gepubliceerd op 12 augustus 2014
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 december 2010 betreffende havenstaatcontrole
21 JULI 2014. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 december 2010Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/12/2010 pub. 29/12/2010 numac 2010014271 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit betreffende havenstaatcontrole sluiten betreffende havenstaatcontrole
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 juni 1972 op de veiligheid van de vaartuigen, artikel 4, gewijzigd bij de wet van 3 mei 1999 en bij de wet van 22 januari 2007;
Gelet op het koninklijk besluit van 22 december 2010Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/12/2010 pub. 29/12/2010 numac 2010014271 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit betreffende havenstaatcontrole sluiten betreffende havenstaatcontrole;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 6 maart 2014;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 20 mei 2014;
Gelet op het advies 56.230/4 van de Raad van State gegeven op 19 mei 2014 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voordracht van de Minister van Noordzee, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 1 van het koninklijk besluit van 22 december 2010Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/12/2010 pub. 29/12/2010 numac 2010014271 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit betreffende havenstaatcontrole sluiten betreffende havenstaatcontrole, wordt aangevuld als volgt : "gewijzigd bij Richtlijn 2013/38/EU.".
Art. 2.In artikel 2 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in artikel 2, 1°, wordt de bepaling onder g) geschrapt;2° artikel 2, 1°, wordt aangevuld met de bepalingen onder i), j) en k), luidende : "i) het Verdrag betreffende maritieme arbeid, 2006 (MLC 2006);j) het Internationaal Verdrag betreffende de controle op schadelijke aangroeiwerende verfsystemen op schepen, 2001 (AFS-verdrag 2001); k) het Internationaal Verdrag van 2001 inzake de burgerlijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door bunkerolie (Bunkerolieverdrag 2001).". 3° in artikel 2, 16° wordt het woord "Weigering" vervangen door de woorden "Besluit tot weigering";4° artikel 2 wordt aangevuld met de bepalingen onder 24°, 25° en 26°, luidende : "24° "lidstaat" : een lidstaat van de Europese Unie; 25° "maritiem arbeidscertificaat" : het in voorschrift 5.1.3 van MLC 2006 bedoelde certificaat; 26° "conformiteitsverklaring voor maritieme arbeid" : de in voorschrift 5.1.3 van MLC 2006 bedoelde verklaring.". 5° artikel 2 wordt aangevuld met een lid, luidende : "Alle verwijzingen in dit besluit naar de verdragen, internationale codes en resoluties, waaronder voor certificaten en andere documenten, worden beschouwd als verwijzingen naar de actuele versies van die verdragen, internationale codes en resoluties.".
Art. 3.In artikel 3 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt : " § 3.Bij de inspectie van een schip dat vaart onder de vlag van een staat die geen partij is bij een verdrag, zien de inspecteurs erop toe dat schip en bemanning geen gunstiger behandeling krijgen dan een schip dat vaart onder de vlag van een staat die wel partij is bij dat verdrag. Een dergelijk schip wordt onderworpen aan een meer gedetailleerde inspectie in overeenstemming met de procedures van het MOU van Parijs.". 2° artikel 3 wordt aangevuld met een paragraaf 5, luidende : " § 5.Maatregelen die ter uitvoering van dit besluit worden vastgesteld, leiden niet tot een verlaging van het algemene niveau van de bescherming die zeevarenden op grond van het sociaal recht van de Unie genieten op de gebieden waarop dit besluit van toepassing is, ten opzichte van de situatie die in iedere lidstaat reeds bestaat. Als de bevoegde instantie bij de uitvoering van die maatregelen te weten komt dat er sprake is van een duidelijke schending van het Unierecht aan boord van schepen die onder de vlag van een lidstaat varen, meldt deze instantie dit in overeenstemming met het nationale recht en de nationale praktijk onverwijld aan andere bevoegde instanties met het oog op passende reacties daarop.".
Art. 4.In artikel 13 van hetzelfde besluit, worden de woorden "weigering van toestemming" vervangen door de woorden "besluit tot weigering van toegang".
Art. 5.In artikel 15 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, laatste lid, worden de woorden "De weigering van toegang" vervangen door de woorden "Het besluit tot weigering van toegang";2° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden "De weigering van toegang" vervangen door de woorden "Het besluit tot weigering van toegang";3° in paragraaf 3, eerste lid, eerste zin, worden de woorden "een weigering van de toegang" vervangen door de woorden "een besluit tot weigering van toegang";4° in paragraaf 3, eerste lid, tweede zin, worden de woorden "Deze derde weigering van de toegang kan uitsluitend worden opgeheven" vervangen door de woorden "Dit derde besluit tot weigering van toegang kan uitsluitend worden ingetrokken";
Art. 6.Artikel 16 van hetzelfde besluit, wordt aangevuld met drie leden, luidende : "Indien uit een meer gedetailleerde inspectie blijkt dat de leef- en werkomstandigheden aan boord niet voldoen aan de vereisten van het MLC 2006, brengt de inspecteur de tekortkomingen onmiddellijk onder de aandacht van de kapitein van het schip en stelt hij de termijnen waarbinnen deze tekortkomingen moeten worden verholpen.
Als de inspecteur deze tekortkomingen aanzienlijk vindt of als zij betrekking hebben op een mogelijke klacht als bedoeld in punt 19 van deel A van bijlage V, brengt de inspecteur de tekortkomingen ook onder de aandacht van de betrokken organisaties van reders en zeevarenden in de lidstaat waar de inspectie wordt uitgevoerd, en kan hij : a) een vertegenwoordiger van de vlaggenstaat in kennis stellen;b) de relevante informatie verstrekken aan de bevoegde instanties van de volgende aanloophaven. Met betrekking tot zaken die betrekking hebben op MLC 2006 heeft de lidstaat waar de inspectie wordt uitgevoerd, het recht een afschrift van het inspectieverslag, waarbij in voorkomend geval alle binnen de gestelde termijn ontvangen antwoorden van de bevoegde instanties van de vlaggenstaat zijn gevoegd, te doen toekomen aan de directeur-generaal van het Internationaal Arbeidsbureau met het oog op de maatregelen die passend of aangewezen worden geacht om ervoor te zorgen dat die informatie wordt opgeslagen en onder de aandacht wordt gebracht van partijen die mogelijk gebruik willen maken van de relevante beroepsprocedures.".
Art. 7.Artikel 17, vierde lid, van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt : "De identiteit van de persoon die de klacht heeft ingediend wordt niet bekendgemaakt aan de kapitein of de eigenaar van het betrokken schip.
De inspecteur neemt de gepaste stappen om de vertrouwelijkheid van door zeevarenden ingediende klachten te garanderen, onder andere door de vertrouwelijkheid bij elk gesprek met zeevarenden te waarborgen.".
Art. 8.In hetzelfde besluit wordt een artikel 17/1 ingevoegd, luidende : "
Art. 17/1.§ 1. Een klacht van een zeevarende waarin een inbreuk op de voorschriften van MLC 2006 (met inbegrip van de rechten van zeevarenden) wordt aangevoerd, kan worden gemeld aan een inspecteur in de haven waar het schip van de zeevarende is binnengelopen. In die gevallen verricht de inspecteur een eerste onderzoek. § 2. Indien zulks gelet op de aard van de klacht passend is, wordt tijdens het eerste onderzoek ook nagegaan, of aan boord de klachtenprocedures zijn gevolgd waarin voorschrift 5.1.5 van MLC 2006 voorziet. De inspecteur kan ook een meer gedetailleerde inspectie in overeenstemming met artikel 12 van dit besluit verrichten. § 3. De inspecteur tracht, in voorkomend geval, een oplossing voor de klacht aan boord te bevorderen. § 4. Indien het onderzoek of de inspectie een onder artikel 18 vallende inbreuk uitwijst, is dat artikel van toepassing. § 5. Indien paragraaf 4 niet van toepassing is en een klacht van een zeevarende over aangelegenheden die onder MLC 2006 vallen niet aan boord is opgelost, stelt de inspecteur de vlaggenstaat daarvan onmiddellijk in kennis en verlangt hij binnen een vastgestelde termijn advies en een corrigerend actieplan van de vlaggenstaat. Een verslag van iedere verrichte inspectie wordt via elektronische weg naar de inspectiedatabank gestuurd. § 6. Indien de klacht na de overeenkomstig paragraaf 5 ondernomen actie niet is opgelost, stuurt de bevoegde instantie de directeur-generaal van het Internationaal Arbeidsbureau een afschrift van het verslag van de inspecteur. Elk antwoord dat binnen de voorgeschreven termijn van de bevoegde instantie van de vlaggenstaat is ontvangen, wordt bij het verslag gevoegd. De desbetreffende organisaties van reders en zeevarenden in de havenstaat worden eveneens op de hoogte gebracht. Daarnaast stuurt de havenstaat de directeur-generaal van het Internationaal Arbeidsbureau regelmatig statistieken en informatie over de opgeloste klachten.
