gepubliceerd op 28 april 2001
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 april 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, betreffende de beroepsloopbaanonderbreking
20 DECEMBER 2000. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 april 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, betreffende de beroepsloopbaanonderbreking (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 30 april 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, betreffende de beroepsloopbaanonderbreking.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 20 december 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 30 april 1999 Beroepsloopbaanonderbreking (Overeenkomst geregistreerd op 9 juli 1999 onder het nummer 51314/CO/145)
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werklieden en werksters, met uitzondering van het seizoens- en gelegenheidspersoneel zoals bedoeld in artikel 8bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969, en hun werkgevers, die ressorteren onder het toepassingsgebied van het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf.
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten ter uitvoering van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 tot instelling van een recht op loopbaanonderbreking.
Art. 3.De ondertekende partijen komen overeen dat het recht op loopbaanonderbreking of op de vermindering van de beroepsloopbaan alleen zal gelden voor de in de sector tewerkgestelde werknemers die in dienst zijn op een reguliere basis en met een arbeidsovereenkomst voor een onbepaalde duur.
Wat de werknemers betreft die in dienst zijn met een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde duur, zal het recht alleen kunnen ingeroepen worden voor zover de arbeidsovereenkomst afgesloten is voor tenminste zes maanden.
Art. 4.In toepassing van het voormelde koninklijk besluit komen de ondertekenende partijen overeen dat : - de werknemer, bedoeld in artikel 3 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, die gebruik wil maken van het recht op loopbaanonderbreking of op de vermindering van arbeidsprestaties, tenminste drie maanden vooraf aan de werkgever zijn vraag zal meedelen; - bij de beoordeling van de vraag van de werknemer, de werkgever kan vragen dat er rekening gehouden wordt met de arbeidsomstandigheden en de arbeidsintensiteit in de onderneming. De werkgever kan vragen dat de loopbaanonderbreking of de vermindering van arbeidsprestaties zou uitgesteld worden. Het uitstel kan maximaal vier maanden bedragen. - bij gelijktijdige vragen uitgaande van meerdere werknemers op hetzelfde ogenblik, er voorrang zal gegeven worden aan de werknemers die opteren voor een loopbaanonderbreking of vermindering van de arbeidsprestaties met de bedoeling om gezinstaken op zich te nemen of om oudere of zieke familieleden te verzorgen.
Art. 5.De ondertekenende partijen bevelen aan de ondernemingen aan dat zij in toepassing van het voormelde koninklijk besluit zelf afspraken maken inzake de praktische toepassing van het recht op loopbaanonderbreking of op de vermindering van de prestaties.
Het is wenselijk dat de organisatieregels op ondernemingsvlak worden vastgelegd.
Art. 6.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1999 en houdt op van kracht te zijn op 1 januari 2001.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 20 december 2000.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX