Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 20 mei 1997
gepubliceerd op 26 september 1997

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 maart 1995, gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, betreffende de coördinatie van de collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de werkzekerheid, de invoering van nieuwe technologie en de tewerkstelling

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
1997012255
pub.
26/09/1997
prom.
20/05/1997
ELI
eli/besluit/1997/05/20/1997012255/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

20 MEI 1997. Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 maart 1995, gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, betreffende de coördinatie van de collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de werkzekerheid, de invoering van nieuwe technologie en de tewerkstelling (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf;

Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 24 maart 1995, gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, betreffende de coördinatie van de collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de werkzekerheid, de invoering van nieuwe technologie en de tewerkstelling.

Art. 2.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 20 mei 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET Bijlage Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 24 maart 1995 Coördinatie van de collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de werkzekerheid, de invoering van nieuwe technologie en de tewerkstelling (Overeenkomst geregistreerd op 24 mei 1995 onder het nummer 37893/CO/109) I. Algemene bepalingen.

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf en op de werklieden en werksters die zij tewerkstellen.

Art. 2.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de volgende collectieve arbeidsovereenkomsten : 1. De collectieve arbeidsovereenkomst van 7 mei 1976, gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, betreffende de werkzekerheid, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 8 augustus 1976;2. De collectieve arbeidsovereenkomst van 22 februari 1989, gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, betreffende de invoering van nieuwe technologie, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 11 september 1989, verlengd tot 31 december 1993 bij collectieve arbeidsovereenkomst van 19 april 1991 algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 25 november 1991;3. De collectieve arbeidsovereenkomst van 19 april 1991, gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, betreffende de tewerkstelling, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 27 mei 1992, die in de plaats getreden is van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 januari 1987, gesloten in bovenvermeld paritair comité, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 9 september 1987, gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 22 februari 1989, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 11 september 1989.

Art. 3.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 april 1994 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 1996.

II. Tijdelijk gebrek aan werk wegens economische oorzaken.

Art. 4.Bij tijdelijk gebrek aan werk wegens economische oorzaken worden op het vlak van de onderneming alle mogelijkheden tot invoering van een regime van gedeeltelijke arbeid aangewend, rekening houdend met de wettelijke en conventionele beschikkingen terzake, vooraleer er tot afdankingen wordt overgegaan.

Art. 5.Bij de invoering in de onderneming, ofwel van een volledige schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst, ofwel van een regeling van gedeeltelijke arbeid bij volledig of gedeeltelijk gebrek aan werk wegens economische oorzaken, worden de nadelen, verbonden aan deze maatregelen, zoveel als mogelijk evenredig verdeeld over alle werknemers.

Daarbij wordt rekening gehouden met de technische noodwendigheden eigen aan de organisatie van de arbeid en inzonderheid met het feit dat de prestaties van bepaalde werknemers of groepen van werknemers noodzakelijk en onvervangbaar kunnen zijn voor het uitvoeren van de resterende produktie.

Art. 6.In de bedrijven waar een van de regelingen als bedoeld in artikel 5 van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt ingevoerd, mogen door de aan het werk zijnde werklieden en werksters geen overuren worden gepresteerd.

Van deze regel kan worden afgeweken in de gevallen, bedoeld bij artikel 25 van de Arbeidswet van 16 maart 1971, alsmede in de gevallen dat bepaalde prestaties, die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van de resterende produktie, alleen door middel van het presteren van overuren kunnen worden geleverd.

Art. 7.Indien op het vlak van de onderneming geen bevredigende oplossing kan worden tot stand gebracht door overleg tussen de werkgever en de gemandateerde vertegenwoordigers van de werklieden en werksters, kunnen de moeilijkheden en klachten inzake de toepassing van de artikelen 4, 5 en 6 van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst aan het verzoeningsbureau van het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf worden voorgelegd.

III. Structureel gebrek aan werk wegens economische oorzaken.

Art. 8.Indien blijkt dat het gebrek aan werk een structureel probleem is, dat niet kan verholpen worden door een tijdelijke arbeidsherverdeling, is de volgende procedure van toepassing.

De ondernemingen die overgaan tot ontslag wegens een structureel probleem (economische reden, reorganisatie, enz...) dienen dit voorafgaandelijk voor te leggen aan de ondernemingsraad, bij ontstentenis van deze aan de vakbondsafvaardiging, bij ontstentenis van deze aan de plaatselijke afgevaardigden van de in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf vertegenwoordigde syndicale organisaties.

IV. Ontslag omwille van individuele omstandigheden.

Art. 9.Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "ontslag wegens individuele omstandigheden" verstaan : het ontslag dat verband houdt met de individuele arbeidsverhouding en arbeidsrelatie tussen de werkgevers en de werknemer.

De ondernemingen die overgaan tot ontslag wegens individuele omstandigheden, dienen de volgende procedure na te leven.

De werkgever dient de betrokken werknemer voorafgaandelijk een schriftelijke verwitting te geven; gelijktijdig wordt de syndicale afvaardiging hiervan schriftelijk in kennis gesteld.

Slechts na deze voorafgaandelijke verwittiging kan de werkgever overgaan tot ontslag. Op het ogenblik van het ontslag dient andermaal de syndicale afvaardiging op de hoogte gebracht te worden.

De plaatselijke afgevaardigden van de vakorganisaties vertegenwoordigd in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf kunnen op eigen initiatief een gesprek over het ontslag aanvragen bij de werkgever.

Ingeval van ontslag wegens dringende redenen en tijdens de proefperiode dienen de bepalingen voorzien in dit artikel niet toegepast te worden.

De syndicale afvaardiging dient op de hoogte gebracht te worden van het ontslag.

V. Invoering van nieuwe technologiëen.

Art. 10.Onverminderd de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr 39, van 13 december 1983, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, betreffende de voorlichting en het overleg inzake de sociale gevolgen van de invoering van nieuwe technologie, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 25 januari 1984, zijn de hierna volgende bepalingen van toepassing op de ondernemingen behorend tot het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf.

Wanneer de werkgever het inzicht heeft over te gaan tot een investering in een nieuwe technologie en wanneer de investering belangrijke sociale gevolgen heeft, is de werkgever ertoe gehouden voorafgaandelijk informatie over deze sociale gevolgen te verstrekken aan de ondernemingsraad of, bij ontstentenis, aan de syndicale afvaardiging.

Met "sociale gevolgen" wordt bedoeld : - de vooruitzichten inzake werkgelegenheid van het personeel, de werkgelegenheidsstructuur en de voorgenomen sociale maatregelen inzake werkgelegenheid; - de werkorganisaties en de arbeidsvoorwaarden; - de vakbekwaamheid en de eventuele maatregelen voor opleiding en omscholing van de werknemers.

Art. 11.In geval van geschillen met betrekking tot arbeidsbelasting kan een onderzoek verricht worden door een paritair samengesteld team van technici, bestaande uit een bevoegd technicus aangeduid door de vakorganisaties en een bevoegd technicus aangeduid door de Kledingfederatie.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 20 mei 1997.

De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld

^