gepubliceerd op 30 mei 2003
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juni 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de meester-kleermakers, de kleermaaksters en naaisters, betreffende vormings- en tewerkstellingsinitiatieven
20 JANUARI 2003. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juni 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de meester-kleermakers, de kleermaaksters en naaisters, betreffende vormings- en tewerkstellingsinitiatieven (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de meester-kleermakers, de kleermaaksters en naaisters;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juni 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de meester-kleermakers, de kleermaaksters en naaisters, betreffende vormings- en tewerkstellingsinitiatieven.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 20 januari 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Wet van 26 maart 1999, Belgisch Staatsblad van 1 april 1999.
Bijlage Paritair Comité voor de meester-kleermakers, de kleermaaksters en naaisters Collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juni 1999 Vormings- en tewerkstellingsinitiatieven (Overeenkomst geregistreerd op 14 juli 1999 onder het nummer 51482/COF/107)
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en werklieden en werksters van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor de meester-kleermakers, de kleermaaksters en naaisters ressorteren.
Art. 2.De ondernemingen die ressorteren onder hogervermeld paritair comité storten aan het "Gemeenschappelijk Fonds voor Maatkleding en Snijwerk Dames" met ingang van 1 januari 1999 en voor de jaren 1999 en 2000 een bijdrage van 0,10 pct. berekend op grond van het volledig loon van hun arbeiders(sters), in uitvoering van hoofdstuk II, afdeling IV en hoofdstuk III, afdeling VI, onderafdeling 1 van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen (Belgisch Staatsblad van 1 april 1999) evenals van het koninklijk besluit van 4 juni 1999 houdende de voorwaarden waaraan de collectieve arbeidsovereenkomst en het akkoord betreffende vorming en tewerkstelling dienen te voldoen, alsook de procedure tot raadpleging van de werknemers die in acht dient genomen te worden bij de sluiting van een akkoord betreffende vorming en tewerkstelling.
Art. 3.De opbrengst van de in voormeld artikel 2 geïnde bijdrage wordt aangewend voor het uitwerken en stimuleren van opleidingsplannen en de uitwerking van een alternatief systeem van opleiding voor risicogroepen.
In dit verband zullen samenwerkingsverbanden ontwikkeld worden met het paritair beheerd vorming en opleidingscentrum « Instituut voor Vorming en Onderzoek in de Confectie - I.V.O.C. ».
Art. 4.In uitvoering van het interprofessioneel akkoord 1999-2000 van 8 december 1998 doen de ondernemingen een bijkomende inspanning op het vlak van vorming en opleiding. Deze bijkomende inspanning wordt gerealiseerd door een sectorale bijdrage van 0,15 pct. op de lonen van 1 januari 2000 tot 31 december 2000. Binnen de raad van beheer van het fonds voor bestaanszekerheid wordt door de ondertekenende organisaties beslist welke vorming- en opleidingsinitiatieven zullen ontwikkeld worden met deze middelen.
Art. 5.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1999 en treedt buiten werking op 31 december 2000.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 20 januari 2003.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX