gepubliceerd op 09 mei 2007
Koninklijk besluit tot omzetting van de Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad voor wat betreft de hulp- en veiligheidsinstallaties van kerncentrales
21 APRIL 2007. - Koninklijk besluit tot omzetting van de Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad voor wat betreft de hulp- en veiligheidsinstallaties van kerncentrales
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het koninklijk besluit dat aan Uw handtekening wordt voorgelegd heeft als voorwerp de omzetting van de Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (hierna « Richtlijn 2003/87/EG » genoemd).
Overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG zijn installaties, waarin activiteiten plaatsvinden die vermeld worden in bijlage I van de Richtlijn 2003/87/EG, verplicht deel te nemen aan de handel in emissierechten. Onder deze activiteiten vallen onder meer de energieactiviteiten met verbrandingsinstallaties met een nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW. Aan de exploitanten van dergelijke installaties worden door de bevoegde autoriteit emissierechten toegewezen zoals vastgesteld in een nationaal toewijzingsplan dat, overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 2003/87/EG, door elke lidstaat dient te worden opgesteld.
Uiterlijk op 30 september 2004 diende iedere lidstaat een besluit genomen te hebben over de totale hoeveelheid emissierechten die hij voor de periode 2005-2007 zou toewijzen en over de toewijzing van die emissierechten aan de exploitant van elke installatie. Dit besluit diende gebaseerd te zijn op het voormelde nationale toewijzingsplan.
Artikel 6 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen voorziet dat de federale overheid bevoegd is voor : «
Art. 6.§ 1. (...) II. Wat het leefmilieu en het waterbeleid betreft : (...) 1. het vaststellen van de productnormen;2. de bescherming tegen ioniserende stralingen, met inbegrip van het radioactief afval;3. de doorvoer van afvalstoffen.(...) VII. Wat het energiebeleid betreft : (...) (...) de aangelegenheden die wegens hun technische en economische ondeelbaarheid een gelijke behandeling op nationaal vlak behoeven, te weten : a) het nationaal uitrustingsprogramma in de elektriciteitssector;b) de kernbrandstofcyclus;c) de grote infrastructuren voor de stockering;het vervoer en de produktie van energie; d) de tarieven.» De Federale Overheid is dus bevoegd inzake de kernbrandstofcyclus alsook, zonder afbreuk te doen aan de principiële bevoegdheid van de gewestelijke overheden inzake milieubeleid, inzake de bescherming tegen ioniserende stralingen. De wet van 28 december 1964 betreffende de bestrijding van luchtverontreiniging machtigt de Koning om alle gepaste maatregelen te nemen ter voorkoming of bestrijding van de luchtverontreiniging. De wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle, ligt mede aan de basis van dit ontwerp van besluit.
De Belgische kerncentrales beschikken over hulp- en veiligheidsinstallaties die onder de toepassing van de Richtlijn 2003/87/EG vallen. Er dient dus met deze installaties rekening te worden gehouden in het nationale toewijzingsplan.
Deze hulp- en veiligheidsinstallaties maken integraal deel uit van de kerncentrale. Zij zijn onontbeerlijk voor de veilige exploitatie van de kerncentrales en bijgevolg essentieel in het federale beleid betreffende de bescherming tegen de ioniserende stralingen. Dit blijkt uit het hoofdrapport van de Commissie AMPERE met betrekking tot ongelukken wegens defecten in de afkoeling.
De beslissing tot het inzetten (gebruiken) van deze installaties dient principieel uitsluitend op basis van veiligheidsoverwegingen te gebeuren. Bijkomende overwegingen, zoals louter markteconomische overwegingen in het kader van een emissierechtenhandelssysteem, zouden de veiligheid van de kerncentrales in het gedrang kunnen brengen indien zij de overhand halen.
Het blijkt duidelijk dat de hulp- en veiligheidsinstallaties een determinerende rol spelen en rechtstreeks bijdragen tot de bescherming inzake ioniserende stralingen zoals bedoeld in artikel 6, § 1, II van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.
De federale overheid is derhalve terzake wel degelijk bevoegd.
Deze installaties, respectievelijk gelegen op de sites van Doel en Tihange, stoten bovendien jaarlijks een zeer geringe hoeveelheid CO2 uit van circa 2 000 ton CO2 per site.
Uit wat voorafgaat, komt het gerechtvaardigd over prioriteit te geven aan de bescherming van de bevolking tegen ioniserende stralingen eerder dan aan de milieugebonden aspecten van de uitstoot die de hulp- en veiligheidsinstallaties van kerncentrales met zich meebrengen. Dit is trouwens ook het standpunt van andere buurlanden, zoals Frankrijk.
Daarom bepaalt artikel 2 van dit ontwerp van besluit, overeenkomstig artikel 27 van de Richtlijn 2003/87/EG betreffende de tijdelijke uitsluiting, de hulp- en veiligheidsinstallaties van kerncentrales tijdelijk (tot 31 december 2007) buiten de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten te houden.
In toepassing van artikel 27 van Richtlijn 2003/87/EG moet in het nationale toewijzingsplan worden aangeduid op welke wijze deze hulp- en veiligheidsinstallaties ten minste aan een gelijkwaardige reductieverplichting, bewaking, rapportage en verificatie, en sancties onderworpen zijn, als de installaties die onder het emissiehandelssysteem vallen.
De vereiste van voormeld parallelisme op het vlak van reductieverplichting, bewaking, rapportage, verificatie en sancties, dient begrepen te worden in het licht van de bezorgdheid van de Europese regelgever dat de tijdelijke uitsluiting van een installatie overeenkomstig artikel 27 van Richtlijn 2003/87/EG, er toe zou leiden dat deze installatie een concurrentieel voordeel zou genieten ten opzichte van installaties die onder Richtlijn 2003/87/EG vallen.
Ter zake werd in dit ontwerp met volgende elementen rekening gehouden : -Gelijkwaardige reductieverplichtingen (artikel 27, tweede lid, a) van Richtlijn 2003/87/EG).
Teneinde de emissies van de hulp- en veiligheidsinstallaties zoveel mogelijk te beperken, wordt voorzien dat deze installaties enkel uitgesloten worden van de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten in de mate dat en voor zover de kernexploitant aantoont dat hij de hulp- en veiligheidsinstallaties uitsluitend gebruikt voor de veilige exploitatie van de kerncentrale.
Ter zake wordt, overeenkomstig artikel 27, eerste lid, van Richtlijn 2003/87/EG, in bijlage bij het ontwerp van besluit een lijst bijgevoegd van de hulp- en veiligheidsinstallaties die tijdelijk worden uitgesloten van de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten.
Het ontwerp van besluit bepaalt dat het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (hierna « het Agentschap » genoemd) toeziet op de naleving van de voorwaarden inzake de tijdelijke uitsluiting van de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten. Deze openbare instelling is inderdaad het best geplaatst om dit toezicht uit te oefenen, rekening houdend met de gegevens waarover ze reeds beschikt in het kader van haar wettelijke opdracht, die ondermeer voortvloeit uit voornoemde wet van 15 april 1994. - Gelijkwaardige regels inzake bewaking, rapportage en verificatie (artikel 27, tweede lid, b) van Richtlijn 2003/87/EG) : De hulp- en veiligheidsinstallaties worden verzocht gegevens aan te reiken die het Agentschap in staat moeten stellen na te gaan of deze installaties uitsluitend voor de veilige exploitatie van de kerncentrale werden ingezet.
Rekening houdende met de bevoegdheidsverdeling inzake leefmilieu, is het aan de Gewesten om, in voorkomend geval, bijkomende bepalingen vast te stellen inzake de bewaking, rapportage en verificatie van broeikasgasemissies. - Gelijkwaardige sancties (artikel 27, tweede lid, c) van Richtlijn 2003/87/EG) : Indien een kernexploitant hulp- en veiligheidsinstallaties geheel of gedeeltelijk zou gebruiken voor andere doeleinden dan voor de veilige exploitatie van de kerncentrale, zijn deze installaties niet langer van de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten uitgesloten. In voorkomend geval vindt de gewestelijke regelgeving inzake de handel in broeikasgasemissierechten toepassing op deze installaties, inclusief de gewestelijke sancties vastgesteld overeenkomstig de Richtlijn 2003/87/EG. Daarenboven voorziet het ontwerp van besluit in de mogelijkheid van een bijkomende sanctie in het geval het Agentschap vaststelt dat de kernexploitant in het kader van de informatieverplichting bepaald in artikel 4 van het ontwerp van besluit, onjuiste verklaringen heeft afgelegd, dan wel onjuiste of ontoereikende gegevens heeft meegedeeld.
In dit geval deelt het Agentschap haar vaststelling mee aan de bevoegde overheid zodat deze, desgevallend, de sancties bepaald in de wet van 15 april 1994 toepast.
Tenslotte, gezien de aard zelf van de hulp- en veiligheidsinstallaties, wordt gewaarborgd dat er geen verstoring van de interne markt optreedt (artikel 27, tweede lid, in fine van Richtlijn 2003/87/EG).
Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe majesteit, de zeer eerbiedwaardige, en zeer getrouwe dienaars, De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN De Minister van Leefmilieu en Pensioenen, B. TOBBACK
21 APRIL 2007. - Koninklijk besluit tot omzetting van de Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad voor wat betreft de hulp- en veiligheidsinstallaties van kerncentrales ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 28 december 1964 betreffende de bestrijding van de luchtverontreiniging, en inzonderheid op de artikelen 1 en 3;
Gelet op de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle, en inzonderheid de artikelen 3 en 49;
Overwegende dat dit besluit de omzetting regelt van de Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad;
Gelet op de bekendmaking van het nationale toewijzingsplan aan de Europese Commissie van 24 juni 2004;
Gelet op de goedkeuring van het nationale toewijzingsplan door de Europese Commissie gegeven op14 juni 2006;
Gelet op het advies van de Hoge Gezondheidsraad van 16 juni 2004;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën van 30 maart 2004;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 1 april 2004;
Gelet op het advies 37.539/1/V van de Raad van State, gegeven op 3 augustus 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Onze Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid en Onze Minister van Leefmilieu, en Pensioenen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder : 1° « richtlijn » : richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad;2° « kerncentrale » : elke kerncentrale die, op industriële wijze, elektriciteit produceert;3° « kernexploitant » : elke exploitant, houder van een koninklijke exploitatievergunning, van een kerncentrale of iedere rechtsopvolgende vennootschap;4° « broeikasgassen » : koolstofdioxide (CO2), methaan (CH4), distikstofoxide (N2O), onvolledig gehalogeneerde fluorkoolwaterstoffen (HFK's), perfluorkoolwaterstoffen (PFK's) of zwavelhexafluoride (SF6);5° « hulp- en veiligheidsinstallaties » : de verbrandingsinstallaties met een nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW, bedoeld in bijlage I van de richtlijn en die deel uitmaken van het geheel van structuren, systemen en componenten die noodzakelijk zijn voor de veilige exploitatie van een kerncentrale;6° « wet » : wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle; 7° « bevoegde gewestelijke autoriteit » : de autoriteit aangewezen door een gewest in overeenstemming met artikel 18 van de richtlijn;. 8° « Nationale Klimaatcommissie » : de Nationale Klimaatcommissie ingesteld bij artikel 3 van het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels-Hoofdstedelijk Gewest betreffende het opstellen, het uitvoeren en het opvolgen van een Nationaal Klimaatplan, alsook het rapporteren, in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering en het Protocol van Kyoto, afgesloten te Brussel op 14 november 2002;9° « Agentschap » : het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle opgericht door de wet. HOOFDSTUK II. - Tijdelijke uitsluiting
Art. 2.§ 1. Voor de periode van drie jaar die ingaat op 1 januari 2005 tot 31 december 2007, zijn de hulp- en veiligheidsinstallaties, voorzover zij uitsluitend dienen voor de veilige exploitatie van een kerncentrale, niet onderworpen aan een vergunning voor de uitstoot van broeikasgassen en worden, overeenkomstig artikel 27 van de richtlijn, tijdelijk buiten de gemeenschapsregeling voor de handel in broeikasgasemissierechten gehouden. § 2. De lijst van de hulp- en veiligheidsinstallaties bevindt zich in bijlage. HOOFDSTUK III. - Toezicht en verplichtingen van de kernexploitant
Art. 3.§ 1. Het Agentschap ziet toe op de naleving van artikel 2 en waakt er met name over dat de hulp- en veiligheidsinstallaties opgenomen in de lijst bedoeld in artikel 2, § 2, uitsluitend voor de veilige exploitatie van een kerncentrale worden aangewend. § 2. Het Agentschap kan, met het oog op een efficiënte uitvoering van dit besluit, in overleg treden, met de bevoegde gewestelijke autoriteit.
Art. 4.§ 1. Elke kernexploitant deelt, uiterlijk op 30 januari van elk jaar, aan het Agentschap alle nuttige gegevens mee waaruit blijkt dat zijn hulp- en veiligheidsinstallaties opgenomen in de lijst bedoeld in artikel 2, § 2, in het voorgaande kalenderjaar uitsluitend voor de veilige exploitatie van een kerncentrale werden aangewend. § 2. Elke kernexploitant houdt, minstens tot zes maanden na de periode van drie jaar bedoeld in artikel 2, de stavende stukken die de gegevens bedoeld in § 1 onderbouwen, ter beschikking van het Agentschap.
Art. 5.§ 1. Indien het Agentschap vaststelt dat de hulp- en veiligheidsinstallaties niet meer uitsluitend worden gebruikt voor de veilige exploitatie van de kerncentrale, zijn deze installaties niet langer uitgesloten uit het toepassingsgebied van de richtlijn zoals bepaald in artikel 2. § 2. In voorkomend geval meldt het Agentschap de vaststelling bedoeld in § 1 onverwijld aan de bevoegde gewestelijke autoriteit. § 3. Indien het Agentschap vaststelt dat de kernexploitant in het kader van de informatieverplichting bepaald in artikel 4, onjuiste verklaringen heeft afgelegd, onjuiste of ontoereikende gegevens heeft meegedeeld, deelt het Agentschap dit mee aan de bevoegde overheid, met het oog op, in voorkomend geval, de toepassing van de sancties bepaald in de wet.
Art. 6.Op verzoek van de door de federale regering gemandateerde vertegenwoordigers in de Nationale Klimaatcommissie, brengt het Agentschap, verslag uit aan de Nationale Klimaatcommissie inzake de toepassing van artikel 2.
Art. 7.De federale Minister die bevoegd is inzake leefmilieu neemt de nodige maatregelen om een publieke raadpleging te organiseren betreffende de tijdelijke uitsluiting bedoeld in artikel 2. HOOFDSTUK IV. - Inwerkingtreding en uitvoering
Art. 8.Dit besluit en haar bijlage treden in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 9.Onze Minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken, Onze Minister bevoegd voor Volksgezondheid, Onze Minister bevoegd voor Energie, en Onze Minister bevoegd voor Leefmilieu, zijn, ieder wat hen betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, op 21 april 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN Minister van Leefmilieu en Pensioenen, B. TOBBACK
Bijlage LIJST VAN INSTALLATIES Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld (*) gezamenlijk vermogen van alle installaties op de site. (**) thermisch vermogen berekend op basis van een motorrendement van 40 %.
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 21 april 2007 tot omzetting van de Richtlijn 2003/87/EG van het europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/91/EG van de Raad voor wat betreft de hulp- en veiligheidsinstallaties van kerncentrales.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN Minister van Leefmilieu en Pensioenen, B. TOBBACK