Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 22 december 1998
gepubliceerd op 31 december 1998

Koninklijk besluit tot wijziging van de wettelijke bepalingen betreffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie

bron
ministerie van financien
numac
1998003702
pub.
31/12/1998
prom.
22/12/1998
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

22 DECEMBER 1998. - Koninklijk besluit tot wijziging van de wettelijke bepalingen betreffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Richtlijn 94/63/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994 betreffende de beheersing van de uitstoot van vluchtige organische stoffen (VOS) als gevolg van de opslag van benzine en de distributie van benzine vanaf terminals naar benzinestations, vloeit voort uit een akkoord ondertekend door de Europese Gemeenschap op 2 april 1992 met betrekking tot een protocol bij het Verdrag van 1979 betreffende de grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand dat de beheersing van de uitstoot van vluchtige organische verbindingen of hun grensoverschrijdende stromen daarvan betreft en een aanzienlijke vermindering van deze uitstoot van vluchtige organische verbindingen op het oog heeft.

Deze richtlijn is het vervolg op die genomen door de Raad van 26 juni 1991 met referte 91/441/ EEG die de maatregelen voorziet die moeten worden genomen tegen de luchtverontreiniging door emissies van motorvoertuigen, om te komen tot een vermindering met ongeveer 80 tot 90 % over een periode van tien tot vijftien jaar. Zij vervolledigt aldus de te nemen maatregelen voor voertuigen zelf met andere te nemen maatregelen, die er moeten toe leiden de verdampingsverliezen te verminderen in elke fase van de opslag en de distributie van brandstoffen voor motorvoertuigen.

Een van de te nemen maatregelen is dat alle opslagplaatsen ten laatste op 31 december 1998 moeten worden uitgerust met een terugwinningssysteem van benzinedampen. Daarnaast moeten de benzinestations, gebouwd sedert 1 januari 1996, worden uitgerust met dampterugwinningssystemen. In de bestaande stations moeten de nodige investeringen worden gedaan om te voldoen aan de kalender die is voorzien in de richtlijn. Dit houdt in dat de aanpassingen moeten zijn doorgevoerd op 31 december 1998 voor de benzinestations met een verkoop van meer dan een miljoen liter per jaar en voor de stations ondergebracht in een gebouw, op 31 december 2001 voor de stations met een verkoop tussen één miljoen en 500.000 liter per jaar en op 31 december 2004 voor al de andere benzinestations.

Dit terugwinningssysteem van benzinedampen gaat ervan uit dat de teruggewonnen dampen in een terugwinningseenheid zullen worden binnengebracht en dat ze zullen worden verwerkt tot benzine.

Omdat de teruggewonnen dampen afkomstig zijn van benzines waarop, bij de uitslag uit het belastingentrepot de verschuldigde accijnzen zijn betaald overeenkomstig artikel 7, § 1, a) of b) van de wet van 22 oktober 1997 betreffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie, is de geproduceerde benzine op basis van teruggewonnen dampen een benzine waarop reeds de accijns, vastgesteld bij genoemd artikel 7, is betaald. Het is dus nodig gebleken om rekening te houden met het principe dat men geen tweemaal dezelfde belasting kan innen, principe dat voortvloeit uit de bepalingen van de Richtlijn 92/12/ EEG van de Raad van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop, de na te leven toepassingsmodaliteiten voor te schrijven voor de niet betaling van de accijns op de benzine die geproduceerd is op basis van teruggewonnen damp en die uit een belastingentrepot wordt uitgeslagen.

Daar de toepassingsmodaliteiten met betrekking tot de betaling van de accijns eveneens zijn vastgesteld door de Minister van Financiën, overeenkomstig de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop, is het dus nodig in de wet nauwkeurig te bepalen dat deze bevoegdheden worden uitgebreid tot de niet betaling van de accijns op de benzine bekomen op basis van de teruggewonnen dampen van de benzine waarop reeds de accijns werd betaald.

Het ontwerp van koninklijk besluit dat wij de eer hebben aan Uwe Majesteit voor te leggen heeft tot doel artikel 18 van de wet van 22 oktober 1997 betreffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie te wijzigen in de zin de bevoegdheden van de Minister van Financiën uit te breiden tot de vaststelling van de toepassingsmodaliteiten voor de inverbruikstelling zonder betaling van de accijns op de benzine bekomen op basis van teruggewonnen dampen en waarop reeds accijns werd geïnd.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer trouwe dienaar, De Minister van Financiën, J.-J. VISEUR

Advies van de Raad van State De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 27 oktober 1998 door de Minister van Financiën verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste drie dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot wijziging van de wettelijke bepalingen betreffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie", heeft op 29 oktober 1998 het volgende advies gegeven : Overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996, moeten in de adviesaanvraag in het bijzonder de redenen worden opgegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.

In het onderhavige geval luidt de motivering in de brief aldus (1) : « ... (l'urgence est motivée) par le fait que les nouvelles mesures doivent entrer en vigueur le plus rapidement possible en vertu de l'avance prise par les sociétés pétrolières sur le calendrier établi par la directive 94/63/CE du Parlement européen et du Conseil du 20 décembre 1994 relative à la lutte contre les émissions de composés organiques volatils résultant du stockage de l'essence et de sa distribution des terminaux aux stations-service. » .

Onderzoek van het ontwerp Volgens de aanhef van het ontworpen koninklijk besluit wordt de rechtsgrond ervan gevormd door de artikelen 11 en 13 van de algemene wet inzake douane en accijnzen van 18 juli 1977.

Van de twee procedures voor bekrachtiging door de wet, waarin respectievelijk artikel 11, § 2, en artikel 13, § 1, van de voormelde wet voorzien, behoort die procedure te worden toegepast die vanuit chronologisch oogpunt het meest dwingend is, namelijk die bepaald in artikel 13, § 1, waarin het volgende wordt gesteld : « De Koning zal bij de Wetgevende Kamers dadelijk, zo zij vergaderd zijn, zo niet bij de opening van de eerstvolgende zittingstijd, een ontwerp van wet indienen strekkende tot het aanbrengen in de accijnzen van de wijzigingen, met het oog waarop bij toepassing van het eerste lid maatregelen zijn genomen. » .

Krachtens de artikelen 170 en 172 van de Grondwet is fiscaliteit immers in beginsel een aangelegenheid waarvoor alleen de wetgever bevoegd is.

De aldus vastgestelde procedurevoorschriften dienen in onderlinge samenhang te worden gelezen met die welke opgelegd worden door artikel 3bis, § 1, tweede en derde lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973 (2).

Slotopmerkingen Artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten bepaalt dat de afdeling wetgeving behoort na te gaan of de voorgeschreven vormvereisten regelmatig zijn vervuld. Daarom dient reeds bij de indiening van de adviesaanvraag aan de griffie van de afdeling wetgeving een volledig dossier te worden overhandigd met alle stukken die bewijzen dat aan de voorgeschreven vormvereisten is voldaan.

Zulks is in dezen niet het geval geweest. De Raad van State is eerst op 29 oktober 1998 in het bezit gesteld van het advies van de Douaneraad van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie d.d. 28 juli 1998, van het advies van de inspecteur van Financiën d.d. 15 september 1998 en van de akkoordbevinding van de Minister van Begroting d.d. 7 oktober 1998.

In artikel 1, het ontworpen artikel 15, § 2, tweede lid, schrijve men : "... weer worden binnengebracht" in plaats van "worden wederbinnengebracht".

De kamer was samengesteld uit : De heer Y. Kreins, staatsraad, voorzitter.

De heren P. Lienardy, P. Quartainmont, staatsraden.

De heren P. Gothot, J.-M. Favresse, assessoren van de afdeling wetgeving.

Mevr. B. Vigneron, toegevoegd griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de H. J. REGNIER, eerste auditeur-afdelingshoofd. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door Mevr. G. JOTTRAND, adjunct-referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de H. P. LIENARDY. De griffier, B. VIGNERON. De voorzitter, Y. KREINS. _______ Nota's (1) In verband met de motivering van de dringende noodzakelijkheid behoort te worden gewezen op een discrepantie tussen de motivering vervat in de brief van 27 oktober 1998 waarbij om advies is verzocht en die vervat in het ontwerp van koninklijk besluit dat aan de Raad van State ter fine van onderzoek is voorgelegd. Artikel 84, eerste lid, 2°, in fine, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State bepaalt echter het volgende : « In dit geval (wanneer wordt gevraagd dat het advies binnen een termijn van ten hoogste drie dagen wordt gegeven) wordt de motivering die in de aanvraag wordt opgegeven, overgenomen in de aanhef van de verordening. » .

Daarom is hierboven de motivering uit de brief met de adviesaanvraag overgenomen. (2) Zie in die zin het advies dat de Raad van State op 23 februari 1998 heeft gegeven over een ontwerp dat het koninklijk besluit van 8 juni 1998 tot wijziging van de wettelijke bepalingen betreffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie is geworden, welk besluit bekendgemaakt is in het Belgisch Staatsblad van 27 juni 1998 (blz.21.166 e.v.).

22 DECEMBER 1998. - Koninklijk besluit tot wijziging van de wettelijke bepalingen betreffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de algemene wet inzake douane en accijnzen van 18 juli 1977 (1), inzonderheid op artikel 13, § 1;

Gelet op de wet van 22 oktober 1997 betreffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie (2), inzonderheid de artikelen 15 en 18;

Gelet op Richtlijn 94/63/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994 betreffende de beheersing van de uitstoot van vluchtige organische stoffen (VOS) als gevolg van de opslag van benzine en de distributie van benzine vanaf terminals naar benzinestations (3);

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 15 september 1998;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 7 oktober 1998;

Gelet op het advies van de Douaneraad van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973 (4), inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980 (5), van 16 juni 1989 (6), van 4 juli 1989 (7) en van 4 augustus 1996 (8);

Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door het feit dat Richtlijn 94/63/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994 betreffende de beheersing van de uitstoot van vluchtige organische stoffen (VOS) als gevolg van de opslag van benzine en de distributie van benzine vanaf de terminals naar benzinestations de aanpassing voorziet van de benzinestations uitgerust met een terugwinningssysteem in 3 etappes, de eerste met aanvang op 31 december 1998, en de laatste eindigend op 31 december 2004; dat de nieuwe maatregelen zo vlug mogelijk in werking dienen te treden gelet op de voorsprong die de petroleummaatschappijen hebben genomen op de kalender opgelegd door voornoemde richtlijn 94/63/EG van het Europees Parlement en de Raad; dat de aanpassing van deze terugwinningssystemen van benzinedamp de niet betaling van de accijns met zich meebrengt voor de benzine die wordt bekomen in de dampterugwinningseenheden rekening houdend met het feit dat de accijns reeds werd geïnd op de teruggewonnen damp; dat deze niet dubbele accijnsbelasting in de wet moet worden voorzien en dat de toepassingsmodaliteiten die daaruit voortvloeien moeten worden vastgesteld door de Minister van Financiën die belast is met de accijnzen en dat daartoe, hem bevoegdheid moet worden toegekend; dat in die omstandigheden dit besluit zonder uitstel moet worden genomen om de bestaande benzinestations die krachtens de nieuwe bepalingen werken geen tweemaal te belasten;

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Aan artikel 15 van de wet van 22 oktober 1997 betreffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie waarvan de huidige tekst § 1 wordt, wordt een § 2 toegevoegd, opgesteld als volgt : « § 2. Terugbetaling van de accijns en de bijzondere accijns wordt toegestaan voor de benzinedampen waarvoor is aangetoond dat ze afkomstig zijn van benzines die in verbruik werden gesteld bij de uitslag uit een belastingentrepot en die werden verzonden naar benzinestations die zijn uitgerust met een dampterugwinningseenheid op voorwaarde dat zij opnieuw in belastingentrepot weer worden binnengebracht.

Deze terugbetaling wordt verleend aan de persoon die de benzine waarvan de dampen afkomstig zijn in verbruik heeft gesteld, tegen het tarief dat betrekking heeft op ongelode benzine, vastgesteld door artikel 7, § 1 van deze wet en dat van toepassing is de dag van de inverbruikstelling bedoeld in voorgaande alinea. »

Art. 2.Artikel 18, enige alinea, van dezelfde wet wordt als volgt aangevuld : « Tenslotte stelt hij de te volgen procedure vast om een dubbele belasting te vermijden op de benzines die worden verkregen bij de terugwinning van benzinedampen in een dampterugwinningseenheid, onder de voorwaarden voorzien in artikel 15, § 2 van deze wet. »

Art. 3.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 4.Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 22 december 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, J.-J. VISEUR _______ Nota's (1) Belgisch Staatsblad van 21 september 1997;(2) Belgisch Staatsblad van 20 november 1997;(3) Publikatieblad van de Europese Gemeenschap, nr.L365 van 31 december 1994; (4) Belgisch Staatsblad van 21 maart 1973;(5) Belgisch Staatsblad van 15 augustus 1980;(6) Belgisch Staatsblad van 17 juni 1989;(7) Belgisch Staatsblad van 25 juli 1989; (8) Belgisch Staatsblad van 20 augustus 1996.

^