gepubliceerd op 08 juli 1999
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 januari 1993 tot vaststelling van de referte-indexen voor de veranderlijke rentevoeten inzake hypothecaire kredieten
20 APRIL 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 januari 1993 tot vaststelling van de referte-indexen voor de veranderlijke rentevoeten inzake hypothecaire kredieten
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het bijgevoegde ontwerp van koninklijk besluit dat wij de eer hebben voor te leggen aan Uwe Majesteit heeft tot doel het koninklijk besluit van 11 januari 1993 tot vaststelling van de referte-indexen voor de veranderlijke rentevoeten inzake hypothecaire kredieten te wijzigen Dit koninklijk besluit is aan aanpassing toe omwille van de wijziging van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet. Inderdaad, de verhoudingsgewijze verandering van de rentevoet (nieuwe rentevoet = oorspronkelijke rentevoet - nieuwe index : oorspronkelijke index) wordt afgeschaft ten voordele van een verandering met dezelfde hoeveelheid (nieuwe rentevoet = oorspronkelijke rentevoet vermeerderd met het verschil tussen de nieuwe en de oorspronkelijke index). De nieuwe rentevoet is met andere woorden gelijk aan de nieuwe index vermeerderd met het verschil tussen de oorsponkelijke rentevoet en index : men kan zeggen dat dit tweede verschil een vaste marge uitmaakt. Vroeger stelde zich geen probleem om een regel van drie toe te passen op maandrentevoeten en indexen berekend op jaarbasis. Met de formule van de vaste marge gaat het natuurlijk niet op, voor de berekening van een maandrentevoet de index op jaarbasis te verhogen met een marge op maandbasis. Er moet dus een omzettingsregel komen : dat is het voorwerp van het nieuwe artikel 2, § 4.
Daarnaast worden nog enige aanpassingen voorgesteld die tot doel hebben het rendement van de veranderlijkheid door middel van referte-indexen te verbeteren.
Deze verbeteringen doen zich voor op twee vlakken : 1° op het vlak van het tijdsverloop tussen de noteringen van de rendementscoëfficiënten die aan de basis liggen van de indexen en het ogenblik van gebruik van de index voor de berekening van de nieuwe rentevoet;2° op het vlak van de methode aangewend voor de berekening van de indexen, vertrekkende van de rendementscoëfficiënten. De indexen worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad sinds november 1992. De ervaring heeft aangetoond dat de "terugkijkperiode" vanaf het begin van de waarnemingen van de noteringen tot het ogenblik waarop de index kan gebruikt worden, veel te lang is. Inderdaad, een index die gebruikt wordt in juli is berekend aan de hand van waarnemingen die beginnen op 16 maart. Om dit in te korten wordt voorgesteld, enerzijds, de periode waarover het gemiddelde berekend wordt, te herleiden tot 1 maand hetgeen overigens gerechtvaardigd is daar het rendement van lange-termijnwaarden (indexen B tot E) minder onderhevig is aan ongecontroleerde schommelingen dan dat van waarden met een kleine restduur (index A).
De tijd tussen het einde van de waarnemingen en het ogenblik van gebruik van de index wordt eveneens ingekort met drie weken, mede doordat het Rentenfonds van de Nationale Bank zelf zorgt voor de publicatie in het Staatsblad, dit in plaats van via de Controledienst voor de Verzekeringen te transiteren.
In haar geheel wordt de "terugkijkperiode" dus ingekort met bijna twee maanden, een verbetering die daarom niet het rendement verhoogt, maar wel toelaat dat rendement beter te volgen : een index gebruikt in juli zal in de toekomst berekend worden op basis van rendementscoëfficienten opgetekend vanaf 10 mei.
Een andere verbetering die tot gevolg heeft dat een index meer representatief wordt, en die dus het rendement van een portefeuille hypothecaire kredieten verbetert, bestaat erin de vroegere werkwijze om een rendementscoëfficiënt te bepalen, te vervangen door een meer wetenschappelijk verantwoord systeem.
Enige toelichting : een index wordt berekend als gemiddelde van een aantal noteringen van rendementscoëfficiënten van effecten die alle eenzelfde residuele looptijd hebben. Zo spruit index C voort uit de lineaire obligaties met restduur 3 jaar, tenminste zo zou het moeten, maar in de praktijk is dat onmogelijk. Daarom wordt uitgekeken naar obligaties met een restduur in de buurt van 3 jaar en als die niet voorradig zijn, wordt er geïnterpoleerd tussen nevenliggende jaren.
In deze eenvoudige werkwijze wordt geen rekening gehouden met het feit dat het rendement van een obligatie met residuele looptijd van juist drie jaar verschillend is van dat van een obligatie met restduur drie jaar en enige maanden (of bijna drie jaar).
Deze voorstelling kan dan wel verantwoord zijn wanneer het slechts om één of een paar weken verschil gaat, maar zij is het niet meer wanneer dat verschil groter wordt dan een paar maanden.
Daarom werd met het Rentenfonds uitgekeken naar een methode waarbij de werkelijke restduur van de obligatie in aanmerking genomen wordt om de rendementscoëfficiënten van de tussenliggende ogenblikken 2, 3, 4 en 5 jaar af te leiden.
Om dit te bereiken wordt een rendementscurve aangelegd, vertrekkende van bepaalde waarnemingen, waarop de gewenste ogenblikken uitgezet worden. De coëfficiënten die dan gevonden worden, worden dagelijks opgetekend door het Fonds : hun gemiddelde over een maand levert een index op.
Overigens wordt door artikel 2 van het ontwerp de lijst van de indexen uitgebreid tot de indexen F, G, H, I en J die staan voor periodes van verandering van respectievelijk 6, 7, 8, 9 en 10 jaar. Een lening van 18 jaar met een enkele verandering na 10 jaar zal dan index H bedingen. Inderdaad, door de wetswijziging is het de kredietgevers en -nemers niet meer mogelijk nog te kiezen uit de lijst van referte-indexen, maar moeten zij die index nemen die overeenstemt met de periode waarvoor de rentevoet zal berekend worden.
Ook wordt artikel 2 van het koninklijk besluit van 1993 aangepast om het van toepassing te maken op de contracten opgesteld in de munteenheid euro en wordt artikel 3 van toepassing gemaakt op andere muntenheden dan bef, luf of euro. Zo hebben, tot 1 januari 2002, de contractanten de mogelijkheid, indien ze wensen de rentevoet te doen aanleunen bij de dem bijvoorbeeld, het kapitaal uit te drukken in dem, waardoor ze in het contract een index vastleggen die voldoet aan de criteria vermeld in artikel 3.
Na 1 januari 2002 bestaat die contractuele mogelijkheid niet meer : dan zal het wenselijk zijn de artikelen 2 en 3 van het koninklijk besluit te vervangen door een ander procédé waarvan de modaliteiten tot nog toe niet gekend zijn. Het zal dan misschien nodig zijn om een beroep te doen op het rendement van obligaties verhandelbaar binnen de Eurozone zonder onderscheid van herkomst met eventueel gebruik van omzettingscoëfficiënten.
Tenslotte wordt erop gewezen dat door de invoering van een wettelijke regeling inzake de oorspronkelijke referte-index (art. 9, § 1, 5°), zijn vaststelling via koninklijk besluit niet meer nodig is : artikel 5 van het koninklijk besluit van 11 januari 1993 wordt dus geschrapt.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Economie, E. DI RUPO De Minister van Financiën, J.-J. VISEUR
ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, eerste kamer, op 3 december 1998 door de Minister van Economie verzocht hem van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 januari 1993 tot vaststelling van de referte-indexen voor de veranderlijke rentevoeten inzake hypothecaire kredieten", heeft op 25 maart 1999 het volgende advies gegeven : Bij het ontwerp zijn geen opmerkingen te maken.
De kamer was samengesteld uit : de heren : D. Verbiest, kamervoorzitter;
M. Van Damme, J. Smets, staatsraden;
G. Schrans, E. Wymeersch, assessoren van de afdeling wetgeving;
Mevr. A. Beckers, griffier.
De overeenstemming tussen de Nederlandse en de Franse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer D. Verbiest.
Het verslag werd uitgebracht door de heer P. Depuydt, eerste auditeur.
De nota van het coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de heer W. Pas, adjunct-referendaris.
De griffier, A. Beckers.
De voorzitter, D. Verbiest.
20 APRIL 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 januari 1993 tot vaststelling van de referte-indexen voor de veranderlijke rentevoeten inzake hypothecaire kredieten ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet, inzonderheid op artikel 9 als gewijzigd door de wet van 13 maart 1998 tot wijziging van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet en tot wijziging van de wet van 13 april 1995 tot wijziging van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet;
Gelet op het koninklijk besluit van 11 januari 1993 tot vaststelling van de referte-indexen voor de veranderlijke rentevoeten inzake hypothecaire kredieten;
Gelet op de adviezen van de Nationale Bank van België van 23 april 1998 en 31 augustus 1998;
Gelet op de adviezen van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen van 30 april 1998 en 2 september 1998;
Gelet op het advies van de Controledienst voor de Verzekeringen van 27 juli 1998, na raadpleging van de Commissie voor Verzekeringen;
Gelet op de beraadslaging van de Ministerraad op 13 november 1998, betreffende de adviesaanvraag binnen een termijn van één maand;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 25 maart 1999 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, vervangen door de wet van 4 augustus 1996;
Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Economie en van Onze Minister van Financiën en op advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 1 van het koninklijk besluit van 11 januari 1993 tot vaststelling van de referte-indexen voor de veranderlijke rentevoeten inzake hypothecaire kredieten wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Artikel 1.- In dit besluit wordt bedoeld met : de wet : de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet; het Rentenfonds : de openbare instelling ingesteld door de besluitwet van 18 mei 1945 houdende oprichting van een Rentenfonds; de referte-index : de waarde van de referte-index bedoeld in artikel 9, § 1, 5° en 6° van de wet. »
Art. 2.Artikel 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 2.§ 1. Voor een krediet in Belgische of Luxemburgse franken of in de munteenheid euro moet één van de referte-indexen worden genomen die maandelijks worden berekend door het Rentenfonds overeenkomstig de volgende voorschriften. § 2. Index A van een kalendermaand is gelijk aan het rekenkundig gemiddelde der referentierentevoeten, opgetekend gedurende de maand die eindigt op de 10de van die kalendermaand, van de lijn van de schatkistcertificaten waarvan de residuele looptijd het dichtst bij een jaar is. Deze referentierentevoeten worden dagelijks door het Rentenfonds bekendgemaakt overeenkomstig artikel 10, 2° van het koninklijk besluit van 22 december 1995 betreffende de organisatie van de secundaire buiten-beursmarkt van de lineaire obligaties, de gesplitste effecten en de schatkistcertificaten. § 3. De indexen B, C, D, E, F, G, H, I en J van een kalendermaand zijn ieder gelijk aan het rekenkundig gemiddelde der theoretische rendementsvoeten, opgetekend gedurende de maand die eindigt op de 10de van die kalendermaand, van de effecten van de Staatsschuld over respectievelijk 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 jaar die het Rentenfonds dagelijks bepaalt door wiskundige interpolatie. Het Rentenfonds voert die interpolaties uit op basis van de referentierentevoeten of -koersen die zij voor de schatkistcertificaten en lineaire obligaties bekendmaakt overeenkomstig artikel 10, 2° van hetzelfde besluit. Voor een gepaste toepassing van de interpolatiewerkwijze kan het Rentenfonds zich beperken tot de waarnemingen van sommige waarden. § 4. Indien de rentevoet van het krediet op een andere periode slaat dan één jaar, wordt de in aanmerking te nemen referte-index bekomen door de bekendgemaakte jaarindex om te zetten in een index die slaat op die periode, met behulp van de formule van samengestelde interest.
Deze bepaling is niet van toepassing op de overeenkomsten die werden gesloten vóór 1 september 1998. »
Art. 3.In artikel 3 van hetzelfde besluit worden de woorden "Voor de kredieten toegestaan in een andere munt dan de Belgische of Luxemburgse frank" vervangen door de woorden "Voor de kredieten toegestaan in een andere munteenheid dan die bedoeld zijn in artikel 2".
Art. 4.Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 4.Door toedoen van het Rentenfonds wordt de lijst van de in artikel 2 bedoelde referte-indexen maandelijks in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt, op de twintigste dag. Indien deze dag geen dag van publicatie is, wordt hij bekendgemaakt op de volgende dag van publicatie.
De referte-indexen worden onder jaarlijkse, semestriële, trimestriële en maandelijkse vorm gepubliceerd.
Deze bekendmaking vervangt die welke door toedoen van de Controledienst werd uitgevoerd op de laatste werkdag van de maand. »
Art. 5.Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 6.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 7.Onze Minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 20 april 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, E. DI RUPO De Minister van Financiën, J.-J. VISEUR