Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 20 mei 1997
gepubliceerd op 26 september 1997

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 april 1995, gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, betreffende de vaststelling van de arbeidsvoorwaarden

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
1997012285
pub.
26/09/1997
prom.
20/05/1997
ELI
eli/besluit/1997/05/20/1997012285/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

20 MEI 1997. Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 april 1995, gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, betreffende de vaststelling van de arbeidsvoorwaarden (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf;

Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 13 april 1995, gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, betreffende de vaststelling van de arbeidsvoorwaarden.

Art. 2.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 20 mei 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET Bijlage Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 13 april 1995 Vaststelling van de arbeidsvoorwaarden (Overeenkomst geregistreerd op 30 mei 1995 onder het nummer 37985/CO/109) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf en op de werklieden en werksters die zij tewerkstellen, met inbegrip van de huisarbeiders(sters). HOOFDSTUK II. - Duur van de overeenkomst en verbintenissen

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1991 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 1996.

Tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst waarborgen de ondertekende partijen de inachtneming van de sociale vrede, hetgeen het volgende inhoudt : 1° alle bepalingen betreffende de lonen en arbeidsvoorwaarden wordens stipt nageleefd en kunnen niet in betwisting worden gebracht door de werknemers- of de werkgeversorganisaties, noch door de werklieden en werksters of de werkgevers;2° de werknemersorganisaties, de werklieden en de werksters verbinden zich er toe geen eisen te stellen op nationaal noch op gewestelijk vlak, noch op dat van de onderneming behalve deze die zouden voortvloeien uit een eventueel interprofessioneel akkoord met verplicht karakter. HOOFDSTUK III. - Toepassingsdatum van de loonaanpassingen

Art. 3.Alle loonaanpassingen in uitvoering van deze collectieve arbeidsovereenkomst worden toegepast vanaf de eerste dag van de maand, in de ondernemingen waar per maand of per halve maand wordt betaald.

In de ondernemingen waar de loonperiode op een andere dag dan de eerste dag van de maand begint, worden, indien het aantal kalenderdagen vóór de eerste dag van de maand, kleiner is dan of gelijk is aan het aantal kalenderdagen te rekenen vanaf de eerste dag van de maand, de loonaanpassingen toegekend vanaf de eerste dag van de loonperiode waarin de eerste dag van de maand valt.

In het tegengestelde geval worden de loonaanpassingen toegepast vanaf de eerste dag van de loonperiode die een aanvang neemt n|$$|Aaa de eerste dag van de maand. HOOFDSTUK IV. - Lonen a) Lonen van de werklieden- en werksters beginnelingen jonger dan 21 jaar Art.4. De gewaarborgde minimumuurlonen worden aan de werklieden en werksters jonger dan 21 jaar toegekend volgens de leeftijd en anciënniteit in de sector.

Deze worden vastgesteld in percentages, die worden berekend op het aanvangsloon voor de werklieden en werksters die behoren tot de laagste groep van de classificatie of op het loon van de groep voor dewelke ze worden aangeworven.

De werkman of werkster jonger dan 21 jaar behoudt zijn (haar) baremiek loon, verworven in een andere onderneming die valt onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf.

Deze lonen worden aan de werklieden en werksters jonger dan 21 jaar gewaarborgd tot op het ogenblik waarop zij de in de hiernavermelde tabel voorziene maximum leeftijd volgens leeftijd bij aanwerving, sinds zes maanden hebben beëindigd.

De loonaanpassingen worden verleend op vaste data, te weten 1 april en 1 oktober van elk jaar, op voorwaarde dat de werkman of werkster op die datum tenminste één maand anciënniteit in de onderneming heeft.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 5.De modaliteiten, zoals voorzien bij artikel 4, zijn eveneens van toepassing in geval van tijdelijke arbeid en uitzendarbeid.

Indien de werknemer van minder dan 21 jaar op de voornoemde data, 1 april of 1 oktober, niet gedurende de voorziene tijd ononderbroken in dienst is geweest van dezelfde werkgever, dient de betrokkene op dat ogenblik aan zijn werkgever aan te tonen dat de voorwaarden zijn verenigd om een loonaanpassing te bekomen zoals voorzien bij artikel 4. Dit is eveneens het geval wanneer de werknemer van minder dan 21 jaar bij indiensttreding een anciënniteit bij één of meer vorige werkgevers wil laten gelden. Alle geschillen betreffende de toepassing van dit artikel zullen worden besproken in het verzoeningsbureau van het paritair comité alvorens ze aan de bevoegde rechtbank zouden worden voorgelegd.

Artikel 6.De minimumloonsverhogingen zijn gelijk aan de loonsverhogingen van de werklieden en werksters van het aanvangsloon, vermenigvuldigd met de coëfficiënt die overeenstemt met hun leeftijd en bereikte leertijd, zoals vastgesteld bij artikel 4.

Art. 7.In acht genomen : - enerzijds, dat het loon van de jonge werklieden- en werksters-beginnelingen overeenstemt met een deel van het loon van de ongeschoolde werklieden en werksters van 21 jaar of ouder; - anderzijds, dat de progressieve lonen van de schalen welke zijn vastgesteld bij artikel 4, rekening houden met de lichamelijke en beroepsgeschiktheden van de jonge werklieden- en werksters-beginnelingen, moet de arbeid in de ondernemingen derwijze worden ingericht dat van de werklieden en werksters die per uur worden bezoldigd volgens de lonen van de schaal van de beginnelingen jonger dan 21 jaar, geen prestaties worden geëist die hun hiervoren bedoelde normale geschiktheden overtreffen.

Art. 8.§ 1. Wanneer in een onderneming om technische en/of organisatorische redenen niet kan worden voldaan aan de beschikkingen van de tweede alinea van artikel 6, dienen de daarin bedoelde jongeren in afwachting van de toepasisngen van de beschikkingen van de artikelen 10 of 12 van deze overeenkomst, bezoldigd te worden tegen het aanvangsloon, voor zover voldaan wordt aan de voorwaarden in § 2 van dit artikel. § 2. De bedoelde werklieden en werksters jonger dan 21 jaar moeten tewerkgesteld zijn in een systeem waar het werk stuk voor stuk doorgegeven of waar aan de werknemers(sters) geen individuele keuze van het arbeidsritme toegelaten wordt en waar aan deze jongeren geregeld prestaties worden opgelegd die, qua hoeveelheid en kwaliteit, gelijk zijn aan de normale prestaties die van een werknemers van 21 jaar of ouder geëist worden voor hetzelfde werk. § 3. De toepassing van de bepalingen van §§ 1 en 2 van dit artikel is zonder invloed op de beschikkingen van artikel 10 van deze collectieve arbeidsovereenkomst. b) Lonen van de werklieden en werksters-beginnelingen van 21 jaar of ouder Art.9. De werklieden en werksters-beginnelingen van 21 jaar of ouder, die nog niet in een gelijkaardige bedrijfstak van de kledingnijverheid hebben gewerkt, bekomen gedurende maximum drie maanden na hun aanwerving, een minimumuurloon dat is vastgesteld op 95 pct. van het minimumuurloon dat is voorzien voor de functie die zij uitoefenen. c) Gewaarborgd minimumuurloon na de leertijd Art.10. De werklieden en werksters jonger dan 21 jaar die met zes maanden de periode van de maximumleertijd hebben overschreden die is voorzien in de tabel vastgesteld bij artikel 4 van deze collectieve arbeidsovereenkomst en de werklieden en werksters die sinds zes maanden in de onderneming zijn tewerkgeteld, ontvangen het loon voorzien in de loopgroep 1.

Deze loongroep 1 is vastgesteld op 270,30 op 1 januari 1995. d) Minimum- en werkelijke uurlonen van de andere werklieden en werksters Art.11. § 1. Op 1 januari 1995 zijn de minimumuurlonen van de werklieden en werksters als volgt vastgesteld : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 12.De werklieden en werksters, van welke leeftijd ook, die gedurende zes maanden een werk uitvoeren dat tot loongroep 2 of tot een hogere loongroep behoort, hebben in elk geval recht op het loon dat voor die groep is voorzien.

Art. 13.Elke loonsverhoging wordt volledig ingerekend in de betalingsmaatstaven van de volgens rendement bezoldigde arbeidssystemen. e) Gewaarborgde werkelijke lonen Art.14. 1° Het minimumuurloon dat betrekking heeft op de functie of op de taak is steeds gewaarborgd en inzonderheid in geval van volgens rendement bezoldigde arbeidssystemen. 2° In de ondernemingen waar een volgens rendement bezoldigd arbeidssysteem is ingevoerd voor stukwerk, tariefwerk of premiewerk en dezelfde produktienormen, zowel voor de arbeiders(sters) jonger dan 21 jaar als voor de arbeiders(sters) van 21 jaar of ouder van toepassing zijn, moet voor de arbeiders(sters) jonger dan 21 jaar hetzelfde beloningssysteem, eigen aan de onderneming, worden toegepast, derwijze dat zij, bij gelijke prestaties, hetzelfde loon of inkomen verwerven als de arbeiders(sters) van 21 jaar of ouder. Het minimumuurloon volgens leeftijd en anciënniteit, vastgesteld in de loonschaal voor de beginnelingen, blijft aan de arbeiders(sters) jonger dan 21 jaar in ieder geval gewaarborgd. 3° In de ondernemingen waar een systeem van rendementsarbeid, al dan niet gebonden aan een prestatiebeloning bestaat, kunnen de geschillen die zijn gerezen, ofwel bij de toepassing van het systeem, ofwel bij een wijziging of bij invoering van het systeem, op het verzoek van de meest gerede partij, het voorwerp uitmaken van een contradictoir onderzoek door een bevoegd technicus, aangeduid door een werknemersorganisatie en een bevoegd technicus, aangeduid door de Kledingfederatie. De voor de beoordeling van de systemen van rendementsarbeid bevoegde technici moeten door de onderneming in het bezit worden gesteld van alle elementen die vereist zijn om tot dit onderzoek te kunnen overgaan. f) Koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen Art.15. De minimumuurlonen, vastgesteld bij artikel 11, evenals de werkelijk uitbetaalde lonen staan tegenover de indexschijf 115,276 - 117,581 op 1 januari 1995.

De minimumuurlonen, vastgesteld bij artikel 11, evenals de werkelijk uitbetaalde lonen worden gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen volgens de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 mei 1978, gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, betreffende de koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 14 september 1978, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 23 november 1978. g) Huisarbeid Art.16. Het maakloon van elk stuk wordt berekend door het aantal uren dat voor de uitvoering ervan is vereist, te vermenigvuldigen met het uurloon dat overeenstemt met de categorie van het werk (minimum loongroep 3 zoals bepaald bij artikel 10, § 1).

Bij het globaal loon van de huisarbeider(ster)s wordt een forfaitaire vergoeding van 10 pct. van het brutoloon gevoegd als schadeloosstelling voor de algemene onkosten die hun ten laste vallen (verwarming, verlichting, afschrijving materiaal enz...). De werkgevers zijn ertoe gehouden aan de huisarbeider(ster)s de benodigdheden zoals garen enz... gratis te leveren.

Nochtans, wanneer de huisarbeider(ster) deze benodigdheden zelf levert, wordt de forfaitaire vergoeding waarvan hoger sprake van 10 op 15 pct. gebracht.

De forfaitaire vergoeding van 10 of 15 pct. wordt afzonderlijk in het loonboekje ingeschreven.

Art. 17.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 april 1991 gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, tot vaststelling van de arbeidsvoorwaarden, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 25 november 1991, gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomsten van 8 september 1992 en 24 maart 1994, respectievelijk algemeen verbindend verklaard bij de koninklijke besluiten van 15 december 1992 en 10 oktober 1994, die heeft opgehouden van kracht te zijn op 31 december 1994.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 20 mei 1997.

De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld

^