Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 20 december 2007
gepubliceerd op 15 juli 2008

Koninklijk besluit houdende reglement van de politie op de spoorwegen

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2008014084
pub.
15/07/2008
prom.
20/12/2007
ELI
eli/besluit/2007/12/20/2008014084/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

20 DECEMBER 2007. - Koninklijk besluit houdende reglement van de politie op de spoorwegen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 12 april 1835 rakende de tolrechten en de reglementen van politie nopens de ijzeren weg, inzonderheid op de artikelen 2 en 3, zoals uitgelegd bij de wet van 11 maart 1866;

Gelet op de wet van 25 juli 1891 houdende herziening der wet van 15 april 1843 op de politie der spoorwegen, inzonderheid op artikel 10, gewijzigd bij de wet van 23 december 2005;

Gelet op de wet van 25 augustus 1891 houdende herziening van het Wetboek van Koophandel betreffende de vervoerovereenkomst, gewijzigd bij de wet van 3 juli 1964, de wet van 21 maart 1991 en de wet van 21 oktober 1997, inzonderheid op de artikelen 16 en 18, eerste lid, Gelet de wet van 23 juli 1926 betreffende NMBS Holding en haar verbonden vennootschappen, inzonderheid op artikel 17, gewijzigd bij de wet van 1 augustus 1960 en bij het koninklijk besluit van 19 oktober 2004;

Gelet op het koninklijk besluit van 4 april 1895 houdende voorschriften betreffende de maatregelen, na te komen voor het reizigersvervoer over Staatsspoorwegen en over de vergunde spoorwegen, gewijzigd bij koninklijk besluit van 18 oktober 1929, koninklijk besluit van 7 juli 1933, koninklijk besluit van 6 juli 1936, koninklijk besluit van 18 september 1936, koninklijk besluit van 18 september 1939, koninklijk besluit van 24 november 1951, koninklijk besluit van 10 februari 1953, koninklijk besluit van 27 april 1962 en koninklijk besluit van 11 oktober 2004;

Gelet op het koninklijk besluit van 31 december 1899 betreffende de toegang, het verkeer en het stilhouden, in de stations, van karren wagens en andere voertuigen;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 augustus 1977 betreffende de veiligheidsinrichtingen en de signalisatie van overwegen en betreffende het verkeer op spoorwegen en aanhorigheden, gewijzigd bij koninklijk besluit van 24 april 1986, koninklijk besluit van 18 februari 1994 en koninklijk besluit van 25 juni 2003;

Gelet op de omstandigheid dat de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn;

Gelet op het advies 42.890/4 van de Raad van State, gegeven op 21 mei 2007, met toepassing van artikel 84, §1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Gelet op de noodzaak de mogelijkheid te voorzien zich tijdig naar de betrokken bepalingen te richten;

Op de voordracht van Onze Minister van Begroting en Consumentenzaken, Onze Minister van Mobiliteit en Onze Staatssecretaris van Overheidsbedrijven, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.In onderhavig besluit moet worden begrepen onder : 1° algemene vervoersvoorwaarden : de prijzen en voorwaarden vastgesteld door de spoorwegondernemingen, evenals de prijzen en voorwaarden door de NMBS vastgesteld overeenkomstig de artikelen 13, 16 en 17 van de wet van 25 augustus 1891 tot herziening van het Wetboek van Koophandel betreffende de vervoerovereenkomst;2° spoorweginfrastructuur : alle elementen welke bedoeld zijn in bijlage I, deel A, van Verordening (EG) nr.851/2006 van de Commissie van 9 juni 2006 betreffende de vaststelling van de inhoud van de verschillende posten van de boekhoudkundige schema's bedoeld in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 1108/70 van de Raad, met uitzondering van het laatste streepje dat voor de toepassing van dit besluit als volgt luidt : "dienstgebouwen voor de infrastructuur"; 3° spoorweginfrastructuurbeheerder : de naamloze vennootschap van publiek recht "Infrabel";4° spoorwegonderneming : iedere privaatrechtelijke of publiekrechtelijke onderneming die houder is van een vergunning overeenkomstig de van kracht zijnde Europese wetgeving, waarvan de activiteit bestaat in het verlenen van spoorwegvervoerdiensten voor goederen en/of voor reizigers, waarbij deze onderneming voor de tractie moet zorgen;hiertoe behoren ook de ondernemingen die uitsluitend tractie leveren; 5° station : de ruimte die, naargelang het geval, bestaat uit : - het stationsgebouw zijnde het gebouw, waar de reizigers zich een vervoerbewijs kunnen aanschaffen of kunnen wachten op de treinen, met inbegrip van de tot datzelfde gebouw behorende ruimtes die niet voor het publiek toegankelijk zijn; - de stopplaats, zijnde de plaats, zonder dat het een stationsgebouw betreft, waar reizigers kunnen op- of afstappen volgens de vastgestelde dienstregeling; - de stationsaanhorigheden, zijnde de perrons, de boven- en ondergrondse toegangswegen naar de perrons, de wachtruimtes, de sanitaire voorzieningen, de parkeerterreinen, behorende bij het station, de fietsenstallingen, de toegangswegen tot het station en in het algemeen alle overige ruimtes bestemd tot de realisatie van de spoorwegvervoerdiensten vanuit het betrokken station;

Het station bevat niet de door de NMBS of NMBS Holding in concessie gegevens ruimtes of terreinen. 6° stationbeheerder : de rechtspersoon aan wie het beheer van één of meerdere stations of gedeelten van stations is toevertrouwd;7° spoorverkeer : alle verkeer van spoorvoertuigen op spoorwegen die onder het beheer vallen van de infrastructuurbeheerder;8° spoorvoertuig : het aan sporen gebonden rollend materieel, zijnde de locomotieven, de (elektrische) motorstellen, de (diesel) motorwagens en het gesleept treinmaterieel;9° reiziger : iedere persoon, in het bezit van een geldig vervoerbewijs, die zich per trein verplaatst tussen de stations en/of stopplaatsen;10° niet - reiziger : iedere persoon, die niet in het bezit is van een geldig vervoerbewijs om zich per trein te verplaatsen tussen de stations en/of stopplaatsen en die niet behoort tot het spoorpersoneel.

Art. 2.De bepalingen van dit besluit zijn niet van toepassing op de domeinen en zones die onder gewestbevoegdheid vallen inzake het openbaar vervoer, in het bijzonder de infrastructuur van het openbaar domein van de gewesten. HOOFDSTUK II. - Verplichtingen van het publiek in het algemeen Afdeling 1. - Algemeenheden

Art. 3.Het is verboden : 1° het spoorverkeer op enige wijze te beletten, te hinderen, te vertragen of in gevaar te brengen;2° de personen belast met de exploitatie van de spoorweginfrastructuur of van een spoorwegonderneming te misleiden, hetzij door dienstseinen na te bootsen, te bedienen of te gebruiken, hetzij door valse noodseinen te geven;3° voertuigen te laten stilstaan of parkeren en voorwerpen van enigerlei aard neer te leggen, op een plaats waar zij de gemakkelijke doorgang van de spoorvoertuigen of de normale werking van de spoorweginfrastructuur of onderdelen ervan hinderen, of het zicht op de seinen van de spoorweg belemmeren, behoudens schriftelijke en voorafgaandelijke toestemming van de infrastructuurbeheerder die oordeelt volgens de veiligheid van het spoorverkeer;4° op enigerlei wijze de stations, de spoorweginfrastructuur of de spoorvoertuigen te bevuilen, te vernielen of te beschadigen;5° tekens of afbeeldingen op of in de stations, de spoorweginfrastructuur of de spoorvoertuigen aan te brengen, zonder de schriftelijke en voorafgaandelijke toestemming, naar het gelang het geval, van de stationbeheerder, de infrastructuurbeheerder of de spoorwegonderneming die deze zaken beheert.

Art. 4.Het is verboden voor al wie niet behoort tot het daartoe aangewezen personeel van de betrokken spoorwegonderneming, van de infrastructuurbeheerder of van de stationbeheerder : 1° de installaties van de spoorweginfrastructuur of gedeelten ervan, waarvan het gebruik niet is toegestaan aan het publiek, aan te raken of te bedienen, behoudens schriftelijke en voorafgaandelijke toestemming van de infrastructuurbeheerder;2° de spoorweginfrastructuur of de spoorvoertuigen te beklimmen of er zich aan vast te klampen;3° de spoorvoertuigen, evenals de werktuigen, het materieel en onderdelen van roerende goederen bestemd voor de realisatie van de spoorwegvervoerdiensten, waarvan het gebruik niet is toegestaan aan het publiek, aan te raken of te bedienen, behoudens schriftelijke en voorafgaandelijke toestemming van de spoorwegonderneming. Afdeling II. - De plaatsen niet toegankelijk voor het publiek

Art. 5.Het is verboden voor al wie niet behoort tot het daartoe aangewezen personeel van de betrokken spoorwegonderneming, van de infrastructuurbeheerder of van de stationbeheerder : 1° de stationsgebouwen te betreden of er zich te bevinden buiten de openingsuren voor het publiek;2° de gedeelten van de stations, die niet toegankelijk zijn voor het publiek, te betreden of er zich te bevinden, behoudens schriftelijke en voorafgaandelijke toestemming van de stationbeheerder;3° de gedeelten van de spoorweginfrastructuur waar de aanwezigheid van het publiek niet is toegelaten, te betreden of er zich te bevinden, behoudens schriftelijke en voorafgaandelijke toestemming van de infrastructuurbeheerder. Afdeling III. - De plaatsen toegankelijk voor het publiek.

Art. 6.Het is verboden in de stations en in de spoorvoertuigen : 1° personen te hinderen, te storen of aan enig gevaar bloot te stellen;2° zich te bevinden in klaarblijkelijk een staat van dronkenschap of onder invloed van slaapmiddelen, verdovende middelen en de andere psychotrope stoffen, die afhankelijkheid kunnen te weeg brengen, zoals bedoeld in de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van de giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, ontsmettingsmiddelen en antiseptica en hierbij hinder of overlast te berokkenen aan de reizigers of het spoorpersoneel.

Art. 7.Het is verboden in de stations en in de spoorvoertuigen : 1° enig voorwerp te verkopen behoudens schriftelijke en voorafgaandelijke toestemming van, naar gelang het geval, de stationbeheerder of de spoorwegonderneming;2° enig dienstenaanbod te doen behoudens schriftelijke en voorafgaandelijke toestemming van, naar gelang het geval, de stationbeheerder of de spoorwegonderneming;3° enige actie, activiteit of gedrag te ontwikkelen waardoor het ongestoord genot van de reizigers van de diensten van het spoorvervoer in het gedrang kan worden gebracht, behoudens schriftelijke en voorafgaandelijke toestemming van, naar gelang het geval, de stationbeheerder of de spoorwegonderneming;4° kansspelen of spelen die aanleiding geven tot overdreven inzetten, te exploiteren of eraan deel te nemen, met uitzondering van de Nationale Loterij op de plaatsen in de stations aangeduid door de stationbeheerder;5° behoudens schriftelijke en voorafgaandelijke toestemming van, naar gelang het geval, de stationbeheerder of de spoorwegonderneming een vertoning gepaard gaande met een geldinzameling te houden; 6° zich voort te bewegen per fiets, op rolschaatsen, skateboard, step of op andere met voertuigen gelijkgestelde tuigen zoals omschreven in artikel 2.15.2 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer; 7° dieren binnen te brengen, behalve geleidehonden voor blinden en tamme huisdieren mits alle voorzorgen te nemen om letsels, gevaar of hinder voor personen en schade aan goederen te voorkomen, en met inachtneming van de voorwaarden die betreffende de aanwezigheid van dieren in de spoorvoertuigen worden bepaald in de algemene vervoersvoorwaarden van de betrokken spoorwegonderneming.

Art. 8.Het is verboden te bedelen in de spoorvoertuigen.

Het veroorzaken van overlast door op opdringerige of agressieve wijze te bedelen is verboden in de stations.

Art. 9.§ 1 Het verkeer, het stilstaan en het parkeren van voertuigen in de stations, de parkeerterreinen inbegrepen, is slechts toegelaten onder de voorwaarden vastgesteld door, al naar het geval, de stationbeheerder of de beheerder van het parkeerterrein.

Deze voorwaarden worden zichtbaar uitgehangen aan de ingang van de plaatsen waarop ze betrekking hebben, waardoor ze tegenstelbaar zijn aan éénieder.

Deze voorwaarden kunnen onder meer inhouden : 1° dat gemarkeerde parkeerplaatsen kosteloos of tegen verminderd tarief voorbehouden zijn voor reizigers met een treinkaart of voor reizigers in het bezit van een geldig vervoerbewijs;2° dat niet voorbehouden gemarkeerde parkeerplaatsen uitsluitend kunnen worden gebruikt mits betaling van het parkeergeld tegen het volledige tarief. § 2. Het is verboden : 1° de voorbehouden parkeerplaatsen te gebruiken, zonder daartoe als reiziger met een treinkaart of met een geldig vervoerbewijs gerechtigd te zijn;2° de al dan niet voorbehouden betalende parkeerplaatsen te gebruiken zonder het parkeergeld te betalen;3° het verkeer op de parkeerterreinen op enigerlei wijze te hinderen of gevaarlijk te maken, door de wijze waarop het eigen voertuig wordt geparkeerd. § 3. Op parkings in het beheer van de NMBS Holding, dient elke bestuurder van een stilstaand of geparkeerd voertuig, dat hinderlijk of gevaarlijk is voor het verkeer van reizigers of dienstvoertuigen, voor de uitvoering van werken, of voor het spoorverkeer, zijn voertuig te verplaatsen zodra hij daartoe aangemaand wordt door, naar gelang het geval, personeelsleden van de stationbeheerder of de beheerder van het parkeerterrein.

Weigert de bestuurder van een voor het verkeer hinderlijk of gevaarlijk geparkeerd voertuig of is hij afwezig, dan mag de in het vorige lid genoemde beheerder ambtshalve beroep doen op de politie teneinde het voertuig te verwijderen. In dat geval gebeurt de verplaatsing op risico en kosten van de bestuurder en de burgerlijk aansprakelijke personen. Afdeling IV. - De plaatsen uitsluitend toegankelijk voor de reizigers

Art. 10.Het is voor niet- reizigers verboden zich te bevinden : 1° in de spoorvoertuigen;2° op de perrons, anders dan in de voorwaarden zoals vermeld in artikel 14, § 1, tweede lid van dit besluit;3° op de plaatsen waarvan de toegang door de stationbeheerder door middel van aangepaste signalisatie exclusief wordt voorbehouden aan de reizigers. HOOFDSTUK III. - Verplichtingen van de reizigers in het bijzonder Afdeling I. Verplichtingen van de reizigers in de spoorvoertuigen

Art. 11.Het is verboden voor de reizigers in of uit een trein te stappen : 1° wanneer de trein al rijdt of vóór hij volkomen stil staat;2° tijdens het openen en sluiten van de deuren;3° wanneer het personeel van de betrokken spoorwegonderneming dit verbiedt;4° buiten de perrons en de stopplaatsen, behalve op uitdrukkelijk verzoek van het personeel van de betrokken spoorwegonderneming of de spoorweginfrastructuurbeheerder;5° langs andere in- of uitgangen dan deze bestemd voor het in- of uitstappen der reizigers, behalve op uitdrukkelijk verzoek van het personeel van de betrokken spoorwegonderneming of van de spoorweginfrastructuurbeheerder.

Art. 12.Het is verboden in de trein : 1° plaats te nemen in de afdelingen en platformen voorbehouden voor bepaalde reizigers en te vertoeven op plaatsen die verboden zijn voor de reizigers, behoudens schriftelijke en voorafgaandelijke toestemming van het personeel van de betrokken spoorwegonderneming;2° vensters, deuren of andere voorzieningen te bedienen of te openen als die niet bestemd zijn voor gebruik door reizigers of buiten de algemene geldende vervoersvoorwaarden;3° enig voorwerp of enige stof uit de trein te werpen.

Art. 13.Het is verboden : 1° zich uit de rijtuigen te buigen of de buitendeuren van de rijtuigen te openen vóór de trein volkomen stilstaat;2° op welke wijze ook de werking van alarm-, veiligheids-, beschermings-, informatie- en verluchtingsvoorzieningen of voorzieningen voor het openen en sluiten van de deuren te hinderen, evenals om deze buiten de algemene vervoersvoorwaarden te gebruiken;3° te reizen met voorwerpen die door hun aanwezigheid of gebruik, door schokken of welke beweging ook voor anderen hinder of gevaar kunnen opleveren.

Art. 14.Iedere reiziger dient op verzoek van betrokkene of het personeelslid van de spoorwegonderneming zijn zitplaats af te staan aan een invalide, aan een bejaarde of zichtbaar zieke persoon, aan een zwangere vrouw of aan een persoon die een kind op het lichaam draagt. Afdeling II. - Vervoerbewijzen

Art. 15.§ 1 De spoorvoertuigen en perrons zijn enkel toegankelijk voor de reizigers die, in overeenstemming met de algemene vervoersvoorwaarden van de betrokken spoorwegonderneming, in het bezit zijn van een geldig vervoerbewijs, of die zich naar deze algemene vervoersvoorwaarden schikken om er zich één aan te schaffen.

De perrons zijn eveneens toegankelijk voor de personen die kunnen aantonen dat zij een reiziger begeleiden bij diens vertrek of aankomst. § 2. Onverminderd §1 en in geval van goede trouw of aannemelijke reden van de reiziger, kan de spoorwegonderneming in de algemene vervoersvoorwaarden een limitatief aantal gevallen omschrijven waarin spoorvoertuigen en perrons toch toegankelijk zijn voor personen, mits het betalen volgens de modaliteiten voorzien in de algemene voorwaarden van een forfaitaire vergoeding.

Art. 16.Het is verboden om enige wijziging aan te brengen aan het vervoerbewijs, dan wel dat vervoerbewijs te gebruiken in strijd met de algemene vervoersvoorwaarden.

Art. 17.De reizigers moeten hun vervoerbewijs vertonen en ter controle overhandigen aan de statutaire personeelsleden die beëdigd zijn telkens wanneer die daarom verzoeken.

De reizigers moeten hun identiteit bewijzen wanneer dit noodzakelijk is voor de controle van de regelmaat van het vervoerbewijs of bij afwezigheid van vervoerbewijs. HOOFDSTUK IV. - Sancties

Art. 18.§ 1. De overtreding van de bepalingen van dit besluit zijn met toepassing van artikel 3 van de wet van 12 april 1835 rakende de tolrechten en de reglementen van politie nopens de ijzeren weg strafbaar, zelfs indien zij uit onachtzaamheid worden gepleegd. §2. Zijn, in afwijking op het eerste lid, echter slechts strafbaar voor zover zij wetens en willens worden gepleegd, de inbreuken op de voorschriften bedoeld in de artikelen 3, 4, 6, 1° tot 4°, 8, 11 en 13.

Art. 19.Onverminderd de straffen die in voorkomend geval kunnen worden opgelegd, kan éénieder die dit besluit overtreedt, zonder recht op enige terugbetaling of schadeloosstelling aangemaand worden het spoorvoertuig of het station te verlaten. HOOFDSTUK V. - Opheffings- en wijzigingsbepalingen

Art. 20.Worden opgeheven : 2° het koninklijk besluit van 31 december 1899 betreffende de toegang, het verkeer en het stilhouden, in de stations, van karren wagens en andere voertuigen;3° hoofdstuk III van het koninklijk besluit van 2 augustus 1977 betreffende de veiligheidsinrichtingen en de signalisatie van overwegen en betreffende het verkeer op spoorwegen en aanhorigheden.

Art. 21.Het opschrift van het koninklijk besluit van 2 augustus 1977 betreffende de veiligheidsinrichtingen en de signalisatie van overwegen en betreffende het verkeer op spoorwegen en aanhorigheden wordt vervangen als volgt : « Koninklijk besluit betreffende de veiligheidsinrichtingen en de signalisatie van overwegen ». HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 22.Dit besluit treedt in werking 30 dagen na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

Art. 23.Onze Minister bevoegd voor overheidsbedrijven, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 20 december 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting en van Consumentenzaken, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT De Staatssecretaris voor Overheidsbedrijven, B. TUYBENS

^