Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 21 juni 2006
gepubliceerd op 04 juli 2006

Koninklijk besluit houdende wijziging van de klachtenbehandeling in de verzekeringssector bepaald in het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen en van het koninklijk besluit van 25 maart 1996 tot uitvoering van de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2006011307
pub.
04/07/2006
prom.
21/06/2006
ELI
eli/besluit/2006/06/21/2006011307/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

21 JUNI 2006. - Koninklijk besluit houdende wijziging van de klachtenbehandeling in de verzekeringssector bepaald in het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen en van het koninklijk besluit van 25 maart 1996 tot uitvoering van de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het koninklijk besluit dat ik de eer heb aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen strekt ertoe het huidige systeem inzake de behandeling van verzekeringsklachten doorzichtiger en efficiënter te maken.

Vandaag kan de consument met zijn klachten in verzekeringsaangelegenheden terecht bij drie verschillende instanties, m.n. de Dienst der Verzekeringen in de schoot van de FOD Economie, de CBFA en de Ombudsman van de Verzekeringen.

Dit is verwarrend voor de consument. Het systeem is bovendien ondoorzichtig. Eenzelfde klacht wordt trouwens soms voorgelegd aan meerdere instanties.

De inrichting van een efficiënt klachtenbehandelingssysteem is niet alleen belangrijk voor de consument vanuit een principieel oogpunt, maar ook in acht genomen het feit dat de betwistingen, die in kleine verzekeringsaangelegenheden kunnen rijzen, gekenmerkt worden door de wanverhouding tussen de inzet van de zaak en de kost van een gerechtelijke beslechting ervan (zie Aanbeveling 98/257 van 30 maart 1998 van de Europese Commissie betreffende de buitengerechtelijke beslechting van consumentengeschillen).

Vanuit een doelstelling van doorzichtigheid, vereenvoudiging en efficiëntie drong zich derhalve de inrichting van één klachtenbehandelingsorgaan op.

Wat de huidige klachtenbehandeling door de CBFA betreft, kan worden opgemerkt dat het prudentieel toezicht op de ondernemingen en de klachtenbehandeling twee onderscheiden taken zijn die beter door verschillende instellingen worden waargenomen. In dit verband kan worden verwezen naar het feit dat de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen in artikel 47 uitdrukkelijk bepaalt dat de relaties tussen een kredietinstelling en een bepaalde klant niet tot de bevoegdheid van de CBFA behoren, tenzij het toezicht op de instellingen dit vergt. Deze regel bestaat overigens reeds sedert 1935.

De FOD Economie van zijn kant heeft zich nooit geroepen gevoeld om aan daadwerkelijke bemiddeling te doen. De FOD is terzake ook onderbemand.

Inspelend op voormelde Europese Aanbeveling en op de Richtlijnen 92/49/EG van de Raad van 18 juni 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en houdende wijziging van de Richtlijnen 73/239/EG en 88/357/EG (derde richtlijn schadeverzekeringen) (art. 31), 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende de levensverzekering en 2002/92/EG van het Europees Parlement en de Raad d.d. 9 december 2002 betreffende de verzekeringsbemiddeling (art. 10), die allen een efficiënte, competente, onpartijdige en onafhankelijke klachtenbehandeling vooropstellen, creëert onderhavig ontwerp van koninklijk besluit de reglementaire grondslag voor de inrichting van een unieke klachtenbehandelingsinstantie "Ombudsdienst Verzekeringen".

De nagestreefde doelstellingen zijn : - het creëren van één enkele onafhankelijke Ombudsdienst met rechtspersoonlijkheid; - het invoeren van een algemene structuur die de onafhankelijkheid en efficiënte werking van de Ombudsdienst waarborgt, alsmede in een vertegenwoordiging voorziet van de verschillende belanghebbenden, zijnde de Overheid, de CBFA, de consumenten, de verzekeringstussenpersonen en de verzekeringsondernemingen; - het voorzien in een informatiestroom van de Ombudsdienst naar de CBFA met het oog op de uitoefening van haar taken bepaald in artikel 45, § 1, 6°, 7° en 9° van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, en naar de FOD Economie, die als dusdanig op de hoogte zal blijven van de probleemgebieden in de verzekeringspraktijk met het oog op het initiëren van eventuele wetsaanpassingen.

In de aanhef worden de wetsbepalingen opgesomd die de ontworpen regeling tot rechtsgrond strekken. Artikel 1 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen blijft als rechtsgrond gehandhaafd, omdat de klachtenbehandeling door de Dienst Verzekeringen in de schoot van de FOD Economie en door de Dienst Consumentenzaken binnen de CBFA die tot op heden klachten van consumenten ontvangen, steeds verantwoord is geworden o.m. op grond van genoemd artikel 1 van de Controlewet.

Artikelsgewijze bespreking Art. 1 Artikel 15, § 1, a), 3° en b), 11° van het Controlebesluit van 22 februari 1991 bepaalt dat de verzekeringnemer door de verzekeringsonderneming ingelicht moet worden over de omstandigheid dat hij eventuele klachten over de verzekeringsovereenkomst kan indienen bij de Controledienst voor de Verzekeringen, thans de CBFA. De Controledienst voor de Verzekeringen wordt in deze bepaling vervangen door de door onderhavig koninklijk besluit ingestelde Ombudsdienst Verzekeringen.

Art. 2 Rekening houdend met de door de Ombudsdienst te voeren activiteiten, het vraagstuk van de financiering en de onafhankelijkheidsvereiste, dient de Ombudsdienst over een afzonderlijke rechtspersoonlijkheid te beschikken. De afzonderlijke rechtspersoonlijkheid biedt verschillende voordelen : De oprichting van een afzonderlijke rechtspersoon biedt de mogelijkheid voldoende waarborgen in te bouwen voor efficiëntie, competentie en onpartijdigheid. Een afzonderlijke rechtspersoon biedt ook de mogelijkheid om bijkomende Raden of Comités in te richten. Van deze gelegenheid wordt gebruik gemaakt om een Raad van Toezicht in te richten, die door zijn samenstelling en de hem toegekende opdrachten er precies toe strekt de onafhankelijkheid en de efficiëntie en competente werking van de nieuwe Ombudsdienst te waarborgen. De Raad van Toezicht, die derhalve een nieuwe belangrijke taak heeft, moet efficiënt kunnen werken en evenwichtig samengesteld zijn. Hij bestaat dan ook uit een beperkt aantal personen die alle belanghebbenden vertegenwoordigen. Wat de juridische vorm van de rechtspersoon betreft, kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een VZW. De Ombudsdienst zou mogelijk opgericht kunnen worden door de belanghebbenden, zoals bijvoorbeeld de Beroepsvereningen van verzekeringsondernemingen (Assuralia) en van verzekeringstussenpersonen (FVF, FEPRABEL en BVVM-UPCA) en de consumenten.

De opgerichte rechtspersoon zal door de Minister van Economie dienen te worden erkend om de Ombudsdienst te kunnen uitoefenen.

De financiering dient te gebeuren door de verzekeringsondernemingen die toegelaten zijn om in België het verzekeringsbedrijf te beoefenen en door de verzekeringstussenpersonen die gerechtigd zijn in België de activiteit van de verzekerings- of herverzekeringsbemiddeling uit te oefenen.

Om de administratieve lasten tot een minimum te beperken, wordt voorzien dat de bijdrage, die de verzekeringsondernemingen en de verzekeringstussenpersonen moeten betalen ter financiering van de Ombudsdienst, in voorkomend geval geïnd wordt via de beroepsvereniging tot dewelke de verzekeringsonderneming en de verzekeringstussenpersoon is toegetreden. Zij die geen lid zijn van een beroepsvereniging zullen derhalve rechtstreeks hun financieringsbijdrage moeten betalen.

Het ontwerp van koninklijk besluit schrijft de procedure voor die gevolgd moet worden voor de vastlegging van de financieringsbijdrage.

Aangezien de financiering volledig rust op de verzekeringsondernemingen en de verzekeringstussenpersonen, kan de vastlegging van de bijdrage niet plaatsvinden zonder de instemming van de vertegenwoordigers van de verzekeringsondernemingen en van de verzekeringstussenpersonen. Indien er met deze vertegenwoordigers geen consensus wordt bereikt, wordt de zaak overgemaakt aan de Minister van Economie om definitief te beslissen.

De omstandigheden dat alle belanghebbenden kunnen meewerken aan de oprichting van de rechtspersoon, dat de opdrachten die deze rechtspersoon als Ombudsdienst zal kunnen vervullen, alsook het feit dat de financiering van de Ombudsdienst uitdrukkelijk in de wet zijn geregeld en, ten slotte dat in die rechtspersoon verplicht een Raad van Toezicht moet worden ingesteld met de samenstelling en de opdrachten zoals in de wet bepaald, komen tegemoet aan de wens van wat de Raad van State noemt "de bevoegdheid tot zelfregulering met voldoende precisie afbakenen".

Art. 3 Deze bepaling behoeft weinig commentaar.

De CBFA dient overeenkomstig artikel 54, lid 2 van de wet van 2 augustus 2002 (cf. de voorbereidende werkzaamheden van dit artikel) te voorzien in procedures die toelaten om de informatie afkomstig van de klachtendossiers te filteren en intern door te spelen aan de betrokken diensten. De behandeling van zulke dossiers kan desgevallend uitmonden in een correctieve actie op het vlak van de organisatie en de interne controle van een instelling onder toezicht, of in een administratieve sanctieprocedure.

Bij de bepaling van de wijze en de vorm waarin de CBFA de informatie wenst te ontvangen, zou deze bijvoorbeeld kunnen opgevraagd worden per instelling, per tussenpersoon en per type van klacht. De concrete modaliteiten zouden voorts tevens het voorwerp kunnen uitmaken van een protocol tussen de Ombudsdienst en de CBFA. Ook aan de FOD Economie moet de bijkomende informatie verstrekt worden, die deze vraagt telkenmale hij dit nodig acht op grond van het jaarverslag van de Ombudsdienst, met het oog op het ontwikkelen van eventuele wetgevende of reglementaire initiatieven.

De vraag naar en het verstrekken van de bijkomende informatie moeten uiteraard verenigbaar zijn met de wetgeving tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de discretieplicht die rust op de Ombudsdienst. De FOD Economie en de CBFA beschikken in elk geval over de informatie van de Raad van Toezicht via hun in de Raad zetelende vertegenwoordigers.

Art. 4 Deze bepaling behoeft geen commentaar.

Art. 5 De buitengerechtelijke klachtenregeling, die toepasselijk is op verzekeringstussenpersonen en waartoe deze moeten toetreden krachtens artikel 10, 6°bis van de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen, gebeurt door de Ombudsdienst Verzekeringen ingesteld door het bij dit koninklijk besluit ingevoegd artikel 15bis in het Controlebesluit van 22 februari 1991.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, De zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar De Minister van Economie, M. VERWILGHEN De Minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE

21 JUNI 2006. - Koninklijk besluit tot wijziging, wat de buitengerechtelijke klachtenregeling in de verzekeringssector betreft, van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen en van het koninklijk besluit van 25 maart 1996 tot uitvoering van de artikelen 9, 10, 2°, 4° en 6°, en artikel 11, § 3, van de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, inzonderheid op de artikelen 1 en 20, § 2, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 22 februari 1991 en vervangen bij het koninklijk besluit van 12 augustus 1994;

Gelet op de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen, inzonderheid op artikel 10, eerste lid, 6°bis, ingevoegd bij de wet van 22 februari 2006, en op artikel 13, § 1, vervangen bij de wet van 22 februari 2006;

Gelet op de wet van 22 februari 2006 tot wijziging van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst en de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen, inzonderheid op artikel 34;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 november 2005;

Gelet op het koninklijk besluit van 25 maart 1996 tot uitvoering van de artikelen 9, 10, 2°, 4° en 6°, en artikel 11, § 3, van de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 mei 2005;

Gelet op de Richtlijn 92/49 EG van de Raad van 18 juni 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en houdende wijziging van de Richtlijnen 73/239/EG en 88/357 EG, inzonderheid op artikel 31;

Gelet op de Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende de levensverzekering, inzonderheid op artikel 36;

Gelet op de Richtlijn 2002/92/EG van het Europees Parlement en de Raad d.d. 9 december 2002 betreffende verzekeringsbemiddeling, inzonderheid op artikel 10;

Gelet op Aanbeveling 98/257/EG van de Commissie van 30 maart 1998 betreffende de principes die van toepassing zijn op de organen die verantwoordelijk zijn voor de buitengerechtelijke beslechting van de consumentengeschillen;

Gelet op het advies van de Commissie voor Verzekeringen van 31 maart 2006;

Gelet op het advies van de Commissie voor het Bank- Financie-, en Assurantiewezen van 15 maart en 18 april 2006;

Gelet op advies 40.349/1 van de Raad van State, gegeven op 18 mei 2006, met toepassing van artikel 84,§1, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Economie, en Onze Minister van Middenstand, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Wijzigingen aan het Koninklijk Besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen

Artikel 1.In artikel 15, § 1, a), 3° en b), 11° van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 november 1994 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003, worden de woorden « CBFA » vervangen door de woorden « Ombudsdienst Verzekeringen ».

Art. 2.In hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 15bis ingevoegd, luidende : « Art. 15bis § 1. Er wordt een Ombudsdienst Verzekeringen ingesteld.

De Ombudsdienst dient onder de vorm van een rechtspersoon opgericht te worden.

Indien voldaan is aan alle voorwaarden gesteld in dit besluit, verleent de Minister van Economie aan deze rechtspersoon de erkenning om de Ombudsdienst Verzekeringen uit te oefenen. § 2. De Ombudsdienst heeft de volgende opdrachten : 1° alle klachten van de verzekeringnemers, verzekerden, begunstigden en derden betrokken bij de uitvoering van de verzekeringsovereenkomst onderzoeken, die verband houden met de activiteiten van de verzekeringsondernemingen die vallen onder het toepassingsgebied van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, met inbegrip van de verzekeringsondernemingen uit andere Lidstaten van de Europese Economische Ruimte die in België bedrijvig zijn wat betreft de contracten waarop het Belgisch recht toepasselijk is, alsmede die verband houden met de activiteiten van de verzekeringstussenpersonen, die vallen onder het toepassingsgebied van de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen, met inbegrip van de verzekeringstussenpersonen uit andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte die in België bedrijvig zijn wat betreft de handelingen waarop bepalingen van algemeen belang van toepassing zijn, en een oplossing voorstellen;2° bemiddelen om een minnelijke schikking te vergemakkelijken in geschillen die het voorwerp uitmaken van een klacht zoals bedoeld in 1°, met dien verstande dat geen afbreuk wordt gedaan aan de bevoegdheden die de artikelen 58, 8° en 9°, 64bis en 64ter van de wet van 10 april 1971 op de arbeidsongevallen toekennen aan het Fonds voor Arbeidsongevallen betreffende de bemiddeling, de controle van de vergoeding en de sociale bijstand aan slachtoffers; 3° oordelen over vragen m.b.t. de toepassing van het luik "consumenten" van de gedragscodes van verzekeringsondernemingen en verzekeringstussenpersonen; 4° adviezen en aanbevelingen uitbrengen binnen het kader van zijn opdrachten, ook aan individuele verzekeringsondernemingen en verzekeringstussenpersonen; § 3. Binnen de Ombudsdienst Verzekeringen wordt een Raad van Toezicht ingesteld. De Raad van Toezicht bestaat uit één vertegenwoordiger van de verzekeringsondernemingen, één vertegenwoordiger van de verzekeringstussenpersonen, twee vertegenwoordigers van de consumenten, één vertegenwoordiger van de CBFA, één vertegenwoordiger van de Minister en de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie en één onafhankelijke deskundige in het verzekeringswezen.

De opdrachten van de Raad van Toezicht zijn : 1° Het formuleren van adviezen aan de raad van bestuur van de Ombudsdienst aangaande de organisatie en de werking van de Ombudsdienst;2° Het uitoefenen van een algemeen toezicht op de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de Ombudsdienst;3° Het jaarlijks rapporteren aan de Koning over de werking van de Ombudsdienst. § 4. De bijdrage tot financiering van de Ombudsdienst Verzekeringen door de verzekeringsondernemingen en verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen, vermeld in artikel 10, eerste lid, 6°, derde lid, derde streepje, van de voornoemde wet van 27 maart 1995 wordt bepaald door de Raad van Bestuur van de rechtspersoon waarvan sprake in § 1, die bij gebreke aan eenparigheid de zaak voor advies voorlegt aan de Raad van Toezicht. De Raad van Toezicht dient zijn advies te verstrekken binnen de 45 dagen. Indien het advies van de Raad van Toezicht niet gesteund wordt door de vertegenwoordiger van de verzekeringsondernemingen en/of van de verzekeringstussenpersonen, wordt de zaak voorgelegd aan de Minister van Economie die de definitieve beslissing neemt. § 5. De financieringsbijdrage van de verzekeringsondernemingen en verzekeringstussenpersonen kan worden geïnd via de beroepsvereniging tot dewelke de verzekeringsonderneming of verzekeringstussenpersoon is toegetreden.

Art. 3.In hetzelfde Koninklijk Besluit wordt een artikel 15ter ingevoegd, luidende : « Art. 15ter De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen kan bij de Ombudsdienst Verzekeringen de informatie opvragen die nodig is voor het vervullen van haar wettelijke opdrachten. De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen bepaalt de inhoud van de gewenste informatie, alsook de wijze en de vorm waarin deze moet worden verstrekt.

De Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie mag bij de Ombudsdienst Verzekeringen bijkomende informatie inwinnen, telkenmale de Federale Overheidsdienst dit nodig acht op grond van het jaarverslag van de Ombudsdienst, met het oog op het ontwikkelen van wetgevende of reglementaire initiatieven. » HOOFDSTUK II. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 25 maart 1996 tot uitvoering van de artikelen 9, 10, 2°, 4° en 6°, en artikel 11, § 3 van de wet van 27 maart 1995 betreffende verzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen

Art. 4.In het opschrift van het koninklijk besluit van 25 maart 1996 tot uitvoering van de artikelen 9, 10, 2°, 4° en 6°, en artikel 11, § 3, van de wet van 27 maart 1995 betreffende verzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen worden de woorden "4° en 6°" vervangen door de woorden "4°, 6° en 6°bis ".

Art. 5.In hetzelfde koninklijk besluit wordt na Hoofdstuk VIII, een nieuw Hoofdstuk VIIIbis ingevoegd, luidende : « Hoofdstuk VIIIbis - Buitengerechtelijke klachtenregeling

Art. 24bis.De buitengerechtelijke klachtenregeling bedoeld in artikel 10, eerste lid, 6°bis van de wet wordt waargenomen door de Ombudsdienst Verzekeringen ingesteld bij artikel 15bis van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen en wordt uitgevoerd overeenkomstig de nadere regels die zijn vervat in de artikelen 15bis en 15ter van datzelfde koninklijk besluit. » HOOFDSTUK III. - Inwerkingtreding en uitvoering

Art. 6.Artikel 10, eerste lid, 6°bis van de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen, ingevoegd door de wet van 22 februari 2006, en dit besluit treden in werking op 3 juli 2006.

Art. 7.De Minister van Economie en de Minister van Middenstand en Landbouw is, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 21 juni 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, M. VERWILGHEN De Minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE

^