gepubliceerd op 20 april 2010
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 juni 2009, gesloten in het Paritair Subcomité voor de houthandel, betreffende het brugpensioen
21 FEBRUARI 2010. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 juni 2009, gesloten in het Paritair Subcomité voor de houthandel, betreffende het brugpensioen (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de houthandel;
Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 22 juni 2009, gesloten in het Paritair Subcomité voor de houthandel, betreffende het brugpensioen.
Art. 2.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 21 februari 2010.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de houthandel Collectieve arbeidsovereenkomst van 22 juni 2009 Brugpensioen (Overeenkomst geregistreerd op 17 september 2009 onder het nummer 94410/CO/125.03) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de houthandel, alsook op de werklieden die zij tewerkstellen.
Onder "werklieden" verstaat men : de arbeiders en arbeidsters. HOOFDSTUK II. - Juridisch kader
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van hoofdstuk IV van titel III van de wet van 26 juli 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/07/1996 pub. 05/10/2012 numac 2012205395 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen. - Officieuzecoördinatie in het Duits sluiten tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen en van zijn uitvoeringsbesluiten.
Art. 3.De bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst vinden hun juridische basis in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974, de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 92 van 20 december 2007 en de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 96 van 20 februari 2009 gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen en in het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen ingeval van conventioneel brugpensioen. HOOFDSTUK III. - Brugpensioen Leeftijds- en loopbaanvoorwaarde
Art. 4.Om aanspraak te kunnen maken op het brugpensioen dient de werknemer de leeftijd van 58 jaar te hebben bereikt en te voldoen aan de door de wet gestelde loopbaanvereiste.
Werknemers die de leeftijd van 56 jaar bereikt hebben en een beroepsloopbaan van minstens 40 jaar als loontrekkende bewijzen, kunnen eveneens aanspraak maken op het brugpensioen mits te voldoen aan de in de Nationale Arbeidsraad-collectieve arbeidsovereenkomst nr. 92 en nr. 96 gestelde voorwaarden.
Toekenningsvoorwaarden voor de bijkomende vergoeding brugpensioen
Art. 5.Om aanspraak te maken op de maandelijkse bijkomende vergoeding, toegekend door het "Fonds voor bestaanszekerheid van de houthandel", moet de bruggepensioneerde volgende voorwaarden vervullen : - tenminste 56 jaar oud zijn op datum van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst; - ontslagen zijn, behalve om dringende redenen, door een werkgever bedoeld onder artikel 1 van deze collectieve arbeidsovereenkomst; - werkloosheidsuitkeringen genieten; - het wettelijk statuut van bruggepensioneerde genieten; - iedere door de reglementering betreffende het brugpensioen niet toegelaten beroepsactiviteit hebben stopgezet.
Voor oudere werklieden die geen 60 jaar zijn op de datum van de beëindiging van hun arbeidsovereenkomst : a) een tewerkstelling bewijzen van minstens 10 jaar bij één of meerdere werkgevers die ressorteren onder één van de paritaire subcomités van het Paritair Comité voor de houtnijverheid (125.01, 125.02, 125.03); b) minstens zeven sociale voordelen of de vergoeding tot terugbetaling van de kosten voor mechanische gereedschappen, toegekend door één van de fondsen voor bestaanszekerheid opgericht door één van de paritaire subcomités van het Paritair Comité voor de houtnijverheid, hebben ontvangen in de loop van de 10 jaar die hun brugpensioen voorafgaan. Bedrag van de bijkomende vergoeding
Art. 6.De maandelijkse forfaitaire aanvullende vergoeding ten laste van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de houthandel" bedraagt 120 EUR. De aanvullende vergoeding brugpensioen van de werklieden die gebruik maakten van de mogelijkheid hun loopbaan te verminderen in uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomsten nr. 77bis en nr. 77ter, afgesloten in de Nationale Arbeidsraad, wordt berekend op basis van hun bruto refertemaandloon, omgerekend naar een voltijdse betrekking.
Voor het bepalen van het netto refertemaandloon (RSZ-bijdrage berekend op het bruto refertemaandloon aan 100 pct.), wordt rekening gehouden met de eventuele werkbonus.
Indien de maandelijkse forfaitaire vergoeding lager ligt dan het bedrag dat moet betaald worden ingevolge de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17, is de werkgever verplicht het verschil bij te passen.
De betaling van de aanvullende vergoeding brugpensioen blijft behouden in geval van werkhervatting.
Art. 7.De hoofdelijke bijdrage die de werkgevers moeten betalen aan de Rijksdienst voor Pensioenen en de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening is ten laste van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de houthandel".
Werklieden die aangesloten zijn bij een vakbondsorganisatie genieten bovendien van een syndicale premie van 11,25 EUR per maand. Deze premie wordt samen met de aanvullende brugpensioenvergoeding uitbetaald.
Voor bruggepensioneerden is er een bij wet opgelegde solidariteitsafhouding als bepaalde inkomensgrenzen overschreden worden (cumul van de werkloosheidsuitkering met de aanvullende brugpensioenvergoeding).
Deze afhouding, die wordt berekend op basis van een maandelijks forfaitbedrag, is echter ten laste van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de houthandel". HOOFDSTUK IV. - Procedure en algemene bepalingen
Art. 8.De aanvragen tot toekenning van de forfaitaire brugpensioenvergoeding moeten worden ingediend bij het "Fonds voor bestaanszekerheid van de houthandel" door toedoen van een werknemersorganisatie, vertegenwoordigd in de Nationale Arbeidsraad, of rechtstreeks door de werknemer.
De aanvragen moeten vergezeld zijn van de documenten die het recht op de aanvullende brugpensioenvergoeding aantonen.
Art. 9.De bijzondere gevallen die niet kunnen geregeld worden overeenkomstig de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst worden door de meest gerede partij voorgelegd aan het beheerscomité van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de houthandel". HOOFDSTUK V. - Geldigheidsduur
Art. 10.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2009 en treedt buiten werking op 1 juli 2011.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 21 februari 2010.
De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET