Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 22 april 2010
gepubliceerd op 06 mei 2010

Koninklijk besluit betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de werknemers tegen de risico's van kunstmatige optische straling op het werk

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2010012120
pub.
06/05/2010
prom.
22/04/2010
ELI
eli/besluit/2010/04/22/2010012120/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 APRIL 2010. - Koninklijk besluit betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de werknemers tegen de risico's van kunstmatige optische straling op het werk (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, artikel 4, § 1, genummerd bij de wet van 7 april 1999 en gewijzigd bij de wet van 10 januari 2007;

Gelet op het Algemeen reglement voor de arbeidsbescherming, goedgekeurd bij de besluiten van de Regent van 11 februari 1946 en 27 september 1947, punt 2.9 « Lasergolven » van groep II in bijlage II bij Titel II, hoofdstuk III, afdeling I, onderafdeling II »;

Gelet op het advies nr. 147 van de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk, gegeven op 23 oktober 2009;

Gelet op advies 47.891/1 van de Raad van State, gegeven op 11 maart 2010, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Afdeling I. - Toepassingsgebied en definities

Artikel 1.Dit besluit voorziet in de omzetting van Richtlijn 2006/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan risico's van fysische agentia (kunstmatige optische straling) (negentiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG).

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de wet : de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk;2° gevaar : de intrinsieke eigenschap van kunstmatige optische straling die schade kan veroorzaken;3° risico : de waarschijnlijkheid dat de schade zich door blootstelling aan kunstmatige optische straling kan voordoen;4° blootstelling : de mate waarin kunstmatige optische straling op het menselijk lichaam inwerkt;5° meting : de meting op zich, de analyse en de berekening van het resultaat;6° het koninklijk besluit betreffende het beleid inzake het welzijn : het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende het beleid inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk;7° Comité : het Comité voor Preventie en Bescherming op het werk, bij ontstentenis van een Comité, de vakbondsafvaardiging en bij ontstentenis van een vakbondsafvaardiging de werknemers zelf overeenkomstig de bepalingen van artikel 53 van de wet.

Art. 3.Voor de toepassing van dit besluit worden volgende natuurkundige begrippen als volgt bepaald : 1°) optische straling : elektromagnetische straling in het golflengtegebied tussen 100 nm en 1 mm. Het spectrum van de optische straling wordt ingedeeld in ultraviolette straling, zichtbare straling en infrarode straling : a) ultraviolette straling : optische straling in het golflengtegebied tussen 100 nm en 400 nm.Het ultraviolette gebied wordt ingedeeld in UVA (315-400 nm), UVB (280-315 nm) en UVC (100-280 nm); b) zichtbare straling : optische straling in het golflengtegebied tussen 380 nm en 780 nm;c) infrarode straling : optische straling in het golflengtegebied tussen 780 nm en 1 mm.Het infrarode gebied wordt ingedeeld in IRA (780-1400 nm), IRB (1400-3000 nm) en IRC (3000 nm - 1 mm); 2°) laser (lichtversterking door gestimuleerde stralingsemissie) : elk apparaat dat in staat is om elektromagnetische straling in het golflengtegebied van optische straling te produceren of te versterken, hoofdzakelijk via gecontroleerde gestimuleerde emissie; 3°) laserstraling : optische straling afkomstig van een laser; 4°) niet-coherente straling : optische straling die geen laserstraling is; 5°) grenswaarden voor blootstelling : grenzen voor de blootstelling aan optische straling, die direct gebaseerd zijn op bewezen gezondheidseffecten en biologische overwegingen. Inachtneming van deze grenzen waarborgt dat aan kunstmatige bronnen van optische straling blootgestelde werknemers worden beschermd tegen alle bekende negatieve gevolgen voor de gezondheid; 6°) bestralingssterkte (E) of vermogensdichtheid : het invallend vermogen aan straling per eenheid van oppervlakte uitgedrukt in watt per vierkante meter (W m-2); 7°) bestralingsdosis (H) : de tijdsintegraal van de bestralingssterkte uitgedrukt in joule per vierkante meter (J m-2); 8°) radiantie (L) : de stralingsstroom of het vermogen per eenheid van ruimtehoek en per eenheid van oppervlakte uitgedrukt in watt per vierkante meter per steradiaal (W m-2 sr-1); 9°) niveau : de combinatie van bestralingssterkte, bestralingsdosis en radiantie waaraan een werknemer is blootgesteld.

Art. 4.Dit besluit is van toepassing op de werkgevers en werknemers en op de daarmee gelijkgestelde personen, bedoeld in artikel 2 van de wet van 4 augustus 1996, betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk.

Art. 5.Dit besluit betreft de risico's voor de gezondheid en de veiligheid van werknemers door negatieve effecten op de ogen en de huid die worden veroorzaakt door blootstelling aan kunstmatige optische straling. Afdeling II. - Grenswaarden voor blootstelling

Art. 6.De grenswaarden voor blootstelling aan niet-coherente straling, anders dan die welke wordt uitgestraald door natuurlijke bronnen van optische straling, zijn vermeld in bijlage I. De grenswaarden voor blootstelling aan laserstraling zijn vermeld in bijlage II. Afdeling III. - Risicoanalyse

Art. 7.Bij de toepassing van de verplichtingen bedoeld in het koninklijk besluit betreffende het beleid inzake het welzijn, inzonderheid wat de risicoanalyse betreft, bedoeld in de artikelen 8 en 9 van dat besluit, beoordeelt en, indien nodig, meet en/of berekent de werkgever de niveaus van de optische straling waaraan de werknemers waarschijnlijk zullen worden blootgesteld, zodat de nodige maatregelen kunnen worden bepaald en uitgevoerd om de blootstelling tot de toepasselijke grenzen te beperken.

Bij de beoordeling, meting en /of berekeningen past de werkgever een methodiek toe die de normen volgt van de Internationale Elektrotechnische Commissie (IEC) met betrekking tot laserstraling en de aanbevelingen van de Internationale Commissie voor Verlichtingskunde (CIE) en de Europese Commissie voor Normalisatie (CEN) met betrekking tot niet-coherente straling.

In blootstellingssituaties die niet door die normen en aanbevelingen worden bestreken, voert de werkgever, totdat passende EU-normen of -aanbevelingen beschikbaar zijn, de beoordeling, meting en/of berekeningen uit aan de hand van de beschikbare nationale of internationale richtsnoeren met een wetenschappelijke grondslag.

In beide blootstellingsituaties mag de werkgever bij de beoordeling rekening houden met door de producent van de arbeidsmiddelen opgegeven informatie, wanneer die arbeidsmiddelen onder een toepasselijke communautaire richtlijn vallen.

Art. 8.De werkgever doet, naargelang het geval, beroep op zijn interne of externe dienst voor preventie en bescherming op het werk voor de in artikel 7 bedoelde beoordeling, meting en/of berekeningen, die met passende tussenpozen worden gepland en uitgevoerd na voorafgaand advies van het comité.

Indien de nodige deskundigheid voor de in het eerste lid bedoelde beoordeling, meting en/of berekeningen niet aanwezig is in de interne of externe dienst voor preventie en bescherming op het werk, doet de werkgever een beroep op een erkend laboratorium waarvan de erkenning betrekking heeft op de meting van kunstmatige optische straling.

Art. 9.De gegevens die door middel van de beoordeling, meting en/of berekeningen van het niveau van blootstelling aan kunstmatige optische straling zijn verkregen, worden in een passende vorm bewaard, om latere raadpleging mogelijk te maken.

Art. 10.In het kader van de risicoanalyse en de op basis daarvan te nemen preventiemaatregelen overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit betreffende het beleid inzake het welzijn, besteedt de werkgever met name aandacht aan : 1° het niveau, het golflengtegebied en de duur van de blootstelling aan kunstmatige bronnen van optische straling;2° de in artikel 6 bedoelde grenswaarden voor blootstelling;3° de mogelijke gevolgen voor de gezondheid en veiligheid van werknemers die tot bijzonder gevoelige risicogroepen behoren;4° de mogelijke gevolgen voor de gezondheid en de veiligheid van werknemers van de interactie op de arbeidsplaats tussen optische straling en fotosensibiliserende chemicaliën;5° de mogelijke indirecte effecten zoals tijdelijke blindheid, ontploffing of brand;6° het bestaan van vervangende arbeidsmiddelen die ontworpen zijn om de niveaus van blootstelling aan kunstmatige optische straling te verminderen;7° uit gezondheidstoezicht verkregen relevante informatie, met inbegrip van gepubliceerde informatie, voorzover dat mogelijk is;8° de blootstelling aan verscheidene bronnen van kunstmatige optische straling;9° de classificatie die wordt toegepast op lasers die worden gedefinieerd conform de desbetreffende IEC-norm, alsook soortgelijke classificaties met betrekking tot kunstmatige bronnen die soortgelijke schade kunnen toebrengen als lasers van de klasse 3B of 4;10° de informatie over de bronnen van optische straling en aanverwante arbeidsmiddelen die door fabrikanten overeenkomstig het koninklijk besluit van 12 augustus 2008 betreffende het op de markt brengen van machines wordt verstrekt.

Art. 11.De werkgever is in het bezit van een risicoanalyse, vastgesteld in een geschreven document, overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit betreffende het beleid inzake het welzijn en vermeldt welke maatregelen ter voorkoming of vermindering van de blootstelling zijn getroffen in toepassing van de artikelen 12 en 13 van dit besluit.

De risicoanalyse moet naar behoren gedocumenteerd zijn. Indien een verdere uitvoerige risicoanalyse niet wordt uitgevoerd, geeft de werkgever hiervoor een schriftelijke verantwoording, waarin hij aantoont dat de aard en de omvang van de aan optische straling verbonden risico's dit overbodig maken.

De risicoanalyse wordt regelmatig bijgewerkt, met name indien er ingrijpende veranderingen hebben plaatsgevonden waardoor zij verouderd kan zijn, of wanneer uit de resultaten van het gezondheidstoezicht blijkt dat bijwerking nodig is. Afdeling IV. - Maatregelen ter voorkoming of vermindering van de

risico's

Art. 12.De risico's die verbonden zijn aan de blootstelling aan kunstmatige optische straling worden weggenomen of tot een minimum beperkt, waarbij rekening wordt gehouden met de technische vooruitgang en de mogelijkheid om maatregelen te nemen om het risico aan de bron te beheersen.

De beperking van deze risico's geschiedt met inachtneming van de in artikel 5, § 1 van de wet vermelde algemene preventiebeginselen.

Indien uit de overeenkomstig artikel 7 uitgevoerde risicoanalyse voor aan kunstmatige bronnen van optische straling blootgestelde werknemers blijkt dat het enigszins mogelijk is dat de blootstellinggrenswaarden overschreden worden, gaat de werkgever over tot de opstelling en uitvoering van een actieplan dat technische en/of organisatorische maatregelen omvat om een blootstelling waarbij de grenswaarden worden overschreden, te voorkomen. Er dient met name rekening te worden gehouden met : 1° alternatieve werkmethoden die het risico van optische straling verminderen;2° de keuze van arbeidsmiddelen die minder optische straling uitzenden, rekening houdend met het te verrichten werk;3° technische maatregelen om de emissie van optische straling te beperken, waar nodig ook door het gebruik van vergrendeling, afscherming of soortgelijke mechanismen ter bescherming van de gezondheid;4° passende onderhoudsprogramma's voor de arbeidsmiddelen, de arbeidsplaats en de systemen op de werkpost;5° het ontwerp en de indeling van de arbeidsplaatsen en de werkposten;6° de beperking van de duur en het niveau van de blootstelling;7° de beschikbaarheid van passende persoonlijke beschermingsmiddelen;8° de aanwijzingen van de fabrikant van de arbeidsmiddelen die, overeenkomstig het koninklijk besluit van 12 augustus 2008 betreffende het op de markt brengen van machines, zijn verstrekt.

