gepubliceerd op 25 februari 1998
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 januari 1984 tot vaststelling in de ondernemingen van de uitvoeringsmaatregelen van het koninklijk besluit nr. 230 van 21 december 1983 betreffende de stage en de inschakeling van jongeren in het arbeidsproces
20 JANUARI 1998. Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 januari 1984 tot vaststelling in de ondernemingen van de uitvoeringsmaatregelen van het koninklijk besluit nr. 230 van 21 december 1983 betreffende de stage en de inschakeling van jongeren in het arbeidsproces (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het koninklijk besluit nr. 230 van 21 december 1983 betreffende de stage en de inschakeling van jongeren in het arbeidsproces, inzonderheid op de artikelen 1, tweede lid, 9, § 1, 10ter, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 27 januari 1997, en 16, § 3;
Gelet op het koninklijk besluit van 16 januari 1984 tot vaststelling in de ondernemingen van de uitvoeringsmaatregelen van het koninklijk besluit nr. 230 van 21 december 1983 betreffende de stage en de inschakeling van jongeren in het arbeidsproces, inzonderheid op artikelen 3 gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 6 mei 1985 en 28 februari 1996, artikel 5, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 januari 1992 en bijlage II, toegevoegd bij het koninklijk besluit van 28 februari 1996;
Gelet op het advies van de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 3, tweede lid, tweede streepje, van het koninklijk besluit van 16 januari 1984 tot vaststelling in de ondernemingen van de uitvoeringsmaatregelen van het koninklijk besluit nr. 230 van 21 december 1983 betreffende de stage en de inschakeling van jongeren in het arbeidsproces, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 februari 1996, worden tussen de woorden « georganiseerd » en « wordt » de woorden « of erkend » ingevoegd.
Art. 2.Artikel 5, tweede lid van hetzelfde besluit, toegevoegd bij het koninklijk besluit van 28 januari 1992, wordt opgeheven.
Art. 3.In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk IIIbis ingevoegd, dat de artikelen 14bis en 14ter omvat, en waarvan de tekst luidt als volgt : « Hoofdstuk IIIbis. Vrijstelling van eerste werkervaringscontracten
Art. 14bis.De onderneming die overeenkomstig artikel 10ter van het koninklijk besluit geheel of gedeeltelijk vrijgesteld wenst te worden van de aanwerving van stagiairs met een eerste werkervaringscontract moet bij een ter post aangetekend schrijven, naar gelang van de plaats van hun exploitatiezetel, een aanvraag indienen bij de directeur van de subregionale tewerkstellingsdienst of directie van de VDAB of de FOREM of de Directeur-generaal van de BGDA. De aanvraag bevat de volgende inlichtingen : - de benaming en het adres van de onderneming : de benaming en adres van de juridische eenheid en in voorkomend geval van de technische bedrijfseenheden; - het personeelsbestand van de onderneming, uitgesplitst naar werklieden en bedienden van de juridische eenheid en in voorkomend geval van de technische bedrijfseenheden; - de nauwkeurige omschrijving van de activiteiten; - het advies van de ondernemingsraad of bij ontstentenis daarvan het comité voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing der werkplaatsen, of bij ontstentenis daarvan de syndicale afvaardiging.
De aanvraag tot vrijstelling schorst de verplichting van tewerkstelling van stagiairs gebonden met eerste werkervaringscontracten gedurende twee maanden te rekenen vanaf de dag van de indiening. De datum van indiening van de aanvraag is die van het verzenden van de inlichtingen naar de directeur van de subregionale tewerkstellingsdienst of directie van de VDAB of de FOREM of naar de Directeur - generaal van de BGDA ».
Art. 14ter.De directeur van de bevoegde subregionale tewerkstellingsdienst of -directie van de VDAB of de FOREM en/of de Directeur -generaal van de BGDA, zendt de inlichtingen zoals vermeld in artikel 14bis, samen met de melding van de datum van aanvraag en zijn advies over naar de Minister van Tewerkstelling en Arbeid binnen de maand die volgt op de datum van de indiening van de aanvraag.
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid is ertoe gehouden de in het artikel 14bis, eerste lid, bedoelde vrijstelling te verlenen of te weigeren binnen de twee maanden die volgen op de datum van indiening van de aanvraag; bij ontstentenis wordt de vrijstelling als geweigerd beschouwd. »
Art. 4.In bijlage II van hetzelfde besluit, toegevoegd bij het koninklijk besluit van 28 februari 1996, wordt een artikel 9bis ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 9bis.Mits de twee partijen akkoord gaan, kan deze overeenkomst met een periode van maximum zes maanden verlengd worden.
In dat geval, wordt een ontwerp van nieuwe overeenkomst opgesteld waarvan een exemplaar wordt toegestuurd aan de directeur van de subregionale tewerkstellingsdienst. »
Art. 5.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 20 januari 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld