mevr. M. AELVOET