Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 21 januari 2002
gepubliceerd op 22 februari 2002

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 juni 1995, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden der metaalfabrikatennijverheid, betreffende het nationaal akkoord 1995-1996

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2002012069
pub.
22/02/2002
prom.
21/01/2002
ELI
eli/besluit/2002/01/21/2002012069/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

21 JANUARI 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 juni 1995, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden der metaalfabrikatennijverheid, betreffende het nationaal akkoord 1995-1996 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op de wet van 3 april 1995 houdende maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling;

Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 60 van 20 december 1994, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot bepaling van de doelstellingen en de procedure voor het sluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de beordening van de werkgelegenheid, ter uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 7 december 1994, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 27 januari 1995, inzonderheid op artikel 2;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de bedienden der metaalfabrikatennijverheid;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 29 juni 1995, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden der metaalfabrikatennijverheid, betreffende het nationaal akkoord 1995-1996.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 21 januari 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 7 januari 1958, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Wet van 3 april 1995, Belgisch Staatsblad van 22 april 1995.

Koninklijk besluit van 27 januari 1995, Belgisch Staatsblad van 15 maart 1995.

Bijlage Paritair Comité voor de bedienden der metaalfabrikatennijverheid Collectieve arbeidsovereenkomst van 29 juni 1995 Nationaal akkoord bedienden (Overeenkomst geregistreerd op 3 augustus 1995 onder het nummer 38685/CO/209) Voorwerp

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten met het oog op het behoud en de bevordering van de tewerkstelling in de sector, in uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 7 december 1994 en in overeenstemming met de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 60 van de Nationale Arbeidsraad van 20 december 1994.

Deel 1. - Bepalingen met een directe werking Werkzekerheid

Art. 2.Voor de duur van het akkoord zal in geen enkele onderneming overgegaan worden tot collectief ontslag vooraleer alle andere tewerkstellingsbehoudende maatregelen uitgeput zijn.

Indien er zich echter onvoorziene en onvoorzienbare economische en/of financiële omstandigheden zouden voordoen waardoor deze maatregelen economisch onhoudbaar worden, zal de toestand paritair onderzocht worden op het gepaste niveau om een oplossing na te streven.

Brugpensioen

Art. 3.§ 1. Verlenging.

Onderstaande op provinciaal of sub-regionaal vlak bestaande afspraken inzake de van toepassing zijnde brugpensioenleeftijd, verlengd tot 31 december 1994 door de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 maart 1993 en geregistreerd onder het nummer 32417/CO/209, worden onder dezelfde voorwaarden en binnen de wettelijke mogelijkheden verlengd van 1 januari 1995 tot 31 december 1996 : - artikel 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 april 1991 voor de bedienden van de provincie Antwerpen, geregistreerd onder het nummer 27247/CO/209; - artikel 2, § 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 september 1991 inzake het brugpensioen voor de bedienden van de provincie Limburg, geregistreerd onder het nummer 28851/CO/209; - artikel 5. 2. van de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 april 1991 voor de bedienden van het Land van Waas, geregistreerd onder het nummer 27246/CO/209; - artikel 9, § 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 maart 1992 voor de bedienden van de provincie Brabant, geregistreerd onder het nummer 30065/CO/209. § 2. Verlaging van de bestaande brugpensioenleeftijd tot 58 jaar.

Vanaf 1 juli 1995 tot 31 december 1996 wordt voor de bedienden die niet behoren tot het territoriaal toepassingsgebied van bovenstaande collectieve arbeidsovereenkomsten de brugpensioenleeftijd verlaagd tot de leeftijd van 58 jaar, op voorwaarde dat zij een beroepsloopbaan van 25 jaar hebben.

Deze brugpensioenregeling wordt gesloten in overeenstemming met de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van de Nationale Arbeidsraad.

Ze geldt voor de bedienden van 58 jaar en ouder die door de werkgever worden ontslagen, behalve wegens dringende redenen, in de zin van de wet op de arbeidsovereenkomsten. Het bedrag van de aanvullende vergoedingen is gelijk aan de helft van het verschil tussen het netto referteloon en de werkloosheidsuitkering. § 3. Verlaging van de bestaande brugpensioenleeftijd tot 57 jaar in uitvoering van het interprofessioneel akkoord.

Daarenboven wordt, naast de door § 1 verlengde brugpensioenregelingen, in uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 7 december 1994 voor de bedienden die behoren tot het territoriaal toepassingsgebied van de in § 1 verlengde collectieve arbeidsovereenkomsten de brugpensioenleeftijd vanaf 1 juli 1995 tot 31 december 1996 verlaagd tot 57 jaar, op voorwaarde dat zij een beroepsloopbaan van minstens 33 jaar hebben. Voor de bepaling van de loopbaan wordt de gelijkstelling van de periodes van volledige werkloosheid beperkt tot maximum 5 jaar.

Deze bijkomende brugpensioenregeling wordt gesloten in overeenstemming met de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van de Nationale Arbeidsraad. Ze geldt voor de bedienden van 57 jaar en ouder die door de werkgever worden ontslagen, behalve wegens dringende redenen, in de zin van de wet op de arbeidsovereenkomsten. Het bedrag van de aanvullende vergoedingen is gelijk aan de helft van het verschil van het netto referteloon en de werkloosheidsuitkering.

Ontslagbegeleiding

Art. 4.Elke bediende die ontslagen wordt als gevolg van een collectief ontslag in de zin van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 10 van de Nationale Arbeidsraad, heeft recht op ontslagbegeleiding binnen de limieten van de in de regionale paritaire opleidingsfondsen beschikbare middelen.

De regionale paritaire opleidingsfondsen zullen vóór 31 december 1995, binnen de hun ter beschikking staande middelen, op hun vlak de verdere modaliteiten van organisatie van de ontslagbegeleiding bepalen.

Paritaire fondsen

Art. 5.§ 1. In uitvoering van het interprofessioneel akkoord zal in 1995 een bijdrage van 0,15 pct. voor de risicogroepen op nationaal vlak geïnd worden door de v.z.w. "Paritair Instituut voor de naschoolse opleiding van de metaalverwerkende nijverheid - bedienden", afgekort "INOM-bedienden".

Teneinde de inning ervan te vereenvoudigen wordt het bedrag ervan forfaitair vastgesteld op 1 800 BEF per jaar per werknemer tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst van bedienden.

In 1996 zal deze bijdrage, in uitvoering van het interprofessioneel akkoord gebracht worden op 0,20 pct. of forfaitair 2 400 BEF per jaar per werknemer tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst voor bedienden.

De opbrengst van de aldus door de v.z.w. "INOM-bedienden" geïnde bijdrage voor risicogroepen zal integraal doorgestort worden aan de paritaire opleidingsfondsen voor de bedienden die op provinciaal of sub-gewestelijk vlak bestaan. De opleidingsfondsen zullen deze middelen aanwenden voor de opleiding en tewerkstelling van risicogroepen. § 2. Ondernemingen, gelegen in de provincies of subregio's waar in 1991 en/of 1992 geen collectieve arbeidsovereenkomst gesloten werd inzake de bijdrage voor de risicogroepen, en die voor 16 maart 1993 een eigen collectieve arbeidsovereenkomst op ondernemingsvlak gesloten hebben inzake opleiding en tewerkstelling voor risicogroepen, en die nog steeds geheel of gedeeltelijk van toepassing is voor de jaren 1995 en 1996, kunnen in 1995 en 1996 geheel of gedeeltelijk vrijgesteld worden van de betaling van de bijdrage, bepaald in § 1, mits voorlegging van de op ondernemingsvlak terzake gesloten collectieve arbeidsovereenkomst aan het Paritair Comité voor de bedienden van de metaalfabrikatennijverheid. § 3. De in de provinciale en subregionale collectieve arbeidsovereenkomsten bepaalde en door de regionale opleidingsfondsen geïnde bijdragen, bestemd voor de opleiding van de bedienden, die het gedeelte van 0,35 pct. overtreffen, worden verlengd in 1995 en 1996.

Onder deze 0,35 pct. worden begrepen : - in 1995 : 0,15 pct. voor de risicogroepen, 0,05 pct. voor het betaald educatief verlof, 0,05 pct. voor het begeleidingsplan en 0,1 pct. voor de v.z.w. "INOM-bedienden"; - in 1996 : 0,20 pct. voor de risicogroepen, 0,05 pct. voor het begeleidingsplan en 0,1 pct. voor de v.z.w. "INOM-bedienden". § 4. De provinciale en subregionale arbeidsovereenkomsten die betrekking hebben op de uitbreiding van het begrip "risicogroepen" worden verlengd tot 31 december 1996.

Het betreft : - de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 februari 1995 ter uitbreiding van de notie "risicogroepen" voor de bedienden van de metaalverwerkende nijverheid van de provincie Limburg, geregistreerd onder het nummer 37421/CO/209; - de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 oktober 1994 ter uitbreiding van de notie "risicogroepen" voor de bedienden van de metaalverwerkende nijverheid van de provincie Antwerpen, geregistreerd onder het nummer 36702/CO/209; - de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 september 1994 voor de bedienden van metaalverwerkende nijverheid van de provincies Oost- en West-Vlaanderen, geregistreerd onder het nummer 36607/CO/209; - de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 september 1993 voor de bedienden van de metaalverwerkende nijverheid van de provincie Brabant, geregistreerd onder het nummer 33947/CO/209. § 5. Het forfaitair bedrag van 650 BEF aan de v.z.w. "INOM-bedienden" bestemd voor de opleiding van bedienden, op nationaal vlak ingesteld door artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 mei en 19 oktober 1987 (koninklijk besluit van 10 maart 1988 - Belgisch Staatsblad van 12 april 1988), en gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 januari 1988 (koninklijk besluit van 21 september 1988 - Belgisch Staatsblad van 25 november 1988) kan na advies van de raad van bestuur van de v.z.w. "INOM-bedienden" en rekening houdend met eventuele tekorten aan werkingsmiddelen, door middel van een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het nationaal paritair comité voor bepaalde duur aangepast worden aan de evolutie van de lonen, zonder dat dit forfaitair bedrag echter de in bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst bepaalde bijdrage van 0,1 pct. mag overschrijden.

Deel 2. - Modules ter bevordering van de tewerkstelling Principe

Art. 6.§ 1. Ondernemingen met meer dan vijf bedienden.

In uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 60 van de Nationale Arbeidsraad zijn alle ondernemingen die op 30 juni 1995 meer dan vijf werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bedienden tewerkstellen verplicht door middel van een collectieve arbeidsovereenkomst of toetredingsakte bijkomend een keuze te maken uit één van de modules ter bevordering van de tewerkstelling volgens de procedure beschreven in artikel 7.

Enkel indien zij gebonden zijn door één van de modules ter bevordering van de tewerkstelling, worden deze ondernemingen geacht te voldoen aan de voorwaarden om te genieten van de vermindering van de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid, zoals bepaald in de wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling. § 2. Ondernemingen met vijf of minder bedienden.

Ondernemingen die op 30 juni 1995 vijf of minder werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bedienden tewerkstellen, zijn niet verplicht bijkomend een keuze te maken uit één van de modules ter bevordering van de tewerkstelling.

Door de bepalingen van directe werking opgenomen in deel 1 van de huidige collectieve arbeidsovereenkomst, worden zij geacht te voldoen aan de voorwaarden om te genieten van de vermindering van de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid, zoals bepaald in bovengenoemde wet houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling, in uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 60. § 3. Ondernemingen in herstructurering.

Ondernemingen in herstructurering, die in de onmogelijkheid verkeren van de modules ter bevordering van de tewerkstelling in te voeren, kunnen vóór 31 december 1995 een gemotiveerde aanvraag tot vrijstelling van het sluiten van een collectieve arbeidsovereenkomst en/of een toetredingsakte richten aan de gewestelijke verzoeningsbureaus.

Deze aanvraag moet, in voorkomend geval, medeondertekend zijn door de syndicale delegatie voor de bedienden van de onderneming, bij ontstentenis, door de bediendenvertegenwoordigers uit de ondernemingsraad, bij ontstentenis, de regionale vakbondssecretarissen.

Het gewestelijk verzoeningsbureau moet binnen de twee maanden zijn gemotiveerde beslissing meedelen aan de werkgevers en de werknemersvertegenwoordiging.

In geval van afwijzing, kan het gewestelijk verzoeningsbureau aan de onderneming een afwijking op de termijnen bepaald in artikel 7 toekennen teneinde de onderneming toe te laten zich in regel te stellen met de bepalingen van deel 2 van de huidige collectieve arbeidsovereenkomst. § 4. Ondernemingen met een bedrijfsplan.

Ondernemingen met een vóór 1 juli 1995 neergelegd bedrijfsplan gesloten in de vorm van een collectieve arbeidsovereenkomst en minstens geldig voor de duur van dit nationaal akkoord, worden beschouwd te voldoen aan de bepalingen van deel II van dit nationaal akkoord.

Procedure

Art. 7.§ 1. Ondernemingen met een syndicale delegatie voor bedienden.

Op initiatief van de werkgever of van de syndicale afvaardiging voor de bedienden kan op ondernemingsvlak onderhandeld worden over de keuze van één of meerdere van de in artikel 8 beschreven modules en de realisering van de in artikel 9 beschreven flexibiliteit.

Deze onderhandeling moet vóór 30 november 1995 uitmonden in een collectieve arbeidsovereenkomst op ondernemingsvlak, die, om geldig te zijn als een tewerkstellingsakkoord in de zin van titel 1 van de wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling, zowel de gekozen module(s) moet bevatten als bepalingen inzake flexibiliteit, zoals bepaald in artikel 9.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst moet voldoen aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 7 april 1995 tot vastlegging van de modaliteiten om te voldoen aan de toekenningsvoorwaarden tot vermindering van de RSZ-werkgeversbijdragen ingevolge een tewerkstellingsakkoord.

De collectieve arbeidsovereenkomst dient vóór 30 november 1995 verstuurd te worden aan de voorzitter van het Nationaal Paritair Comité voor de bedienden der metaalfabrikatennijverheid.

Indien de onderhandeling niet uitmondt in een collectieve arbeidsovereenkomst vóór 30 november 1995 moet de werkgever vóór 31 december 1995 door middel van een toetredingsakte één van de modules tot bevordering van de tewerkstelling, met uitzondering van de module beschreven in artikel 8.1, kiezen. Tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst kan de werkgever in dit geval geen gebruik maken van de mogelijkheden tot flexibiliteit zoals voorzien in artikel 9. De werkgever zal de syndicale delegatie informeren over de door middel van toetredingsakte gekozen module.

Deze toetredingsakte waarvan model als bijlage bij deze collectieve arbeidsovereenkomst moet verstuurd worden aan de voorzitter van het Nationaal Paritair Comité voor de bedienden der metaalfabrikatennijverheid vóór 31 december 1995. § 2. Ondernemingen zonder syndicale delegatie voor bedienden.

De onderneming moet vóór 30 november 1995 door middel van een toetredingsakte één of meerdere modules tot bevordering van de tewerkstelling, met uitzondering van de module beschreven in artikel 8.1, kiezen. Tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst kan de werkgever in dit geval geen gebruik maken van de mogelijkheden tot flexibiliteit zoals voorzien in artikel 9. De werkgevers zal de bedienden van de onderneming schriftelijk informeren over de door middel van toetredingsakte gekozen module.

Deze toetredingsakte waarvan een model als bijlage bij deze collectieve arbeidsovereenkomst gaat, moet verstuurd worden aan de voorzitter van het Nationaal Paritair Comité voor de bedienden der metaalfabrikatennijverheid vóór 30 november 1995.

Nochtans kan, op initiatief van de werkgever of een representatieve bediendenorganisatie gevraagd worden te onderhandelen over een collectieve arbeidsovereenkomst op ondernemingsvlak over de keuze van één van de in artikel 8 beschreven modules, met inbegrip van de module van artikel 8.1, én de realisering van de in artikel 9 beschreven flexibiliteit. Indien hierover overeenstemming bestaat, kan onderhandeld worden volgens dezelfde procedure en binnen dezelfde termijnen als beschreven in § 1.

Art. 8.Modules tot bevordering van de tewerkstelling. 8.1. Brugpensioen 55 jaar.

Bijkomend wordt, naast de brugpensioenregeling bepaald in artikel 3, vanaf 1 juli 1995 tot 31 december 1996, de brugpensioenleeftijd in de onderneming verlaagd tot 55 jaar voor de bedienden met een beroepsloopbaan van minstens 33 jaar. Voor de bepaling van deze loopbaan wordt de gelijkstelling van de periodes van volledige werkloosheid beperkt tot maximum 5 jaar.

Deze bijkomende brugpensioenregeling wordt gesloten in overeenstemming met de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van de Nationale Arbeidsraad. Ze geldt voor bedienden van 55 jaar en ouder die door de werkgever worden ontslagen, behalve wegens dringende redenen, in de zin van de wet op de arbeidsovereenkomsten. Het bedrag van de aanvullende vergoeding is gelijk aan de helft van het verschil tussen het netto referteloon en de werkloosheidsuitkering.

Deze module kan enkel toegepast worden door middel van een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten op ondernemingsvlak en onder de voorwaarde dat deze collectieve arbeidsovereenkomst eveneens bepalingen bevat inzake de flexibiliteit, conform artikel 9. 8.2. Brugpensioen 56 jaar.

Bijkomend wordt, naast de brugpensioenregelingen bepaald in artikel 3, vanaf 1 juli 1995 tot 31 december 1996, de brugpensioenleeftijd in de onderneming verlaagd tot 56 jaar voor de bedienden met een beroepsloopbaan van minstens 33 jaar. Voor de bepaling van deze loopbaan wordt de gelijkstelling van de periodes van volledige werkloosheid beperkt tot maximum 5 jaar.

Deze bijkomende brugpensioenregeling wordt gesloten in overeenstemming met de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van de Nationale Arbeidsraad. Ze geldt voor bedienden van 56 jaar en ouder die door de werkgever worden ontslagen, behalve wegens dringende redenen, in de zin van de wet op de arbeidsovereenkomsten. Het bedrag van de aanvullende vergoedingen is gelijk aan de helft van het verschil tussen het netto referteloon en de werkloosheidsuitkering. 8.3. Vrijwillige individuele overstap naar een deeltijdse arbeidsregeling. § 1. Iedere bediende heeft het recht om op vrijwillige basis over te stappen naar één van de volgende deeltijdse arbeidsregelingen : a) deeltijdse arbeid à rato van 4 dagen op 5 (80 pct.van een voltijdse regeling); b) halftijdse arbeid (50 pct.van een voltijdse regeling).

Indien deze deeltijdse arbeidsregelingen nog niet opgenomen werden in het arbeidsreglement, zal dit in deze zin aangepast worden. § 2. Elke onderneming kan op zijn niveau, naast de arbeidsregelingen bepaald in § 1, andere bijkomende keuzeformules van minstens halftijdse arbeid in het arbeidsreglement vaststellen.

Ingeval de werkgever meerdere regelingen vaststelt, heeft de bediende recht over te stappen naar de arbeidsregeling van zijn keuze. § 3. Het toepassingsgebied van het recht op deeltijdse arbeid kan op ondernemingsvlak beperkt of verboden worden in bepaalde afdelingen.

Deze beperking of dit verbod mag echter niet tot gevolg hebben dat nog maar minder dan 10 pct. van het totale bediendenbestand van de onderneming van het recht op deeltijdse arbeid kunnen genieten. § 4. De keuze is in principe definitief in hoofde van de bediende. Dit houdt in dat de arbeidsovereenkomst van de bediende wordt gewijzigd volgens de bestaande wettelijke bepalingen en dat de gekozen arbeidsregeling slechts opnieuw gewijzigd kan worden mits akkoord tussen werkgever en betrokken bediende. § 5. Indien voor deze module gekozen wordt door middel van een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten op ondernemingsvlak, zoals bepaald in artikel 7, dan moet deze collectieve arbeidsovereenkomst het tewerkstellingsdoel bepalen.

Indien voor deze module gekozen wordt door middel van een toetredingsakte dan moet deze het beoogde tewerkstellingsdoel preciseren. § 6. Het werkrooster van de deeltijdse arbeid van de bediende die vrijwillig zijn arbeidstijd vermindert en dat van zijn eventuele vervanger kan variabel zijn conform artikel 11bis van de wet betreffende de arbeidsovereenkomsten. De referteperiode voor de berekening van het gemiddelde wekelijkse arbeidsduur kan door collectieve arbeidsovereenkomst op ondernemingsvlak, overeenkomstig artikel 11bis van de wet op de arbeidsovereenkomsten, bepaald worden op één kalenderjaar. 8.4. Recht op een voltijdse loopbaanonderbreking. § 1. Elke bediende heeft recht op een volledige loopbaanonderbreking.

Dit recht doet geen afbreuk aan het recht op volledige loopbaanonderbreking in geval van palliatieve verzorging van een persoon of aan reeds bestaande collectieve arbeidsovereenkomsten inzake loopbaanonderbreking. § 2. De modaliteiten voor de toekenning van dit recht op loopbaanonderbreking zijn deze van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 56 van de Nationale Arbeidsraad, met uitzondering van het artikel 4 en dienen te voldoen aan de wettelijke bepalingen terzake. 8.5. Recht op vermindering van de arbeidsprestaties (halftijdse loopbaanonderbreking).

Onder dezelfde voorwaarden als bepaald in punt 8.4 heeft elke bediende recht op een vermindering van de arbeidsprestaties (halftijdse loopbaanonderbreking). 8.6. Recht op halftijdse loopbaanonderbreking voor bedienden vanaf 50 jaar. § 1. Elke voltijds tewerkgestelde bediende, die de leeftijd van 50 jaar bereikt heeft, heeft recht op een definitieve vermindering van de arbeidsprestaties (halftijdse loopbaanonderbreking) tot de leeftijd van het brugpensioen of pensioen. Dit recht doet geen afbreuk aan het recht op volledige loopbaanonderbreking in geval van palliatieve verzorging van een persoon of aan reeds bestaande collectieve arbeidsovereenkomsten inzake loopbaanonderbreking. § 2. De halftijdse loopbaanonderbreking moet worden verwezenlijkt binnen de zes maanden na de aanvraag en conform de wettelijke bepalingen. 8.7. Recht op halftijds brugpensioen vanaf 55 jaar. § 1. Elke voltijds tewerkgestelde bediende, die in de periode van 1 juli 1995 tot 31 december 1996 de leeftijd van 55 jaar bereikt heeft, heeft recht op halftijds brugpensioen, zoals bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 van de Nationale Arbeidsraad. § 2. De voorwaarden voor toekenning van dit halftijds brugpensioen zijn deze vervat in de bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst en zijn van toepassing voor de periode van 1 juli 1995 tot 31 december 1996. 8.8. Professionele vorming. § 1. De werkgever verbindt er zich toe : - ofwel de tijd besteed aan professionele vorming voor de bedienden in de onderneming te verhogen met 1 pct. van de globale arbeidstijd van het totaal aantal bedienden; - ofwel 2 pct. van de globale arbeidstijd van het totaal aantal bedienden in de onderneming te besteden aan professionele vorming.

Onder professionele vorming wordt verstaan de vorming die de kwalificatie van de bediende bevordert en beantwoordt aan de noden van de onderneming, met inbegrip van "on-the-job training". Deze opleiding dient binnen de werkuren te gebeuren. § 2. Wanneer gekozen wordt voor de besteding aan professionele vorming van 2 pct. van de globale arbeidstijd van het totaal aantal bedienden in de onderneming, dan moet bij de collectieve arbeidsovereenkomst op ondernemingsvlak of bij de toetredingsakte een opleidingsplan gevoegd worden dat goedgekeurd werd door de ondernemingsraad, bij ontstentenis, de syndicale delegatie.

Wanneer gekozen wordt voor het verhogen van de professionele vorming van 1 pct. van de globale arbeidstijd van het totaal aantal bedienden in de onderneming, dan moet een opleidingsplan ter informatie medegedeeld worden aan de ondernemingsraad, bij ontstentenis de syndicale delegatie. Dit opleidingsplan zal eveneens bij de collectieve arbeidsovereenkomst of toetredingsakte gevoegd worden. § 3. Het naleven van deze verbintenis wordt gecontroleerd door de ondernemingsraad, waar deze bestaat, of bij ontstentenis door de syndicale delegatie. § 4. Wanneer gekozen wordt voor deze module, dient de collectieve arbeidsovereenkomst op ondernemingsvlak of de toetredingsakte het beoogde tewerkstellingsdoel te preciseren.

Flexibiliteit

Art. 9.§ 1. In ondernemingen van meer dan vijf bedienden kan, in overeenstemming met artikel 20bis, § 1 van de arbeidswet van 16 maart 1971, afgeweken worden van de in artikel 19 van dezelfde wet vastgestelde grenzen. § 2. Op ondernemingsvlak kan echter paritair een andere gelijkwaardige formule van flexibele arbeidsorganisatie worden overeengekomen in plaats van een afwijking van de in artikel 19 van bovengenoemde wet vastgestelde grenzen.

De onderneming die een collectieve arbeidsovereenkomst sluit die een andere gelijkwaardige formule van flexibele arbeidsorganisatie bevat, dient deze collectieve arbeidsovereenkomst ter informatie voor te leggen aan de gewestelijke verzoeningsbureaus. § 3. De flexibiliteit, bedoeld in § 1 en § 2 kan uitsluitend ingevoerd worden door middel van een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten op ondernemingsvlak, en onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat deze collectieve arbeidsovereenkomst eveneens één van de modules tot bevordering van de tewerkstelling bevat, zoals beschreven in artikel 8.

Deel 3. - Varia Europese ondernemingsraden

Art. 10.Een paritaire werkgroep zal de problematiek inzake de faciliteiten voor de deelname van de Belgische bedienden aan Europese ondernemingsraden en aan de voorbereidende werkzaamheden ervan onderzoeken.

Nachtarbeid en auteursrechten

Art. 11.De partijen komen overeen om vóór 31 december 1995 een bespreking te houden in paritair comité over de nachtarbeid en over de auteursrechten.

Sociale vrede

Art. 12.De sociale vrede in de sector zal gedurende de duur van de huidige collectieve arbeidsovereenkomst verzekerd zijn.

Bijgevolg zal op provinciaal, sub-gewestelijk of op ondernemingsvlak geen enkele eis van algemene of collectieve aard gesteld of ondersteund worden die van aard zou zijn de verbintenissen van de ondernemingen voorzien in deze collectieve arbeidsovereenkomst uit te breiden.

De huidige collectieve arbeidsovereenkomst werd gesloten in een geest van wederzijdse rechten en verplichtingen.

Bijgevolg is de naleving van de verplichtingen van elk van de partijen afhankelijk van de eerbiediging door de andere ondertekenaars van hun verplichtingen.

Duur

Art. 13.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor een bepaalde duur vanaf 1 januari 1995 tot 31 december 1996, behalve artikel 5, § 5 dat voor onbepaalde duur geldt en dat opzegbaar is met een opzegtermijn van drie maanden door een aangetekend schrijven aan de voorzitter van het Nationaal Paritair Comité voor de bedienden der metaalfabrikatennijverheid.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 21 januari 2002.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

Bijlage van de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 juni 1995 Paritair Comité voor de bedienden der metaalfabrikatennijverheid Voor de raadpleging van de bijlage, zie beeld

begin


Publicatie : 2002-02-22 Numac : 2002012069

^