Dergelijke toezendingen worden voorzien om een bestand van dergelijke informatie bij te houden, voor zover op basis van dergelijke acties als passend en doelmatig kan worden beschouwd, en die onder de aandacht van partijen wordt gebracht, waaronder de organisaties van reders en zeevarenden, die eventueel gebruik willen maken van de beroepsprocedures. § 7. Dit artikel laat artikel 17 onverlet. Artikel 17, vierde lid, geldt ook voor klachten over aangelegenheden die vallen onder MLC 2006.".
Art. 9.In artikel 18 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° een paragraaf 2/1 wordt ingevoegd, luidende : " § 2/1.Bij leef- en werkomstandigheden aan boord die een manifest gevaar voor de veiligheid, de gezondheid of de bescherming van de zeevarenden inhouden of bij tekortkomingen die een ernstige of herhaalde inbreuk op de voorschriften van MLC 2006 (met inbegrip van de rechten van zeevarenden) vormen, moet de bevoegde instantie waar het schip wordt geïnspecteerd, erop toezien dat het schip wordt aangehouden of dat de nog in gang zijnde operatie waarop die tekortkomingen betrekking hebben, wordt stopgezet.
De aanhouding van het schip of de stopzetting van een operatie wordt pas opgeheven wanneer deze tekortkomingen verholpen zijn of wanneer de bevoegde instantie een actieplan om de betrokken tekortkomingen te verhelpen, heeft aanvaard en zich ervan heeft vergewist dat het actieplan spoedig zal worden uitgevoerd. Alvorens een actieplan te aanvaarden, kan de inspecteur de vlaggenstaat raadplegen."; 2° paragraaf 6 wordt vervangen als volgt : " § 6.In geval van aanhouding dient de bevoegde instantie onmiddellijk, schriftelijk en onder overlegging van het inspectierapport, de administratie van de vlaggenstaat of, wanneer dit niet mogelijk is, de consul, of, bij diens afwezigheid, de dichtstbijzijnde diplomatieke vertegenwoordiger van die staat in kennis te stellen van het geheel van omstandigheden waarin optreden noodzakelijk werd geacht. Bovendien moeten, indien relevant, ook de aangewezen inspecteurs of de erkende organisaties die verantwoordelijk zijn voor de afgifte van de classificatiecertificaten of de wettelijk voorgeschreven certificaten die overeenkomstig verdragen worden afgegeven, worden ingelicht. Indien een schip niet kan uitvaren wegens ernstige of herhaalde inbreuk op de voorschriften van MLC 2006, met inbegrip van de rechten van zeevarenden, of indien de leef- en werkomstandigheden aan boord een duidelijk gevaar voor de veiligheid, de gezondheid of de bescherming van zeevarenden vormen, stelt de bevoegde instantie voorts de vlaggenstaat daarvan onverwijld in kennis met een verzoek aan een vertegenwoordiger van de vlaggenstaat om, indien mogelijk, aanwezig te zijn, en verlangt hij dat de vlaggenstaat binnen een voorgeschreven termijn antwoordt. De bevoegde instantie brengt de betrokken organisaties van reders en zeevarenden in de havenstaat waar de inspectie is uitgevoerd onverwijld op de hoogte.".
Art. 10.In bijlage I, II, 2B, van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepaling onder het vijfde streepje wordt vervangen als volgt : "- schepen waarover een rapport of klacht, daaronder begrepen een klacht aan wal, is ingediend door de kapitein, een bemanningslid of een persoon of organisatie die een rechtmatig belang heeft bij de veilige werking van het schip, de leef- en werkomstandigheden aan boord of de preventie van verontreiniging, tenzij de betrokken bevoegde instantie het rapport of de klacht als kennelijk ongegrond beschouwt;"; 2° bijlage I, II, 2B wordt aangevuld met een bepaling, luidende : "- schepen waarvoor een actieplan is overeengekomen om tekortkomingen als bedoeld in artikel 18, § 2/1, lid 2, weg te werken maar waarvan de uitvoering van dat plan niet door een inspecteur is geverifieerd.".
Art. 11.In bijlage IV van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepalingen onder 14, 15 en 16 worden vervangen als volgt : "14.Medische certificaten (zie MLC 2006). 15. Tabel met de arbeidsorganisatie aan boord (zie MLC 2006 en STCW 78/95). 16. Register van de werk- en rusttijden van zeevarenden (zie MLC 2006).". 2° bijlage IV wordt aangevuld met de bepalingen onder 45, 46, 47 en 48, luidende : "45.Maritiem arbeidscertificaat. 46. Conformiteitsverklaring voor maritieme arbeid, deel I en deel II.47. Internationaal certificaat betreffende aangroeiwerende verfsystemen. 48. Certificaat van verzekering of andere financiële zekerheid inzake de burgerlijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door bunkerolie.".
Art. 12.Bijlage V, A, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de bepalingen onder 16, 17, 18 en 19, luidende : "16. De op grond van MLC 2006 vereiste documenten worden niet overgelegd, worden niet bijgehouden of worden valselijk gehouden of de overgelegde documenten bevatten niet de op grond van het MLC 2006 vereiste informatie of zijn om een andere reden ongeldig. 17. De leef- en werkomstandigheden op het schip zijn niet in overeenstemming met de normen van MLC 2006.18. Er kan redelijkerwijs worden aangenomen dat het schip van vlag heeft gewisseld opdat MLC 2006 niet hoeft te worden nageleefd. 19. Er is een klacht ingediend dat de leef- en werkomstandigheden op het schip niet in overeenstemming met de normen van MLC 2006 zijn.".
Art. 13.In bijlage VIII van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 1 worden de woorden "weigering van toegang" vervangen door de woorden "besluit tot weigering van toegang";2° in de punten 1, 3, 4, 5, eerste lid, 5, tweede lid, 6 en 10 wordt het woord "toegangsverbod" telkenmale vervangen door de woorden "besluit tot weigering van toegang";3° in de punten 2, 5, tweede lid, 6 en 7, worden de woorden "de weigering van toegang" vervangen door de woorden "het besluit tot weigering van toegang";4° in punt 3 wordt het woord "opheffen" vervangen door het woord "intrekken";5° in punt 4 worden de woorden "op te heffen" vervangen door de woorden "in te trekken";6° in punt 5, eerste lid, wordt het woord "opgeheven" vervangen door het woord "ingetrokken".
Art. 14.In bijlage X, INLEIDING, tweede lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden "artikel 19, § 4" vervangen door de woorden "artikel 18, § 3".
Art. 15.In bijlage X, 3.10, van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 3.10 worden de woorden "de IAO verdragen" vervangen door de woorden "MLC 2006"; 2° punt 3.10 wordt aangevuld met de bepalingen onder 8 en 9, luidende : "8. De omstandigheden aan boord vormen een duidelijk gevaar voor de veiligheid, gezondheid of bescherming van zeevarenden. 9. De tekortkoming vormt een ernstige of herhaalde inbreuk op de voorschriften van MLC 2006, met inbegrip van de rechten van zeevarenden met betrekking tot de leef- en werkomstandigheden van zeevarenden op het schip, zoals bepaald in het maritiem arbeidscertificaat en de conformiteitsverklaring voor maritieme arbeid van het schip.".
Art. 16.Dit besluit treedt in werking op 20 augustus 2014.
Art. 17.De minister bevoegd voor Maritieme Mobiliteit is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 21 juli 2014.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Noordzee, J. VANDE LANOTTE