gepubliceerd op 18 april 2000
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 december 1971 houdende uitvoering van sommige bepalingen van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971
21 MAART 2000. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 december 1971 houdende uitvoering van sommige bepalingen van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het huidig artikel 50 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 verleent uitdrukkelijk delegatie aan de Koning om, na advies van het Beheerscomité van het Fonds voor arbeidsongevallen, de nadere regels te bepalen voor de ambtshalve aansluiting van de niet-verzekerde werkgever.
De Koning heeft reeds op basis van deze rechtsgrond de berekeningswijze van de bijdrage wegens ambtshalve aansluiting bij het Fonds voor arbeidsongevallen vastgesteld in artikel 59 van het koninklijk besluit van 21 december 1971 houdende uitvoering van sommige bepalingen van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971.
Het voorgestelde ontwerp van besluit wijzigt enkel de berekeningswijze van deze bijdrage en kadert bijgevolg volkomen binnen dezelfde delegatie aan de Koning.
Bovendien bepaalt artikel 59quater, eerste lid, van de arbeidsongevallenwet dat de Koning de wijze van berekening, inning en invordering bepaalt van de bedragen, bedoeld bij de artikelen 59, 2°, 3°, 4°, 5°, 7°, 8°, 9°, 14° en 59bis. Artikel 59, 4°, betreft de bijdragen verschuldigd door de werkgevers die verzuimen om verzekeringscontract af te sluiten bij een gemachtigde verzekeraar.
Door de Raad van State werd op 10 september 1999 een negatief advies verstrekt op grond van een misverstand in hoofde van de Raad van State die de bijdrage wegens ambtshalve aansluiting beschouwt als een verzekeringspremie, hetgeen vereist dat "het bedrag van die bijdrage in een redelijke verhouding staat tot het verzekerde risico". De bijdrage wegens ambtshalve aansluiting is nochtans geenszins een verzekeringspremie die aan het Fonds voor arbeidsongevallen, bij gebreke van een verzekeraar, wordt gestort. De wetgever van 1971 heeft immers uitdrukkelijk geopteerd voor een wettelijk verzekeringsmonopolie in hoofde van de private wetverzekeraars.
Om deze reden wordt met dit negatief advies geen rekening gehouden en wordt het ontwerp ongewijzigd ter ondertekening aan de Koning voorgelegd.
Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedwaarge en zeer getrouwe dienaar.
De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE
21 MAART 2000. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 december 1971 houdende uitvoering van sommige bepalingen van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, inzonderheid op artikel 50;
Gelet op het koninklijk besluit van 21 december 1971 houdende uitvoering van sommige bepalingen van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, inzonderheid op artikel 59, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 december 1987;
Gelet op het advies van het Beheerscomité van het Fonds voor arbeidsongevallen, gegeven op 15 maart 1999 en 11 januari 2000;
Gelet op het advies van de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 59, derde lid, van het koninklijk besluit van 21 december 1971 houdende uitvoering van sommige bepalingen van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 december 1987 wordt vervangen door het volgende lid : « Het percentage bedoeld in het vorige lid bedraagt : - 3 pct. indien het verzuim, bedoeld in het eerste lid, over meer dan 3 doch minder dan 7 opeenvolgende kalendermaanden verspreid is; - 4 pct. indien het verzuim over meer dan 6 doch minder dan 13 opeenvolgende kalendermaanden verspreid is; - 5 pct. indien het verzuim over meer dan 12 opeenvolgende kalendermaanden verspreid is. »
Art. 2.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2001.
Voor de berekening van de bijdrage voor ambtshalve aansluiting met betrekking tot de kalendermaanden gelegen vóór 1 januari 2000, blijft het percentage van 2,5 pct. van kracht.
Voor de berekening van de duurtijd van het verzuim zoals bedoeld in artikel 59, derde lid, van hetzelfde besluit, zoals gewijzigd bij artikel 1, worden de kalenderrnaanden gelegen voor 1 januari 2000 evenwel samengeteld met deze vanaf deze datum, zo zij aaneensluiten.
Art. 3.Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 21 maart 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE