gepubliceerd op 29 december 2006
Koninklijk besluit tot wijziging van het KB/WIB 92 op het vlak van de bedrijfsvoorheffing, de roerende voorheffing en het minimum van de belastbare winst of baten van ondernemingen of beoefenaars van een vrij beroep
21 DECEMBER 2006. - Koninklijk besluit tot wijziging van het KB/WIB 92 op het vlak van de bedrijfsvoorheffing, de roerende voorheffing en het minimum van de belastbare winst of baten van ondernemingen of beoefenaars van een vrij beroep
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit dat ter ondertekening aan Uwe Majesteit wordt voorgelegd, strekt ertoe het KB/WIB 92, aan te passen, om diverse maatregelen die werden goedgekeurd door de regering in het kader van de begroting 2007, tot stand te brengen : - de verhoging van de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing op de vanaf 1 april 2007 betaalde of toegekende ploegen- en nachtpremies; - de verzaking aan de inning van roerende voorheffing op dividenden die al bestaat voor de moedermaatschappijen van een andere lidstaat van de Europese Unie, wordt uitgebreid voor de dividenden die zijn toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 januari 2007 voor de moedermaatschappijen van de Staten waarmee België een overeenkomst ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten zonder beperking inzake uitwisseling van inlichtingen; - de verdubbeling van het minimum van de belastbare winst of baten van ondernemingen, bij niet-aangifte of bij laattijdige overlegging van de aangifte, vanaf aanslagjaar 2007.
Bespreking van de artikelen Artikelen 1, 2 en 6, eerste lid Wat de maatregel betreffende de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing betreft in het kader van ploegen- en nachtarbeid, heeft de Regering beslist dat ze gebruik wenst te maken van de in artikel 2755, § 1, vierde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) vastgelegde mogelijkheid om via een koninklijk besluit het percentage van die vrijstelling op te trekken tot 10,7 pct.
Artikel 1 van het voorgelegde ontwerp voert die verhoging in door artikel 951, KB/WIB 92, aan te vullen.
Door artikel 2 worden de toepassingsmodaliteiten van het genoemde artikel 2755, WIB 92, op overeenkomstige wijze aangepast door artikel 952, § 3, c, 7°, KB/WIB 92, te wijzigen.
Artikel 6, eerste lid, bepaalt dat deze maatregel van toepassing is op de vanaf 1 april 2007 betaalde of toegekende ploegen- en nachtpremies.
Artikelen 3, 4 en 6, tweede lid Artikel 3, 1° wijzigt artikel 106, § 5, eerste lid, om het regime van de verzaking aan de inning van roerende voorheffing op dividenden betaald door binnenlandse vennootschappen aan buitenlandse vennootschappen van de Europese Unie uit te breiden tot vennootschappen van de Staten waarmee België een overeenkomst ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten.
Om rekening te houden met opmerking nr. 2 van het advies van de Raad van State werd aan de tekst van dit artikel een voorwaarde toegevoegd in die zin dat die uitbreiding slechts toepassing vindt indien de overeenkomst die met België werd gesloten ter voorkoming van dubbele belasting of enig ander verdrag voorziet in een uitwisseling van inlichtingen nodig om uitvoering te geven aan de bepalingen van de nationale wetten van de overeenkomstsluitende Staten.
Hiermee worden dus bepaalde landen van de ex-USSR (Turkmenistan, Tadzjikistan, Moldavië, Kirgizistan) en Zwitserland geviseerd.
Voor dit laatste land is evenwel de Overeenkomst van 26 oktober 2004, tussen de Europese Unie en de Zwitserse Bondsstaat, die voorziet in de toepassing van de richtlijn van de Raad van 23 juli 1990 (90/435/EEG) betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten van toepassing, mits : - een minimumdeelneming van 25 % van het kapitaal (in plaats van een in de tijd verminderend percentage voorzien in artikel 106, § 6bis, KB/WIB 92), en - een ononderbroken periode van aandelenbezit door de verkrijgende vennootschap van ten minste twee jaar (in plaats van één jaar voorzien in artikel 106, § 5, tweede lid, KB/WIB 92).
Artikel 3, 2° past de definitie van moedermaatschappij vermeld in artikel 106, § 5, derde lid, KB/WIB 92, aan aan de uitbreiding aangebracht door artikel 3, 1°.
In tegenstelling tot opmerking nr. 3, tweede gedachtestreepje, van het advies van de Raad van State, wordt met oog op de duidelijkheid van de tekst niet verwezen naar artikel 203, § 1, 1°, WIB 92, dat een voorwaarde van niet-aftrekbaarheid inzake ontvangen definitieve belaste inkomsten inhoudt.
Artikel 4 past artikel 117, § 4, eerste lid, KB/WIB 92, aan wat in het attest te bevestigen elementen betreft om te kunnen genieten van de verzaking aan de inning van de roerende voorheffing.
Opmerking nr. 3, derde gedachtestreepje, van het advies van de Raad van State, heeft geleid tot de beperking artikel 117, § 4, eerste lid, a), KB/WIB 92, tot de loutere verwijzing naar artikel 106, § 5, KB/WIB 92.
Artikel 6, tweede lid, bepaalt dat deze maatregel van toepassing is op dividenden die zijn toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 januari 2007.
Artikelen 5 en 6, derde lid Artikel 5 wijzigt in artikel 182, § 2, KB/WIB 92, het in artikel 342, WIB 92, voorziene minimum van de belastbare winst of baten van ondernemingen, bij niet-aangifte of bij laattijdige overlegging van de aangifte, door het te verdubbelen om aldus 19.000 EUR te bereiken.
Artikel 6, derde lid, bepaalt dat deze maatregel van toepassing is op de aangiften die niet of laattijdig worden overlegd vanaf aanslagjaar 2007.
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, De zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS
ADVIES 41.751/2 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 24 november 2006 door de Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën verzocht hem, binnen een termijn van vijf werkdagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot wijziging van het KB/WIB 92 op het vlak van de bedrijfsvoorheffing, de roerende voorheffing en het minimum van de belastbare winst of baten van ondernemingen of beoefenaars van een vrij beroep", heeft op 1 december 2006 het volgende advies gegeven : Volgens artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoordineerde wetten op de Raad van State, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996 en vervangen bij de wet van 2 april 2003, moeten in de adviesaanvraag in het bijzonder de redenen worden aangegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.
In het onderhavige geval luidt de motivering in de brief met de adviesaanvraag aldus : "De dringende noodzakelijkheid wordt gemotiveerd door het feit dat : - de maatregel deel uitmaakt van de maatregelen die werden goedgekeurd in het kader van de begroting - budget 2007; - met betrekking tot de maatregel die betrekking heeft op de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing : deze is van toepassing op de vanaf 1 april 2007 betaalde of toegekend ploegen- en nachtpremies. Het is dan ook belangrijk dat de werkgevers en de sociale secretariaten tijdig in kennis worden gesteld teneinde zich op gepaste wijze te kunnen voorbereiden; - met betrekking tot de maatregel die betrekking heeft op de wijzigingen inzake de inning van de roerende voorheffing op dividenden : deze maatregel heeft betrekking op de dividenden die zijn toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 januari 2007. Het is dan ook belangrijk om de schuldenaars van de inkomsten tijdig te kunnen inlichten om deze vrijstelling te kunnen toekennen, teneinde naderhand bezwaarschriften met verzoeken om teruggave van ten onrechte ingehouden roerende voorheffing te vermijden; - met betrekking tot de maatregel die betrekking heeft op de verdubbeling inzake het minimum van de belastbare winst of baten van ondernemingen : deze maatregel van toepassing is voor de inkomsten van het jaar 2006 (aanslagjaar 2007). Het is in deze dan ook van belang dat alle belastingplichtigen tijdig in kennis worden gesteld van deze maatregel".
Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoordineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoordineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.
Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.
Onderzoek van het ontwerp Aanhef Overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoordineerde wetten op de Raad van State moet in de aanhef de motivering van het verzoek om spoedbehandeling worden overgenomen zoals die in de brief met de adviesaanvraag is aangevoerd.
Dispositief Artikelen 3 en 4 1. De artikelen 3 en 4 van het ontwerp hebben tot doel de werkingssfeer te verruimen van de artikelen 106, § 5, en 117, § 4, van het KB/WIB 92 waarbij, met toepassing van Europese richtlijnen betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten, gewijzigd bij de richtlijn van 22 december 2003, onder bepaalde voorwaarden, vrijstelling van roerende voorheffing wordt verleend voor dividenden die door een Belgische dochteronderneming worden toegekend aan een moedermaatschappij in een andere lidstaat van de Europese Unie.Daarbij worden de begrippen "moedermaatschappij" en "dochteronderneming" gedefinieerd onder verwijzing naar die richtlijnen.
Aan de vrijstelling is onder meer als voorwaarde verbonden dat de moedermaatschappij op het ogenblik van de toekenning van het dividend een minimumdeelneming in de Belgische vennootschap heeft die ze op dat ogenblik gedurende een ononderbroken periode van ten minste één jaar heeft aangehouden of gedurende een ononderbroken periode van ten minste één jaar zal behouden (artikelen 106, § 5, laatste lid, en 117, § 4, tweede lid, van het KB/WIB 92). Die deelneming bedraagt 15 % voor dividenden die worden toegekend of betaalbaar worden gesteld vanaf 1 januari 2007 en 10 % voor dividenden die worden toegekend vanaf 1 januari 2009 (artikel 106, § 6bis, van het KB/WIB 92).
Het ontwerp heeft tot doel die vrijstelling van roerende voorheffing uit te breiden tot dividenden die door een Belgische vennootschap worden toegekend aan een buitenlandse moedermaatschappij gevestigd buiten de Europese Unie, maar in een Staat waarmee België een overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting heeft gesloten, waarbij de begrippen "dochteronderneming" en "moedermaatschappij", mutatis mutandis, worden verstaan als in de voormelde Europese richtlijnen.
Het ontwerp heeft aldus tot doel buitenlandse vennootschappen die gevestigd zijn in een Staat waarmee België een overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting heeft gesloten, in dezen in aanmerking te laten komen voor een voordeliger regeling dan de regeling waartoe die overeenkomsten de belastingbevoegdheid van België beperken. De meest gunstige geldende overeenkomsten bepalen immers dat, wanneer de deelneming van de buitenlandse vennootschap van de verdragsluitende Staat in de Belgische vennootschap een bepaald percentage bereikt (doorgaans 10 %), de inhouding aan de bron die België op dividenden kan innen niet hoger mag zijn dan 5 % (1). 2. Volgens de notificatie van de beslissing van de Ministerraad van 17 november 2006 "(...), zullen dividenden betaald door Belgische vennootschappen aan Zwitserse moedervennootschappen slechts worden vrijgesteld van roerende voorheffing, voor zover de Zwitserse moedervennootschap een directe deelneming van minimaal 25 % heeft in het kapitaal van de Belgische dochtervennootschap".
Die beperkingen komen niet tot uiting in het ontwerp. 3. Bij de bepalingen van de artikelen 3 en 4 moeten de volgende bijzondere opmerkingen worden gemaakt. Ontworpen artikelen 106, § 5 en 117, § 4, van het WIB 92 Het woord "land" moet overal worden vervangen door het woord "Staat" (in het bijzonder in de zinsnede "land waarmee België een overeenkomst ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten").
Ontworpen artikel 106, § 5, derde lid, van het WIB 92 In de Franse versie van het ontworpen punt c van het derde lid is sprake van "un impôt analogue à l'impôt des sociétés". De Franse versie van artikel 203, § 1, 1°, van het WIB 92 bevat dezelfde bewoordingen en de tekst ervan impliceert dat een buitenlandse belasting van gelijke aard kan zijn als de vennootschapsbelasting, zelfs als de gemeenrechtelijke bepalingen waarbij die belasting wordt ingesteld "aanzienlijk gunstiger zijn dan in België". Als dat de bedoeling is van de steller van het ontwerp, zou het nuttig zijn in het ontworpen derde lid, c, te vermelden : "een belasting van gelijke aard als de vennootschapsbelasting in de zin van artikel 203, § 1, 1°, van het WIB 92".
Ontworpen artikel 117, § 4, eerste lid, van het WIB 92 In punt a is het antecedent van de woorden "in de zin van artikel 106, § 5" onduidelijk. Om misverstanden te voorkomen, zou het nodig zijn de woorden "in de zin van artikel 106, § 5" aan het begin van punt a te plaatsen, onmiddellijk na het woord "moedermaatschappij".
De kamer was samengesteld uit : De heren : Y. Kreins, kamervoorzitter;
Ph. Quertainmont en J. Jaumotte, staatsraden;
De heer J. Kirkpatrick, assessor van de afdeling wetgeving;
Mevr. A.-C. Van Geersdaele, griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de heer J. Regnier, eerste auditeur afdelingshoofd.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J. Jaumotte.
De griffier, A.-C. Van Geersdaele.
De voorzitter, Y. Kreins. _______ Nota (1) Voorzover de Raad van State bekend is, is het voor het eerst in de nieuwe overeenkomst tussen België en de Verenigde Staten die onlangs op 27 november 2006 is ondertekend en waarvan de Engelse versie beschikbaar is op Fisconet dat de inhouding aan de bron op dividenden betaald door een Belgische vennootschap aan een vennootschap van de verdragsluitende Staat in principe vrijgesteld is, wanneer de deelneming van laatstgenoemde vennootschap op zijn minst 10 % bedraagt in het kapitaal van de Belgische vennootschap gedurende de periode van twaalf maanden die voorafgaat aan de datum waarop het dividend wordt voorgeschreven (artikel 10-4). 21 DECEMBER 2006. - Koninklijk besluit tot wijziging van het KB/WIB 92 op het vlak van de bedrijfsvoorheffing, de roerende voorheffing en het minimum van de belastbare winst of baten van ondernemingen of beoefenaars van een vrij beroep (1) ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, inzonderheid op de artikelen : - 250; - 266, gewijzigd bij de wetten van 6 juli 1994, 4 april 1995 en 4 juli 2004; - 300, § 1; - 312; - 342, §§ 2 en 3, ingevoegd bij artikel 41 van de programmawet van 11 juli 2005;
Gelet op het KB/WIB 92, inzonderheid op de artikelen : - 951, ingevoegd bij koninklijk besluit van 22 augustus 2006; - 952, § 3, c, 7°, ingevoegd bij koninklijk besluit van 22 augustus 2006; - 106, § 5, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 6 juli 1997, 4 december 2000, 20 januari 2005 en 18 april 2005; - 117, § 4, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 6 juli 1997, 4 december 2000, 20 januari 2005 en 18 april 2005; - 182, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 mei 1997, 20 juli 2000, 13 juli 2001 en 2 september 2005;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 7 november 2006;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 24 november 2006;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door het feit dat : - deze maatregelen deel uitmaken van de maatregelen die werden goedgekeurd door de regering in het kader van de begroting 2007; - met betrekking tot de maatregel die betrekking heeft op de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing : deze maatregel is van toepassing op de vanaf 1 april 2007 betaalde of toegekende ploegen- en nachtpremies. Het is dan ook belangrijk dat de werkgevers en de sociale secretariaten tijdig in kennis worden gesteld teneinde zich op gepaste wijze te kunnen voorbereiden; - met betrekking tot de maatregel die betrekking heeft op de wijzingen inzake de verzaking aan de inning van roerende voorheffing op dividenden : deze maatregel heeft betrekking op de dividenden die zijn toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 januari 2007. Het is dan ook belangrijk om de schuldenaars van inkomsten tijdig te kunnen inlichten om deze vrijstelling te kunnen toekennen, teneinde naderhand bezwaarschriften met verzoeken om teruggave van ten onrechte ingehouden roerende voorheffing te vermijden; - met betrekking tot de maatregel die betrekking heeft op de verdubbeling van het minimum van de belastbare winst of baten van ondernemingen : deze maatregel is van toepassing voor de inkomsten van het jaar 2006 (aanslagjaar 2007). Het is in deze dan ook van belang dat alle belastingplichtigen tijdig in kennis worden gesteld van deze maatregel.
Gelet op het advies nr. 41.751/2 van de Raad van State, gegeven op 1 december 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Wijzigingen inzake vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing
Artikel 1.Artikel 951 van het KB/WIB 92, ingevoegd bij koninklijk besluit van 22 augustus 2006, wordt aangevuld als volgt : "In uitvoering van artikel 2755, § 1, laatste lid, van hetzelfde Wetboek wordt, voor de in het eerste lid van die paragraaf bedoelde ondernemingen, het percentage van 5,63 pct. verhoogd tot 10,7 pct.".
Art. 2.In artikel 952, § 3, c, 7°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij koninklijk besluit van 22 augustus 2006, worden de woorden "gelijk aan 5,63 pct." vervangen door de woorden "gelijk aan 10,7 pct.". HOOFDSTUK II. - Wijzigingen inzake de inning van de roerende voorheffing op de dividenden
Art. 3.In artikel 106, § 5, van het KB/WIB 92, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 6 juli 1997, 4 december 2000, 20 januari 2005 en 18 april 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "een moedermaatschappij is van een andere lidstaat van de Europese Unie" vervangen door de woorden "een moedermaatschappij is, die is gevestigd in een andere lidstaat van de Europese Unie dan België of in een Staat waarmee België een overeenkomst ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten, op voorwaarde dat deze overeenkomst of enig ander verdrag in de uitwisseling van inlichtingen voorziet die nodig zijn om uitvoering te geven aan de bepalingen van de nationale wetten van de overeenkomstsluitende Staten";2° het derde lid wordt vervangen als volgt : "Voor de toepassing van het eerste en het tweede lid verstaat men onder dochteronderneming of moedermaatschappij een vennootschap : a) die een van de rechtsvormen heeft die in de bijlage van de richtlijn van 23 juli 1990 (90/435/EEG) betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten, gewijzigd door de richtlijn van de Raad van 22 december 2003 (2003/123/EG) worden genoemd of een gelijksoortige rechtsvorm als deze in een Staat waarmee België een overeenkomst ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten;b) die, volgens de fiscale wetgeving van de Staat waar ze is gevestigd en de overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belasting die deze Staat heeft gesloten met derde Staten, wordt beschouwd in deze Staat haar fiscale woonplaats te hebben; c) die er is onderworpen aan de vennootschapsbelasting of aan een gelijksoortige belasting als de vennootschapsbelasting zonder te genieten van een belastingstelsel dat afwijkt van het gemeen recht.".
Art. 4.Artikel 117, § 4, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 6 juli 1997, 4 december 2000, 20 januari 2005 en 18 april 2005, wordt vervangen als volgt : "§ 4. De in artikel 106, § 5, gestelde verzaking aan de inning van de roerende voorheffing wordt slechts toegestaan indien aan de schuldenaar van de inkomsten een attest wordt overhandigd waarbij wordt bevestigd dat de verkrijger : a) een moedermaatschappij is in de zin van artikel 106, § 5; b) op het ogenblik van de toekenning van de inkomsten, een minimumdeelneming als vermeld in § 5bis in het kapitaal van de Belgische dochteronderneming behouden heeft gedurende een ononderbroken periode van ten minste één jaar.". HOOFDSTUK III. - Wijzigingen inzake het minimum van de belastbare winst of baten van ondernemingen of beoefenaars van een vrij beroep
Art. 5.In artikel 182, § 2, van het KB/WIB 92, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 mei 1997, 20 juli 2000, 13 juli 2001 en 2 september 2005, worden de woorden "9.500 EUR" vervangen door de woorden "19.000 EUR". HOOFDSTUK IV. - Inwerkingtreding
Art. 6.De artikelen 1 en 2 zijn van toepassing op de vanaf 1 april 2007 betaalde of toegekende ploegen- en nachtpremies.
De artikelen 3 en 4 zijn van toepassing op dividenden die zijn toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 januari 2007.
Artikel 5 is van toepassing met ingang van aanslagjaar 2007.
Art. 7.Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 21 december 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 10 april 1992, Belgisch Staatsblad van 30 juli 1992; Wetten op de Raad van State, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 12 januari 1973, Belgisch Staatsblad van 21 maart 1973;
Koninklijk besluit van 27 augustus 1993 tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, Belgisch Staatsblad van 13 september 1993.