Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 19 maart 2014
gepubliceerd op 22 mei 2014

Koninklijk besluit tot regeling van de taalkennis in de burgerluchtvaart

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2014014230
pub.
22/05/2014
prom.
19/03/2014
ELI
eli/besluit/2014/03/19/2014014230/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

19 MAART 2014. - Koninklijk besluit tot regeling van de taalkennis in de burgerluchtvaart


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 27 juni 1937 houdende herziening van de wet van 16 november 1919, betreffende de regeling der Luchtvaart, artikel 5 § 2, ingevoegd bij de wet van 2 januari 2001;

Gelet op Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie van 3 november 2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad, Bijlage 1, FCL.0.55;

Gelet op de Verordening (EU) nr. 805/2011 van de Commissie van 10 augustus 2011 tot vaststelling van gedetailleerde regels voor vergunningen en bepaalde certificaten van luchtverkeersleiders, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad, artikel 13;

Gelet op het koninklijk besluit van 30 juni 2008Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/06/2008 pub. 22/09/2008 numac 2008014267 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit tot regeling van de kennis van de Engelse taal in de burgerluchtvaart sluiten tot regeling van de kennis van de Engelse taal in de burgerluchtvaart;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 2 december 2013;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 25 februari 2014;

Gelet op de betrokkenheid van de gewestregeringen;

Gelet op advies 54.811/4 van de Raad van State, gegeven op 13 januari 2013, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende het Verdrag inzake de internationale burgerlijke luchtvaart, ondertekend te Chicago op 7 december 1944 en goedgekeurd bij de wet van 30 april 1947, bijlage 1, artikel 1.2.9;

Op de voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen en de Staatsecretaris voor Mobiliteit, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° verkeersleidingsgebied : een luchtruim met vastgestelde begrenzingen waarbinnen de luchtverkeersleiding wordt verzekerd voor IFR en VFR vluchten in ATS-luchtruimen van klasse A, B, C, D en E;2° Verordening (EU) nr.1178/2011 : de Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie van 3 november 2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad; 3° Verordening (EU) nr.805/2011 : de Verordening (EU) nr. 805/2011 van de Commissie van 10 augustus 2011 tot vaststelling van gedetailleerde regels voor vergunningen en bepaalde certificaten van luchtverkeersleiders, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad; 4° Directeur-generaal : de Directeur-generaal van het Directoraat-generaal Luchtvaart;5° Minister : de minister bevoegd voor de luchtvaart.

Art. 2.§ 1. Bestuurders van vleugelvliegtuigen, helikopters, powered-lift luchtvaartuigen en luchtschepen, die vliegen in verkeersleidingsgebied of die gebruik maken van de vlucht informatie dienst (FIS), bewijzen een taalvaardigheidniveau 4, 5 of 6 voor het gebruik in radiotelefonische communicatie van de Engelse taal. § 2. Bestuurders van vleugelvliegtuigen, helikopters, powered-lift luchtvaartuigen en luchtschepen, die niet vliegen in verkeersleidingsgebied en die geen gebruik maken van de vlucht informatie dienst (FIS) bewijzen een taalvaardigheidniveau 4, 5 of 6 voor het gebruik in radiotelefonische communicatie van de Engelse taal of van een landstaal gebruikt door het betrokken luchtvaartterrein in radiotelefonische communicatie. § 3. De luchtverkeerleiders bewijzen een taalvaardigheidniveau 4, 5 of 6 voor het gebruik van de Engelse taal in radiotelefonische communicatie. § 4. De operatoren van een luchtvaartstation bewijzen een taalvaardigheidniveau 4, 5 of 6 voor het gebruik van de Engelse taal of van een landstaal gebruikt door het betrokken luchtvaartterrein in radiotelefonische communicatie.

Art. 3.§ 1. Voor de personen bedoeld in artikel 2, §§ 1 en 2, zijn de vereisten om een taalvaardigheidniveau 4, 5 of 6 in één van de talen bedoeld in artikel 2, §§ 1 en 2 te bereiken vastgesteld in FCL.055, (b), van de Verordening (EU) nr. 1178/2011. § 2. Voor de personen bedoeld in artikel 2, § 3, zijn bij dit besluit de vereisten om een taalvaardigheidniveau 4, 5 of 6 in de Engelse taal te bereiken vastgesteld in bijlage III van Verordening (EU) nr. 805/2011. § 3. Voor de personen bedoeld in artikel 2, § 4, zijn de vereisten om een taalvaardigheidniveau 4, 5 of 6 in de Engelse taal te bereiken vastgesteld in bijlage bij dit besluit.

Art. 4.§ 1. De personen bedoeld in artikel 2, §§ 1, 2 en 4, bewijzen het taalvaardigheidniveau vereist in artikel 2 door het slagen voor een examen dat afgenomen wordt door een instelling hiervoor erkend door : 1° de Minister of de Directeur-generaal;of, 2° een andere Lidstaat van de Europese Unie;of, 3° de bevoegde overheid van IJsland, Liechtenstein, Noorwegen of Zwitserland. De Minister of de Directeur-generaal bepaalt de voorwaarden waaraan de instellingen bedoeld in het eerste lid, 1° moeten voldoen. § 2. De personen bedoeld in artikel 2, § 3 bewijzen het taalvaardigheidniveau vereist in artikel 2 door het slagen voor een examen dat voldoet aan de vereisten bepaald door de Minister of de Directeur-generaal.

Art. 5.Op aanvraag van een persoon bedoeld in artikel 2 die een bewijs van slagen voor het examen bedoeld in artikel 4 voorlegt, wordt op zijn bewijs van bevoegdheid de taalvaardigheidsaantekening die overeenkomt met de taal waarin het examen is afgelegd opgenomen, met de einddatum van de geldigheid van die aantekening.

Art. 6.§ 1er. Voor de personen bedoeld in artikel 2, §§ 1 en 2, is de taalvaardigheidsaantekening geldig voor de duur bedoeld in FCL.055, (c), van de Verordening (EU) nr. 1178/2011. § 2. Voor de personen bedoeld in artikel 2, § 3, is de taalvaardigheidsaantekening geldig voor de duur bedoeld in artikel 13, § 6, van de Verordening (EU) nr. 805/2011. § 3. Voor de personen bedoeld in artikel 2, § 4, is de taalvaardigheidsaantekening geldig : 1° 3 jaar vanaf de datum van het geslaagde examen, als zij een taalvaardigheid niveau 4 hebben aangetoond;2° 6 jaar vanaf de datum van het geslaagde examen, als zij een taalvaardigheid niveau 5 hebben aangetoond;3° een onbepaalde duur vanaf de datum van het geslaagde examen, als zij een taalvaardigheid niveau 6 hebben aangetoond.

Art. 7.Indien de personen bedoeld in de artikel 2, §§ 1, 2 of 4 die houder zijn van een taalvaardigheidsaantekening slagen voor het in artikel 4 bedoelde examen en hierbij een taalvaardigheidniveau 4 aantonen, wordt na de vervaldatum de toepasselijke taalvaardigheidsaantekening hernieuwd voor de in artikel 6 bedoelde duur.

Indien de personen bedoeld in de artikel 2, §§ 1, 2 of 4 die houder van zijn een taalvaardigheidsaantekening slagen voor het in artikel 4 bedoelde examen en hierbij een taalvaardigheidniveau 5 aantoont, wordt na de vervaldatum de toepasselijke taalvaardigheidsaantekening hernieuwd voor de in artikel 6 bedoelde duur.

Indien de personen bedoeld in de artikel 2, §§ 1, 2 of 4 die houder zijn van een taalvaardigheidsaantekening slaagt voor het in artikel 4 bedoelde examen en hierbij een taalvaardigheidniveau 6 aantoont, wordt na de vervaldatum de toepasselijke taalvaardigheidsaantekening hernieuwd voor de in artikel 6 bedoelde duur.

Art. 8.Het koninklijk besluit van 30 juni 2008Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/06/2008 pub. 22/09/2008 numac 2008014267 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit tot regeling van de kennis van de Engelse taal in de burgerluchtvaart sluiten tot regeling van de kennis van de Engelse taal in de burgerluchtvaart wordt opgeheven.

Art. 9.Onze minister bevoegd voor de luchtvaart is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 19 maart 2014.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET De Staatssecretaris voor Mobiliteit, M. WATHELET

Bijlage bij het koninklijk besluit van 19 maart 2014 tot regeling van de taalkennis in de burgerluchtvaart Taalkennisniveaus 6 (uitstekend), 5 (zeer goed) en 4 (operationeel) voor de Engelse taal

NIVEAU

UITSPRAAK veronderstelt taalvarianten en/of accenten die verstaanbaar zijn voor de luchtvaartgemeenschap.

STRUCTUUR De relevante grammaticale structuren en zinspatronen worden bepaald door op de taken afgestemde taalfuncties.

WOORDENSCHAT

VLOTHEID

BEGRIP

INTERACTIES

Uitstekend 6

Uitspraak, klemtoon, ritme en intonatie worden misschien beïnvloed door de eerste taal of regionale taalvariant van de spreker, maar brengen nooit de verstaanbaarheid in het gedrang.

Constante goede beheersing van zowel eenvoudige als complexe grammaticale structuren en zinspatronen.

De spreker beschikt over een voldoende grote en accurate woordenschat om doeltreffend te communiceren over een breed gamma van bekende en onbekende thema's.

De woordenschat is idiomatisch, genuanceerd en registergevoelig.

De spreker is in staat om op een vlotte en natuurlijke wijze een uitgebreid gesprek te voeren en om stilistische effecten te creëren (bijvoorbeeld om iets te benadrukken) door middel van variaties in zijn taalgebruik.

De spreker maakt spontaan gebruik van passende partikels en connectoren.

De spreker geeft blijk van een constant goed begrip in bijna alle contexten, inclusief begrip van taalkundige en culturele subtiliteiten.

De spreker interageert gemakkelijk in bijna alle situaties.

Hij is gevoelig voor verbale en niet-verbale signalen en weet gepast op deze signalen te reageren.

Zeer goed 5

Uitspraak, klemtoon, ritme en intonatie worden weliswaar beïnvloed door de eerste taal of regionale taalvariant van de spreker, maar brengen zelden de verstaanbaarheid in het gedrang.

Constante goede beheersing van eenvoudige grammaticale structuren en zinspatronen.

De spreker waagt zich ook aan complexe structuren, maar maakt hierbij nog fouten die soms de betekenis in het gedrang brengen.

De spreker beschikt over een voldoende grote en accurate woordenschat om doeltreffend te communiceren over gewone, concrete en werkgerelateerde thema's.

De spreker maakt consistent en succesvol gebruik van parafrases.

Zijn woordenschat is soms idiomatisch.

De spreker is in staat om betrekkelijk vlot een uitgebreid gesprek te voeren over bekende thema's.

Hij is nog niet in staat stilistische effecten te creëren door variaties in zijn taalgebruik.

Hij maakt wel al gebruik van passende partikels of connectoren.

De spreker geeft blijk van een goed begrip van gewone, concrete en werkgerelateerde thema's en een veelal goed begrip wanneer hij geconfronteerd wordt met een taalkundige complicatie of een onverwachte omstandigheid.

Hij is in staat een breed gamma aan spraakvariëteiten (dialecten en/of accenten) of taalregisters te begrijpen.

De spreker reageert onmiddellijk, gepast en informatief.

Hij weet de spreker/luisteraar-verhouding doeltreffend te beheren.

Operationeel 4

Uitspraak, klemtoon, ritme en intonatie worden beïnvloed door de eerste taal of regionale taalvariant van de spreker, maar brengen zelden de verstaanbaarheid in het gedrang.

De spreker maakt creatief gebruik van eenvoudige grammaticale structuren en zinspatronen.

Hij beheerst deze over het algemeen goed.

Hij maakt nog fouten, met name in ongewone of onverwachte omstandigheden, maar de betekenis heeft zelden te lijden onder deze fouten.

De spreker beschikt in de meeste gevallen over een voldoende grote en accurate woordenschat om doeltreffend te communiceren over gewone, concrete en werkgerelateerde thema's.

Wanneer de spreker in onbekende of onverwachte omstandigheden niet over de nodige woordenschat beschikt, maakt hij vaak succesvol gebruik van parafrases.

De spreker produceert taaluitingen in een passend tempo.

De overgangen van ingestudeerde of formulaire taaluitingen naar spontane interactie verloopt soms minder vlot, maar dit belemmert de effectieve communicatie niet.

De spreker maakt reed in beperkte mate gebruik van partikels of connectoren.

Eventuele stopwoorden leiden de aandacht niet af.

De spreker geeft in de meeste gevallen blijk van een goed begrip van gewone, concrete en werkgerelateerde thema's, wanneer het gebruikte accent of de gebruikte taalvariëteit voldoende begrijpelijk is voor een internationale gemeenschap van taalgebruikers.

Wanneer de spreker wordt geconfronteerd met een taalkundige complicatie of een onverwachte omstandigheid, duurt het soms langer alvorens hij de taaluiting begrijpt of heeft hij verduidelijkingsstrategieën nodig.

De spreker reageert veelal onmiddellijk, gepast en informatief.

Hij kan gesprekken aanknopen en deze op gang houden, zelfs als hij met onverwachte omstandigheden wordt geconfronteerd.

Hij gaat op passende wijze om met duidelijke misverstanden door te verifiëren, te bevestigen duidelijken. »


Gezien om gevoegd te worden bij ons besluit van 00 april 2014 tot regeling van de taalkennis in de Burgerluchtvaart.

Gegeven te Brussel, 19 maart 2014.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET De Staatssecretaris voor Mobiliteit, M. WATHELET

^