19 MEI 2000. - Koninklijk besluit houdende wijziging van het koninklijk besluit van 6 september 1993 betreffende het College van secretarissen-generaal

ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het koninklijk besluit van 6 september 1993 betreffende het College van secretarissen-generaal, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 februari 1996;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 8 mei 2000;

Overwegende dat de grootschalige vernieuwing waar de federale overheid voor staat een ingrijpende vernieuwing van de organisatie en van het personeelsbeheer en aldus van de gehanteerde cultuur inhoudt;

Overwegende dat het essentieel is de modernisering vanuit een eenvormige filosofie organisatiebreed te implementeren;

Overwegende dat de Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Besturen een vooruitgeschoven verantwoordelijkheid heeft inzake het moderniseringsproces en dat hierbij de betrokkenheid van de Secretarissen-generaal alsook de inbreng van experten essentiële voorwaarden zijn;

Overwegende dat het eindrapport van de twee werkgroepen van experten, opgericht ingevolge de beslissing van de Ministerraad van 1 oktober 1999, in zijn conclusie de noodzaak herneemt tot oprichting van een sturings- en opvolgingsorgaan voor de strategische begeleiding van het moderniseringsproces;

Overwegende dat derhalve de samenstelling en de functioneringswijze van het College van secretarissen-generaal dient te worden aangepast, telkens het zich over de voormelde materie dient uit te spreken;

Op de voordracht van Onze Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Besturen en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In het koninklijk besluit van 6 september 1993 betreffende het College van secretarissen-generaal wordt een artikel 7bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 7bis.- In afwijking van artikel 3, eerste lid, wordt het College, wanneer het vergadert over elke aangelegenheid inzake modernisering van de administratie, voorgezeten door de Minister van Ambtenarenzaken en van Modernisering van de Openbare Besturen. In dat geval legt die de agenda vast en kan de samenstelling van het college van rechtswege uitgebreid worden tot zeven door hem aangewezen experten met raadgevende stem. De in artikel 3, eerste lid, bedoelde voorzitter kan andere agendapunten voorstellen, die ter goedkeuring aan de Minister van Ambtenarenzaken en van Modernisering van de Openbare Besturen worden voorgelegd. »

Art. 2.Onze Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Besturen wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 19 mei 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Besturen, L. VAN DEN BOSSCHE