Art. 13.Op basis van de in artikel 7 uitgevoerde risicoanalyse, worden arbeidsplaatsen waar werknemers zouden kunnen worden blootgesteld aan niveaus van optische straling uit kunstmatige bronnen die de grenswaarden voor blootstelling overschrijden, aangegeven door middel van passende signaleringen, overeenkomstig het koninklijk besluit van 17 juni 1997 betreffende de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk.

De betrokken zones worden afgebakend en de toegang ertoe wordt beperkt indien dit technisch mogelijk is en indien het risico bestaat dat de grenswaarden voor blootstelling worden overschreden.

Art. 14.In geen geval mag de blootstelling van de werknemer, vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 7, de grenswaarden bedoeld in artikel 6 overschrijden.

In geval de grenswaarden voor blootstelling worden overschreden ondanks de maatregelen die de werkgever overeenkomstig de bepalingen van dit besluit met betrekking tot kunstmatige bronnen van optische straling heeft genomen, dan neemt hij onmiddellijk maatregelen om de blootstelling terug te brengen tot onder de grenswaarden voor blootstelling.

De werkgever gaat na waarom de grenswaarden voor blootstelling zijn overschreden en past de beschermings- en preventiemaatregelen zo aan dat deze grenswaarden niet opnieuw worden overschreden.

Art. 15.Ten einde bijzonder gevoelige risicogroepen te kunnen beschermen tegen de voor hen specifieke gevaren stemt de werkgever, na voorafgaand advies van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer, de in de artikelen 12 tot 14 bedoelde maatregelen af op de behoeften voor werknemers die tot die groepen behoren. Afdeling V. - Voorlichting en opleiding van de werknemers

Art. 16.Onverminderd de artikelen 17 tot en met 21 van het koninklijk besluit betreffende het beleid inzake het welzijn, zorgt de werkgever ervoor dat werknemers die aan risico's in verband met kunstmatige optische straling op het werk worden blootgesteld, en het Comité, voorlichting en opleiding ontvangen in verband met het resultaat van de in artikel 7 bedoelde risicoanalyse, in het bijzonder betreffende : 1° maatregelen die ter uitvoering van dit besluit zijn genomen;2° de grenswaarden voor blootstelling en de gerelateerde potentiële gevaren;3° de resultaten van de overeenkomstig artikel 7 uitgevoerde beoordeling, meting en/of berekeningen van de niveaus van blootstelling aan kunstmatige optische straling, samen met een toelichting bij de betekenis en de potentiële risico's ervan;4° de wijze van opsporing van schadelijke effecten voor de gezondheid te wijten aan de blootstelling en de melding ervan;5° de omstandigheden waarin werknemers recht hebben op gezondheidstoezicht;6° veilige werkmethoden om risico's van blootstelling tot een minimum te beperken;7° goed gebruik van passende persoonlijke beschermingsmiddelen. Afdeling VI. - Raadpleging en participatie van de werknemers

Art. 17.Raadpleging en participatie van werknemers en/of hun vertegenwoordigers in aangelegenheden bestreken door dit besluit vinden plaats overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 betreffende de opdrachten en de werking van de comités voor Preventie en Bescherming op het werk. Afdeling VII. - Gezondheidstoezicht

Art. 18.Het gezondheidstoezicht, waarvan de resultaten in aanmerking worden genomen voor de toepassing van preventieve maatregelen op de betrokken arbeidsplaats, beoogt de preventie en vroegtijdige diagnose van iedere aandoening die het gevolg is van blootstelling aan optische straling.

Art. 19.De werknemers die blootgesteld worden aan optische straling worden onderworpen aan een passend gezondheidstoezicht, tenzij uit de resultaten van de risicoanalyse blijkt dat zij geen gezondheidsrisico lopen.

Art. 20.Dit gezondheidstoezicht is passend wanneer : 1° de blootstelling van de werknemer aan optische straling van dien aard is dat een verband kan worden gelegd tussen die blootstelling en een aantoonbare ziekte of schadelijke gevolgen voor de gezondheid;2° het waarschijnlijk is dat de ziekte of de gevolgen zich in de specifieke werkomstandigheden van de werknemer zullen voordoen;3° beproefde technieken bestaan om de ziekte of de schadelijke gevolgen voor de gezondheid op te sporen.

Art. 21.Dit passend gezondheidstoezicht wordt uitgevoerd volgens de bepalingen van het koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers.

Art. 22.Voor iedere werknemer die overeenkomstig artikel 19 aan het gezondheidstoezicht onderworpen is, wordt een gezondheidsdossier aangelegd en bijgehouden overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers.

Art. 23.In geval een blootstelling boven de grenswaarden wordt vastgesteld, worden de betrokken werknemers in ieder geval onderworpen aan een medisch onderzoek volgens de bepalingen van het koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers.

Dit medisch onderzoek wordt ook gedaan wanneer uit het gezondheidstoezicht blijkt dat een werknemer aan een herkenbare ziekte lijdt of schadelijke effecten voor zijn gezondheid ondervindt die door de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer wordt beoordeeld als het gevolg van blootstelling aan kunstmatige optische straling op het werk.

In de gevallen, bedoeld in het eerste en het tweede lid : 1° wordt de werknemer door de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer op de hoogte gesteld van de uitslag en medische besluiten die op hem persoonlijk betrekking hebben, en krijgt hij informatie en advies over het gezondheidstoezicht dat hij na beëindiging van de blootstelling dient te ondergaan;2° wordt de werkgever op de hoogte gesteld van significante bevindingen van het gezondheidstoezicht, waarbij rekening wordt gehouden met het vertrouwelijke karakter van de medische gegevens;3° treft de werkgever de volgende maatregelen : a) hij herziet de risicoanalyse die overeenkomstig artikel 7 is uitgevoerd, b) hij herziet de maatregelen die overeenkomstig de artikelen 12 tot 15 genomen zijn om risico's weg te nemen of te verminderen, c) hij houdt rekening met het advies van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer of van een ander ter zake voldoende gekwalificeerde persoon of van de met het toezicht belaste ambtenaar bij het nemen van maatregelen die nodig zijn om het risico weg te nemen of te verkleinen in overeenstemming met de artikelen 12 tot 15, d) hij zorgt voor het voortgezet gezondheidstoezicht en treft maatregelen voor een heronderzoek van de gezondheidstoestand van elke andere werknemer die op soortgelijke wijze is blootgesteld.In dergelijke gevallen kunnen de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer of de met het toezicht belaste ambtenaar voorstellen de andere blootgestelde personen aan een gezondheidstoezicht te onderwerpen. Afdeling VIII. - Slotbepalingen

Art. 24.In het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming, goedgekeurd bij de besluiten van de Regent van 11 februari 1946 en 27 september 1947, wordt in bijlage II bij Titel II, hoofdstuk III, afdeling I, onderafdeling II « Medisch toezicht over de werknemers die blootgesteld zijn aan het risico voor beroepsziekten », onder groep II « Lijst van fysische agentia die beroepsziekten kunnen veroorzaken », punt 2.9 « Lasergolven », opgeheven.

Art. 25.De bepalingen van artikel 2 tot 23 van dit besluit vormen hoofdstuk V van titel IV van de Codex over het welzijn op het werk, met volgende opschriften : 1° « Titel IV : Omgevingsfactoren en fysische agentia »;2° « Hoofdstuk V : Kunstmatige optische straling ».

Art. 26.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 22 april 2010.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET

BIJLAGE I Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij ons besluit van 22 april 2010 betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de werknemers tegen de risico's van kunstmatige optische straling op het werk.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET

BIJLAGE II Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij ons besluit van 22 april 2010 betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de werknemers tegen de risico's van kunstmatige optische straling op het werk.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET ______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 4 augustus 1996, Belgisch Staatsblad van 18 september 1996. Wet van 7 april 1999, Belgisch Staatsblad van 20 april 1999.

Wet van 10 januari 2007, Belgisch Staatsblad van 6 juni 2007.

Besluit van de Regent van 11 februari 1946, Belgisch Staatsblad van 3 en 4 april 1946.

Besluit van de Regent van 27 september 1947, Belgisch Staatsblad van 3 en 4 oktober 1947.

^