gepubliceerd op 29 augustus 2007
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 oktober 1997 betreffende cosmetica
20 JULI 2007. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 oktober 1997 betreffende cosmetica
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de gebruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere producten, inzonderheid op artikel 6, § 1, e), ingevoegd bij de wet van 1 maart 2007 en artikel 10, gewijzigd bij de wet van 9 februari 1994 en bij het koninklijk besluit van 22 februari 2001;
Gelet op het koninklijk besluit van 15 oktober 1997 betreffende cosmetica, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 16 oktober 1998, 14 januari 2000, 8 juni 2000, 9 juli 2000, 20 februari 2003, 25 november 2004, 15 juli 2005, 22 december 2005, 10 juni 2006, 5 augustus 2006, 15 september 2006 en door de twee koninklijke besluiten van 8 februari 2007;
Overwegende de verordening (EG) nr 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten, inzonderheid op de artikelen 2, 10, 18 en 20;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 13 juni 2006;
Gelet op het advies nr. 43.074/3 van de Raad van State, gegeven op 30 mei 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 1 van het koninklijk besluit van 15 oktober 1997 betreffende cosmetica, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 16 oktober 1998, 25 november 2004 en 22 december 2005, wordt aangevuld als volgt : « 10° Dierlijke bijproducten : hele kadavers of delen van dieren of producten van dierlijke oorsprong, die niet voor menselijke consumptie bestemd zijn, met inbegrip van eicellen, embryo's en sperma, zoals bedoeld in de artikels 4, 5 en 6 van de verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten. 11° Niet-verwerkte dierlijke bijproducten : dierlijke bijproducten die geen verwerkingsmethoden of andere behandeling hebben ondergaan dan bepaald in bijlage VII of VIII van verordening (EG) nr.1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten.
Art. 2.In hetzelfde besluit, wordt een artikel 2bis ingevoegd, luidende : «
Art. 2bis.§ 1. Zijn onderworpen aan een voorafgaande erkenning door de bevoegde overheid de inrichtingen die : 1° cosmetische producten fabriceren met gebruikmaking van niet verwerkte dierlijke bijproducten;2° dierlijke bijproducten verwerken om ze als ingrediënten in cosmetica te gebruiken;3° niet-verwerkte dierlijke bijproducten die bestemd zijn om als ingrediënten in cosmetica te worden gebruikt, opslaan of hanteren (sorteren, versnijden of koelen). In de erkenning wordt de aard vermeld van de dierlijke bijproducten die mogen worden gebruikt, verwerkt, gehanteerd of opgeslagen.
Van deze erkenning zijn vrijgesteld de inrichtingen die activiteiten van punten 2° en 3° uitoefenen en hiervoor al een erkenning hebben gekregen van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen of van het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten. § 2. De aanvraag om een erkenning te krijgen of te verlengen moet bij een ter post aangetekend schrijven worden gericht aan : « Directoraat-generaal Dier, Plant en Voeding, Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, Victor Hortaplein 40, bus 10, B-1060 Brussel. » De aanvraag om een erkenning te krijgen of te verlengen moet bevatten : a) de naam of handelsnaam van de inrichting;b) het adres van de inrichting;c) het adres van de ruimten waar de activiteiten worden uitgeoefend die verband houden met dierlijke bijproducten welke van de inrichting afhangen;d) naam en voornaam van het hoofd van de inrichting;e) de juiste beschrijving van de activiteiten in verband met de dierlijke bijproducten;f) het telefoonnummer of e-mailadres van de persoon in de inrichting die voor de behandeling van de aanvraag kan worden gecontacteerd;g) het bewijs van betaling van een retributie aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten overeenkomstig artikel 12ter, § 6, van het koninklijk besluit van 14 januari 2004 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten.Deze retributie is niet invorderbaar.
Wijzingen aan deze gegevens moeten binnen een maand aan de bevoegde overheid worden gemeld. § 3. Om de erkenning te krijgen en te behouden moeten de inrichtingen voldoen aan de voorschriften van verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten, meer bepaald : -voor de inrichtingen bedoeld in § 1, 1° en 2° : artikel 18 van voormelde verordening; - voor de inrichtingen bedoeld in § 1, 3° : artikel 10, punt 3, van de voormelde verordening. § 4. Elke aanvraag of verlenging van een erkenning wordt onderzocht door een ambtenaar van de inspectiedienst van de bevoegde overheid.
Deze ambtenaar en degenen die hem eventueel bijstaan hebben toegang tot de ruimten waar de activiteiten in verband met de dierlijke bijproducten gebeuren alsook tot alle documenten die er verband mee houden.
Na beëindiging van zijn onderzoek stelt deze ambtenaar een rapport op met zijn bevindingen en conclusies. Binnen honderdtwintig dagen na ontvangst van de aanvraag stelt de bevoegde overheid de aanvrager in kennis van haar beslissing.
Indien bijkomende inlichtingen voor het rapport moeten worden ingewonnen, wordt deze termijn opgeschort tot de vereiste gegevens beschikbaar zijn.
Bij een ongunstige beslissing kan de aanvrager binnen vijftien dagen na ontvangst ervan zijn opmerkingen bij een ter post aangetekend schrijven aan de bevoegde overheid richten.
De bevoegde overheid onderzoekt de bezwaren en de eventuele voorstellen en deelt haar beslissing mee aan de aanvrager met een ter post aangetekende brief of door afgifte tegen ontvangstbewijs binnen de dertig dagen na ontvangst van de opmerkingen van de aanvrager.
De aanvrager beschikt over een periode van vijf dagen om tegen de voorgenomen maatregelen beroep aan te tekenen bij de Minister. De Minister onderzoekt het met redenen omkleed beroep en de voorgestelde verbeteringen en hoort, in voorkomend geval, de betrokkene.
De Minister of zijn afgevaardigde beschikt over vijfenveertig dagen vanaf de datum van ontvangst van het beroep om een beslissing te nemen en deze bij een ter post aangetekende brief of afgeleverd tegen ontvangstbewijs aan de betrokkene mee te delen. § 5. De erkenning is onoverdraagbaar.
Ze wordt uitgereikt voor ten hoogste vijf jaar.
Ze wordt op verzoek van de erkenninghouder voor ten hoogste vijf jaar verlengd.
De verlengingsaanvraag moet minstens vier maanden vóór de vervaldag worden gedaan.
Wanneer er geen verlenging wordt aangevraagd, wordt de erkenning geschrapt. § 6. De bevoegde overheid kan de erkenning tijdelijk opschorten wanneer : 1° niet is voldaan aan de bepalingen van § 3;2° producten worden gebruikt die zijn verboden of een gevaar opleveren voor de gezondheid van de mens;3° de verantwoordelijke van de inrichting foute inlichtingen heeft verstrekt over de herkomst en/of de gezondheidsrisico's van de producten. De bevoegde overheid maakt per aangetekend schrijven aan de verantwoordelijke van de inrichting haar voornemen bekend om de erkenning op te schorten.
Deze laatste kan binnen vijftien dagen volgend op de ontvangst van die brief zijn bezwaren bij een ter post aangetekende brief aan de bevoegde overheid kenbaar maken. Indiening van deze bezwaren schort de beslissing tot opschorting van de erkenning op.
De bevoegde overheid onderzoekt de bezwaren en de eventuele voorstellen en deelt haar beslissing mee aan de verantwoordelijke van de inrichting met een ter post aangetekende brief of door afgifte tegen ontvangstbewijs binnen de dertig dagen na ontvangst van de bezwaren van de verantwoordelijke.
De verantwoordelijke van de inrichting beschikt over een periode van vijf dagen om tegen de voorgenomen maatregelen beroep aan te tekenen bij de Minister. De Minister onderzoekt het met redenen omkleed beroep en de voorgestelde verbeteringen en hoort, in voorkomend geval, de betrokkene.
De Minister of zijn afgevaardigde beschikt over vijfenveertig dagen vanaf de datum van ontvangst van het beroep om een beslissing te nemen en deze bij een ter post aangetekende brief of afgeleverd tegen ontvangstbewijs aan de betrokkene mee te delen. »
Art. 3.Bij wijze van overgangsmaatregel mogen inrichtingen die op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit de in artikel 2bis, § 1, van het koninklijk besluit van 15 oktober 1997 betreffende cosmetica bedoelde bewerkingen verrichten, hun werkzaamheden zonder erkenning voortzetten tot de eerste dag van de negende maand die volgt op de inwerkingtreding van dit besluit, op voorwaarde dat ze aan de volgende drie voorwaarden voldoen : 1° de voorschriften van verordening (EG) nr.1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten naleven; 2° hun erkenningsaanvraag binnen drie maanden na inwerkingtreding van dit besluit indienen;3° de erkenning mag niet geweigerd of opgeschort zijn.
Art. 4.Onze Minister bevoegd voor Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 20 juli 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE