gepubliceerd op 27 november 1997
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 januari en 2 maart 1992, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden der metaalfabrikatennijverheid, betreffende de arbeidsvoorwaarden voor Brabant
20 MEI 1997. Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 januari en 2 maart 1992, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden der metaalfabrikatennijverheid, betreffende de arbeidsvoorwaarden voor Brabant (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de bedienden der metaalfabrikatennijverheid;
Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 30 januari en 2 maart 1992, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden der metaalfabrikatennijverheid, betreffende de arbeidsvoorwaarden voor Brabant.
Art. 2.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 20 mei 1997.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET Bijlage Paritair Comité voor de bedienden der metaalfabrikatennijverheid Collectieve arbeidsovereenkomst van 30 januari en 2 maart 1992 Arbeidsvoorwaarden voor Brabant (Overeenkomst geregistreerd op 24 april 1992 onder het nummer 30065/CO/209) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de bedienden van de ondernemingen gevestigd in de provincie Brabant die ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaalfabrikatennijverheid.
De bepalingen van deze overeenkomst zullen wat betreft de ondernemingen met meerder zetels toegepast worden volgens de in voege zijnde gebruiken en gewoonten.
Art. 2.Voor de toepassing van deze overeenkomst verstaat men onder bedienden de "gebaremiseerde en baremiseerbare" bedienden. HOOFDSTUK II. - Koopkracht
Art. 3.Verhoging van de wedden De effectief betaalde wedden worden verhoogd met 800 F op 1 maart 1992.
Deze verhoging dient voor de deeltijdse bedienden verhoudingsgewijs toegepast te worden volgens het regime van de arbeidsprestaties.
Art. 4.Eénmalige premie § 1. Er zal een éénmalige en niet-overdraagbare premie betaald worden van 4.000 F bij de loonuitbetaling het dichtst gelegen bij 1 september 1992. § 2. De betaling van deze premie zal gebeuren volgens de volgende modaliteiten : a) een volle premie wordt uitbetaald aan de meerderjarige voltijds tewerkgestelde bediende die op de datum van de uitbetaling van de wedde en tijdens de referteperiode van zes maanden voor de maand waarop de wedde-uitbetaling betrekking heeft, in het personeelsregister ingeschreven is, en in die referteperiode ten minste één dag effectieve prestaties geleverd heeft;b) een gedeeltelijke premie, verhoudingsgewijs berekend volgens het regime van de arbeidsprestaties, wordt uitbetaald aan de meerderjarige deeltijds tewerkgestelde bediende, die aan de voorwaarden bepaald onder a) voldoet;c) voor de minderjarigen, die aan de hierbovenvemelde voorwaarden voldoen, worden de bedragen van de uit te betalen premie berekend volgens de degressieve weddeschaal voor jonge bedienden, zoals voorzien in het Nationaal Akkoord van 15 februari 1973;d) voor de bedienden die in de loop van de referteperiode van zes maanden in dienst treden, wordt de pro rata temporis van het bedrag van de uit te betalen premie berekend.Elke indiensttreding voor de 15e van de maand (15e inbegrepen) geldt als een volle maand.
Art. 5.Ondernemingen die twee opéénvolgende negatieve resultaten boeken Voor de ondernemingen die, voor belastingen, een verlies uit de gewone bedrijfsuitoefening boeken voor de twee laatste sociale dienstjaren, worden de voordelen voorzien bij de artikelen 3 en 4 vervangen door de volgende voordelen : § 1. Verhoging van de wedden : De effectief betaalde wedden worden verhoogd met 600 F op 1 maart 1992. § 2. Eénmalige premie : Bij de loonuitbetaling het dichtst gelegen bij 1 september 1992 wordt een éénmalige premie van 4 000 F betaald volgens de voorwaarden voorzien bij artikel 4, § 2. § 3. Procedure : De onderneming die wenst te genieten van de bepaling van dit artikel geeft hiervan mededeling aan de syndikale afvaardiging of, bij ontstentenis aan de ondernemingsraad, en aan de Voorzitter van het Gewestelijk Paritair Comité, uiterlijk op 29 februari 1992.
Bovendien geeft de onderneming zodra deze beschikbaar zijn, kennis aan de Voorzitter van het Gewestelijk Paritair Comité van de jaarrekeningen waarvan sprake, goedgekeurd door de algemene vergadering van aandeelhouders en nagezien door een ondernemingsrevisor.
Onder jaarrekeningen wordt verstaan deze van 1990 en 1991.
De Voorzitter van het Gewestelijk Paritair Comité zal de ondertekenende partijen van deze overeenkomst van deze kennisgeving op de hoogte brengen en ontvangst berichten aan het ondernemingshoofd.
Art. 6.De partijen herinneren aan de bepalingen van het interprofessioneel akkoord die voorzien in de toekenning in 1992 van een éénmalige aanvullende vergoeding gelijk aan dubbel vakantiegeld voor de derde dag van de vierde week vakantie, alsook het in aanmerking nemen van deze kost in de onderhandeling van de sectoriële overeenkomsten. HOOFDSTUK III. - Eindejaarspremie
Art. 7.§ 1. Aan de bedienden die op het einde van de referteperiode minstens één jaar dienst hebben in de onderneming wordt een eindejaarspremie toegekend. § 2. Als refertejaar wordt de periode tussen 1 december van het voorgaande en 30 november van het betrokken jaar in aanmerking genomen. § 3. De eindejaarspremie is gelijk aan 5,5 pct. van de jaarlijkse brutowedde en wordt berekend op basis van de wedde voor de effectief geleverde prestaties.
Het gewaarborgd loon voor de afwezigheidsdagen te wijten aan een arbeidsongeval of aan een beroepsziekte, alsook het loon voor de dagen jaarlijkse vakantie en de feestdagen, wordt gelijkgesteld. § 4. De eindejaarspremie dient te worden betaald in de loop van de maand december van het betrokken jaar. § 5. De eindejaarspremie wordt "prorata temporis" toegekend aan de bedienden die ontslagen worden gedurende het refertejaar - behalve bij ontslag om dringende reden en voor zover zij op de datum van het vertrek één jaar anciënniteit hebben.
Deze wordt ook "prorata temporis" toegekend aan de bedienden die de onderneming verlaten die met pensioen gaan. § 6. Dit artikel heeft geen invloed op de in de ondernemingen bestaande systemen die dienst doen als eindejaarspremie en die gunstiger zijn. § 7. De budgetten aangewend om het doel bepaald bij § 3, te bereiken (in de ondernemingen waar deze niet bereikt was op 1 januari 1992) kunnen op de budgetten bepaald bij hoofdstuk II (met uitzondering van de éénmalige premies) afgehouden worden.
De modaliteiten van deze hoger vermelde afhoudingen zullen op het vlak van de onderneming geregeld worden. HOOFDSTUK IV. - Regionaal minimumweddeschaal voor bedienden
Art. 8.Er wordt een regionaal minimumweddeschaal voor bedienden opgemaakt toepasselijk vanaf 1 maart 1992. Deze zal bepaald worden vanaf de nationale minimumschaal verhoogd met 3 pct. HOOFDSTUK V. - Brugpensioen
Art. 9.§ 1. Er wordt aan herinnerd dat het brugpensioen op 58 jaar, voorzien bij de collectieve arbeidsovereenkomst van Brabant van 8 maart 1991 geldig is tot 31 december 1992. Er wordt tevens aan herinnerd dat de huidige brugpensioenreglementering toelaat dat de opzegperiode of de door de opzegvergoeding gedekte periode buiten de duurtijd valt van de collectieve arbeidsovereenkomst, die het brugpensioen voorziet vanaf 58 jaar. § 2. De bestaande collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten op ondernemingsvlak die een lagere leeftijd voorzien kunnen op hun niveau binnen de wettelijke mogelijkheden verlengd worden. HOOFDSTUK VI. - Vervoerkosten
Art. 10.Het plafond van de tussenkomst van de werkgever in de vervoerkosten (op 1 januari 1992 : 84 758 F) (collectieve arbeidsovereenkomst van 15 februari 1973) wordt verhoogd met 800 F op 1 maart 1992.
HOOFSTUK VII. - Vorming en tewerkstelling
Art. 11.De ondertekenende partijen komen overeen in 1992 een budget aan te wenden voor vorming en tewerkstelling met inbegrip ten voordele van de risicogroepen zoals voorzien bij artikel 170 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen.
Hiertoe zal door de V.Z.W. "P.B.M.B. » 0,25 pct van de brutolonen van de bedienden, vermeerderd met een bijdrage van 450 F per bediende, geïnd worden.
Het gedeelte "0,25 pct. » waarvan sprake zal aangewend worden ten voordele van de doelstellingen van bedoelde wet inzake de risicogroepen.
De collectieve arbeidsovereenkomst van Brabant van 31 mei 1991 betreffende maatregelen ten voordele van risicogroepen zal verlengd worden voor het jaar 1992.
De ondertekenende partijen zullen derhalve aan de Minister van Tewerkstelling en Arbeid vragen de ondernemingen die onder de toepassing van deze overeenkomst vallen voor 1992 vrij te stellen van de bijdrage van 0,25 pct. ten voordele van de risicogroepen aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. HOOFDSTUK VIII. - Sociaal overleg
Art. 12.De ondertekenende partijen komen overeen in de loop van deze overeenkomst het sectorieel overleg verder te zetten. HOOFDSTUK IX. - Loonbaanonderbreking
Art. 13.In de ondernemingen die meer dan 20 bedienden tewerkstellen, kunnen alle voltijdse en deeltijdswerkende bedienden, verbonden met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur, hun loopbaan onderbreken naar aanleiding van de geboorte of adoptie van een kind, op voorwaarde dat ze een anciënniteit van 12 maanden in de onderneming hebben en dat de onderbreking een aanvang neemt binnen de 12 maanden na de geboorte of de adoptie van het kind.
Dit recht is beperkt tot de formule van de volledige loopbaanonderbreking.
De gedeeltelijke loopbaanonderbreking wordt in dit kader niet in aanmerking genomen.
Art. 14.In de ondernemingen die meer dan 20 en minder dan 50 bedienden tewerkstellen, in deze die 50 tot minder dan 100 bedienden tewerkstellen en in deze die 100 en meer bedienden tewerkstellen, kan het gebruik van dit recht echter niet als gevolg hebben dat respectievelijk meer dan één, meer dan twee of meer dan 2 pct. van de bedienden tegelijk afwezig kunnen zijn om reden van beroepsloopbaanonderbreking.
De berekening van het aantal tewerkgestelde bedienden dient te gebeuren op basis van het gemiddelde van de tewerkgestelde bedienden tijdens de 4 kwartalen die de aanvraag voorafgaan.
De werkgever kan weigeren dit recht toe te kennen, indien hij binnen een termijn van twee maanden, die ingaat op de datum waarop de aanvraag ingediend werd, bewijst dat de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening of het O.B.M.B. hem geen plaatsvervanger heeft kunnen bezorgen voor dezelfde functie.
Art. 15.De aanvraag tot loopbaanonderbreking moet schriftelijk bij de werkgever ingediend worden, drie maanden voor de effectieve loopbaanonderbreking. Bij wederzijds akkoord tussen werkgever en bediende kan deze termijn van drie maanden ingekort worden.
Art. 16.De arbeidsovereenkomst kan gedurende minimum 6 maanden geschorst worden en maximum 1 jaar. HOOFDSTUK X. - Gerechtvaardigde afwezigheden
Art. 17.De volgende bepalingen worden in herinnering gebracht : 1. Het verlof om dwingende redenen zoals voorzien bij de collectieve arbeidsovereenkomst nr.45 van de Nationale Arbeidsraad. 2. De betaling, ten hoogste 1 maal per kalenderjaar, van de dringende en onvoorziene hopsitalisatiedag van een inwonend familielid van de bediende in zover dit gestaafd wordt door een getuigschrift van de opnemende inrichting (artikel 5 van het akkoord van nationale overeenkomst van 16 januari 1980).3. De drie dagen klein verlet ingeval van de geboorte van een kind van de werknemer zo de afstamming van dit kind langs vaderszijde vaststaat, te kiezen tijdens de twaalf dagen vanaf de bevalling. HOOFDSTUK XI. - Uitzonderingen
Art. 18.§ 1. De bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst zijn niet van kracht of slechts gedeeltelijk van kracht voor de ondernemingen die gebonden zijn door een ondernemingsovereenkomst in 1992. § 2. De data waarop sprake in hoofdstuk II hebben betrekking op het kalenderjaar en kunnen in functie van het sociaal dienstjaar aangepast worden, zonder dat er afgeweken wordt van de bedragen voorzien bij dit punt. § 3. Het op het niveau van de provincie Brabant bestaande overlegorgaan zal geval per geval de toestand van de ondernemingen onderzoeken die zich in de onmogelijkheid bevinden de voordelen voorzien bij het onderhavig akkoord toe te kennen en die bijgevolg uitgesloten zijn uit het toepassingsgebied ervan, zonder evenwel te kunnen afwijken van de hoofdstukken IV, V, VI, VII, IX en X. Het zal de aanwijsbare feiten betreffende de situatie van elke onderneming die hiertoe de aanvraag doet in aanmerking nemen. HOOFDSTUK XII. - Sociale vrede
Art. 19.De sociale vrede zal verzekerd zijn in de sector tijdens de duurtijd van deze overeenkomst.
Bijgevolg zal op gewestelijk vlak of in de ondernemingen geen enkele eis van algemene of collectieve aard gesteld of ondersteund worden die van aard zou zijn de verbintenissen van de ondernemingen voorzien in deze overeenkomst uit te breiden.
Deze overeenkomst werd afgesloten in een geest van wederzijdse rechten en verplichtingen.
Bijgevolg is de naleving van de verplichtingen van elk van de partijen afhankelijk van de eerbiediging door de andere ondertekenaars van hun verplichtingen. HOOFDSTUK XIII. - Duur
Art. 20.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor een duur van één jaar welke ingaat op 1 januari 1992 en eindigt op 31 december 1992.
De bepalingen van hoofdstuk III aangaande de eindejaarspremie zijn evenwel geldig voor onbepaalde tijd. Zij kunnen worden opgezegd door een van de partijen, ten vroegste op 1 januari 1993, mits een opzegging van 6 maanden wordt betekend bij een ter post aangetekend schrijven aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor de bedienden der metaalfabrikatennijverheid.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 20 mei 1997.
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld